Jurisprudentie
AT9187
Datum uitspraak2005-07-04
Datum gepubliceerd2005-07-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/754142-03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-07-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/754142-03
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank ’s-Gravenhage, zittinghoudend in de nevenzittingsplaats Middelburg, heeft op 4 juli 2005 uitspraak gedaan in de zaken tegen zes verdachten die allen hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die vreemdelingen oplicht.
Uitspraak
RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 09/754142-03
Datum uitspraak: 4 juli 2005
Tegenspraak
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 26 januari 2004
Datum voorlopige hechtenis: 29 januari 2004
Datum schorsing voorlopige hechtenis: 9 april 2004
------------------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank ’s-Gravenhage, zitting houdend in de nevenzittingsplaats Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
wonende [adres],
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. M.R. Mantz, advocaat te ‘s-Gravenhage.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14, 15, 17 en 20 juni 2005.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J.M. Nieuwenhuis en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2a, 2b, 3a, 3b, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie gevorderd:
1. de benadeelde partij [naam benadeelde partij] toewijzing tot een bedrag van € 1.650,--;
2. de benadeelde partij [naam benadeelde partij] toewijzing tot een bedrag van € 2.300,--, voor het overige deel niet-ontvankelijk;
3. de benadeelde partij [naam benadeelde partij] toewijzing tot een bedrag van € 1.650,-- en
4. de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet-ontvankelijk (feit niet tenlastegelegd).
De officier van justitie heeft ter terechtzitting kenbaar gemaakt dat het openbaar ministerie voornemens is een vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, tegen de verdachte aanhangig te maken.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
De tekst van de (gewijzigde) tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
[zaakdossier 1]
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1
oktober 2001 tot en met 25 januari 2004 te 's-Gravenhage en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
als oprichter is opgetreden en/of leiding heeft gegeven aan, althans heeft
deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
misdrijven, welke organisatie betreft een groep personen bestaande (onder
meer) uit (haar) verdachte en/of [verdachte G] en/of [verdachte K en/of [verdachte BD] en/of [verdachte MD] en/of [verdachte V] en/of een of meer andere
perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
namelijk:
- het met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of valse hoedanigheid
en/of door een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel
van verdichtsels, een of meer perso(o)n(en), (telkens) bewegen tot afgifte
van een hoeveelheid geld, althans enig goed, en/of het aangaan van een
schuld en/of het teniet doen van een inschuld en/of
- het valselijk opmaken en/of vervalsen van een (of meer) geschrift(en) (te
weten een of meer aanvra(a)g(en) voor een verblijfsvergunning), (elk) zijnde
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, zulks
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken en/of door
anderen te doen gebruiken en/of
- het opzettelijk gebruik maken van (een) vals(e) of vervalst(e) geschrifte(n)
(te weten een of meer aanvra(a)g(en) voor een verblijfsvergunning), (elk)
zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen,
als ware dat geschrift echt en onvervalst door voornoemd(e) geschrift(en)
bij de vreemdelingendienst in te dienen, althans aan de vreemdelingendienst
te doen toekomen en/of
- het (een) ander(en) uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verblijven in
Nederland en/of tot het verblijven van die ander(en) in Nederland en/of
(daartoe) aan die ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
verschaffen, wetende, althans ernstige redenen te vermoeden hebbende dat dat
verblijf wederrechtelijk is, bestaande het die ander(en) behulpzaam zijn
bij, althans het aan die ander(en) verschaffen van gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen, -onder meer- hieruit dat tegen betaling van een
geldbedrag aan en/of het verrichten van diensten voor verdachte(n) door die
ander(en), een partner met een Nederlandse, althans EU-nationaliteit wordt
gezocht met wie die ander(en) (telkens) een schijnhuwelijk kan/kunnen
aangaan en/of een of meer (schijn)erkenning(en) van een of meer kind(eren)
wordt/worden geregeld en/of een of meer valse en/of vervalste aanvra(a)g(en)
voor een vergunning tot verblijf in Nederland wordt/worden gedaan, teneinde
op grond daarvan voor die ander(en) een verblijfsstatus in Nederland te
verkrijgen en/of voor dat/die kind(eren) een Nederlands paspoort te
verkrijgen;
(art 140 lid 3/1 Wetboek van Strafrecht)
2.
[zaakdossier 2: adressen]
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober
2001 tot en met 25 januari 2004 te 's -Gravenhage en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
één of meer formulier(en) (aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergun-
ning regulier voor bepaalde tijd (model M35A)), -elk zijnde een geschrift dat
bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt
of vervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) toen en daar (telkens)
valselijk/in strijd met de waarheid
op de formulier(en) ingevuld dat de persoon/aanvrager (met een daadwerkelijk
verblijfadres/woonadres buiten de regio Haaglanden) een
verblijfadres/woonadres in de regio Haaglanden heeft ([5 adressen]),
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
en/of
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2001
tot en met 25 januari 2004 te 's -Gravenhage en/of elders in Nederland tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
formulier(en) (aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier
voor bepaalde tijd (model M35A)),-elk zijnde een geschrift dat bestemd was om
tot bewijs van enig feit te dienen- als ware dat die/dat geschrift(en)
(telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij en/of haar mededader(s) dit/deze
formuliere(en) heeft/hebben ingediend bij de Vreemdelingendienst Haaglanden
teneinde (bij de Vreemdelingendienst Haaglanden) (een) procedure(s) te starten
voor het verkrijgen van een vergunning tot verblijf in Nederland
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die/dat formulier(en)
(een) onjuist(e) (verblijf/woon)adres(sen) was/waren ingevuld van de aanvrager
van die vergunning tot verblijf;
(art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
3.
[zaakdossier 2: gronden]
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober
2001 tot en met 25 januari 2004 te 's -Gravenhage en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
één of meer schriftelijke stuk(ken) in het kader van een aanvraag voor een
vergunning tot verblijf in Nederland, (onder andere):
- één of meer aanvra(a)g(en) tot het verlenen van een verblijfsvergunning
regulier voor bepaalde tijd (model M35A);
- één of meer formulier(en) "Herstel met betrekking tot het MVV
vereiste"(model M-50) en/of
- één of meer (aanvullend(e)) bezwaarschrift(en) en/of
- één of meer (aanvullend(e)) beroepsschrift(en) en/of
- één of meer schriftelijk(e) stuk(ken) met betrekking tot (een) voorlopige
voorziening(en)
-elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen- valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) toen en daar (telkens)
valselijk/in strijd met de waarheid op die/dat schriftelijke stuk(ken) (een)
standaardgrond(en) en/of (een) andere grond(en) dan de werkelijke grond(en)
(reden(en) voor verblijf in Nederland van de aanvrager(s)) ingevuld,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
en/of
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2001
tot en met 25 januari 2004 te 's -Gravenhage en/of elders in Nederland tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
schriftelijke stuk(ken) in het kader van een aanvraag voor een vergunning tot
verblijf in Nederland, (onder andere):
- één of meer aanvra(a)g(en) tot het verlenen van een verblijfsvergunning
regulier voor bepaalde tijd (model M35A);
- één of meer formulier(en) "Herstel met betrekking tot het MVV
vereiste"(model M-50) en/of
- één of meer (aanvullend(e)) bezwaarschrift(en) en/of
- één of meer (aanvullend(e)) beroepsschrift(en) en/of
- één of meer schriftelijk(e) stuk(ken) met betrekking tot (een) voorlopige
voorziening(en)
-elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen- als ware dat die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij en/of haar mededader(s) dat/die
schriftelijke stuk(ken) heeft ingediend bij de vreemdelingendienst Haaglanden
en/of een rechtbank
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die/dat schriftelijke
stuk(ken) (een)
standaardgrond(en) en/of (een) andere grond(en) dan de werkelijke grond(en)
(reden(en) voor verblijf in Nederland van de aanvrager(s)) was ingevuld;
(art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
4.
[zaakdossier 3]
zij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
1 oktober 2001 tot en met 25 januari 2004 te 's-Gravenhage en/of elders in
Nederland. tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse
hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgr(e)p(en) en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, één of meer perso(o)n(en) (mensen die een
vergunning tot verblijf in Nederland wilden aanvragen) heeft bewogen tot de
afgifte van één of meer hoeveelhe(i)d(en) geld, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk
-zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid
- vorenbedoelde perso(o)n(en) (waaronder [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer]
en/of [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer]) toegezegd/beloofd dat
hij/zij in het bezit van een definitieve vergunning tot verblijf in
Nederland zou(den) worden gesteld en/of
- vorenbedoelde perso(o)n(en) (waaronder [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer]
en/of [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer]) toegezegd/beloofd dat hij/zij in het bezit van een sofi-nummer zou(den) worden gesteld (zodat hij/zij (legaal) kon(den) gaan werken en/of
- tegen vorenbedoelde perso(o)n(en) (waaronder [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer]. en/of [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer]) gezegd dat het alleen mogelijk was om
een sticker te krijgen (in het kader van de aanvraag van een verblijfsver-
gunning) door middel van haar, verdachte en/of haar mededader(s) en/of dat
het niet mogelijk/toegestaan was om zelfstandig/alleen naar de vreemdelingen-
politie te gaan en/of
- tegen vorenboedoeld(e) perso(o)n(en) (waaronder [naam slachtoffer]) gezegd, althans
de indruk gewekt dat voor (verlengings)stickers leges betaald moesten worden
en/of
- tegen vorenbedoeld(e) perso(o)n(en) (waaronder [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer])
gezegd, althans de indruk gewekt dat zij, verdachte, en/of andere
medewerker(s) van de Stichting [naam stichting] (waaronder [verdachte G] en/of [verdachte K] en/of [verdachte BD] en/of [verdachte V]) advocaat is/zijn en/of,
- in advertenties en/of op visitekaartjes en/of op gevelopschriften en/of in
(telefoon)gesprekken aangegeven dat de Stichting [naam stichting] een advocatenkantoor/
advocatencollectief is waar meerdere advocaten werkzaam zijn en/of
- vorenbedoelde perso(o)n(en) niet (volledig) ingelicht over de betekenis van de sticker die door de vreemdelingenpolitie werd verstrekt en/of
- vorenbedoeld(e) perso(o)n(en) niet (volledig) ingelicht over het MVV
vereiste,
waardoor deze perso(o)n(en) telkens werd/werden bewogen tot bovenomschreven
afgifte;
5.
[zaakdossier 2]
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1
oktober 2001 tot en met 25 januari 2004 te 's-Gravenhage en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet uit beroep en/of gewoonte, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) uit winstbejag behulpzaam is geweest
bij het verblijven in Nederland en/of daartoe (telkens) uit winstbejag
gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, terwijl zij,
verdachte, en/of een of meer van haar mededader(s), (telkens) wist(en),
althans ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf
wederrechtelijk was, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar
mededader(s) -zakelijk weergegeven- toen en daar voor een of meerdere
perso(o)n(en), (klanten van de stichting [naam stichting] (waaronder [namen van 7 slachtoffers])),
van wie zij wist(en), althans ernstige redenen had(den) te
vermoeden dat deze illegaal in Nederland verbleef/verbleven -tegen betaling
van een of meer geldbedrag(en) en/of het verrichten van een of meer diensten
aan haar of haar mededader(s),
(telkens) een of meerdere valse en/of vervalste aanvra(a)g(en) voor een
vergunning tot verblijf in Nederland gedaan (door valse adressen van die
perso(o)n(en) op het/de aanvraagformulier(en) op te nemen en/of valse gronden
aan te voeren op dat/die formulier(en));
6.
[zaakdossier 4]
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1
januari 2002 tot en met 25 januari 2004 te 's-Gravenhage en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet uit beroep en/of gewoonte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het verblijven in Nederland en/of
daartoe (telkens) uit winstbejag gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, terwijl zij, verdachte, en/of een of meer van
haar mededader(s), (telkens) wist(en), althans ernstige redenen had(den) te
vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft/hebben en/of
is/zijn zij, verdachte, en/of haar mededader(s) -zakelijk weergegeven- toen en
daar:
- voor [naam slachtoffer], van wie zij wist(en), althans ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat deze illegaal in Nederland verbleef/verbleven-
tegen betaling van een geldbedrag en/of het verrichten van een of meer
diensten aan haar en/of haar mededader(s)- een partner met een Spaanse,
althans een EU-nationaliteit gezocht en/of geregeld met wie die [naam slachtoffer] een schijnhuwelijk kon aangaan en/of is aangegaan (d.d.
16 mei 2003), en/of
- voor [naam slachtoffer], van wie zij wist(en), althans ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat deze illegaal in Nederland verbleef -tegen
betaling van een geldbedrag en/of het verrichten van een of meer diensten
aan haar en/of haar mededader(s)- een partner met een Spaanse, althans een
EU-nationaliteit gezocht en/of geregeld met wie die [naam slachtoffer]
een geregistreerd partnerschap en/of een schijnhuwelijk kon aangaan, en/of
- genoemde perso(o)n(en) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij de voor het
geregistreerd partnerschap en/of huwelijk benodigde formaliteiten en/of het
verkrijgen en/of invullen van de daarvoor benodigde papieren (terwijl zij
(telkens) wist(en) dat het hier een zogenoemd schijn geregistreerd partner-
schap en/of schijnhuwelijk betrof) en/of
- aan een of meer (andere) perso(o)n(en) (waaronder o.a. [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer]), van wie zij (telkens) wist(en), althans ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat deze illegaal in Nederland verbleef/verbleven-
tegen betaling van een geldbedrag en/of het verrichten van een of meer
diensten aan haar en/of haar mededader(s)- inlichtingen gegeven over het
aangaan van een (schijn) geregistreerd partnerschap en/of een
(schijn)huwelijk, en/of
- voor [naam slachtoffer](/[naam]) een erkenning als kind (van
[naam slachtoffer]) geregeld,
teneinde (telkens) op grond daarvan een verblijfsstatus in Nederland en/of een
Nederlands paspoort te verkrijgen;
(art 197a lid 1/lid 3 Wetboek van Strafrecht)
7.
[zaakdossier 5]
zij op of omstreeks 26 januari 2004 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging
met (een) ander(en), althans alleen, een of meer wapen(s) van categorie III,
te weten een pistool (opschrift Astra, kaliber 6.35 mm), en/of (bijbehorende)
munitie (drie patronen), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
8.
[zaakdossier 6]
zij op of omstreeks 20 oktober 2003 te Den Haag [naam medewerker stichting] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- die Kirchner meegenomen naar de tuin van het pand [adres stichting] en/of met een honkbal op de grond getikt naast die [naam medewerker]
en/of tegen die [naam medewerker] geschreeuwd dat zij hem elkaar zou gaan slaan en/of
- tegen die [naam medewerker] gezegd dat er een prijs op zijn hoofd staat en/of
- tegen die [naam medewerker] laten zeggen (door [naam])) dat
die [naam] hem, [naam medewerker], dood moest schieten;
9.
[zaakdossier 7]
zij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2001 tot en met 26 januari 2004,
althans op 26 januari 2004, te Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in het bezit was van één
of meer vals(e) of vervalst(e) reisdocument(en), te weten
(op het adres [adres stichting]):
- een Portugees paspoort (op naam van [naam] en/of
- een Mexicaans paspoort (op naam van [naam]) en/of
- een Colombiaans paspoort (op naam van [naam])
(op het adres [adres]):
- een Portugees paspoort (op naam van [naam])
waarvan zij en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) en/of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was;
10.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 juni 2002
tot en met 26 januari 2004 te 's -Gravenhage en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een
arbeidsovereenkomst en/of salarisspecificatie, -elk zijnde een geschrift dat
bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt
of vervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) toen en daar (telkens)
valselijk/in strijd met de waarheid op die arbeidsovereenkomst en/of
salarisspecificatie ingevuld, althans aangegeven dat zij, verdachte in dienst
was van het uitzend- en/of detacheringsbureau Ieder en/of loon ontving van het
uitzend- en/of detacheringsbureau Ieder, zulks (telkens) met het oogmerk om
die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
11.
[zaakdossier 9]
de stichting [naam stichting] in of omstreeks de periode van 5
augustus 2002 tot en met 26 januari 2004 (telkens) te Den Haag en/of (elders)
in Nederland
als werkgever in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (telkens)
opzettelijk niet heeft voldaan aan haar verplichting om (telkens) met in
achtneming van de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
daaromtrent gestelde regels (Loonadministratiebesluit van 28 december 1987)
opgave te doen van (al) het door de werknemers van die Stichting genoten loon
aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
immers heeft verdachte/de stichting over het jaar/de jaren 2002 en/of 2003
het loon van de volgende werknemers van die stichting, te weten:
- [verdachte F] en/of
- [verdachte G] en/of
- [verdachte K] en/of
- [verdachte V] en/of
- [verdachte BD] en/of
- [medewerker stichting] en/of
- [medewerker stichting] en/of
- [medewerker stichting] en/of
- [medewerker stichting] en/of
- [medewerker stichting] en/of
- [medewerker stichting] en/of
één of meer andere (onbekend gebleven) werknemers (telkens) opzettelijk
onjuist en/of onvolledig, immers te laag opgegeven en/of doen opgeven en/of
(telkens) opzettelijk in het geheel niet opgegeven en/of doen opgeven,
tot het plegen van welk(e) feit(en), zij verdachte, (telkens) opdracht heeft
gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) zij, verdachte (telkens)
feitelijk leiding heeft gegeven;
12.
[zaakdossier 9]
de stichting [naam stichting] op één of meerdere tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 5 augustus 2002 tot en met 26 januari 2004
(telkens) te Den Haag en/of (elders) in Nederland, (telkens) in strijd met de
Wet arbeid vreemdelingen, (telkens) als werkgeefster (telkens) vreemde-
ling(en), als bedoeld in artikel 1 onder c van de Wet arbeid vreemdelingen, te
weten [namen slachtoffers], althans in ieder geval een of meer vreemdeling(en), arbeid
heeft laten verrichten, zonder tewerkstellingsvergunning,
tot het plegen van welk(e) feit(en), zij verdachte, (telkens) opdracht heeft
gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) zij, verdachte (telkens)
feitelijk leiding heeft gegeven;
art. 1 onder 3 Wet op de economische delicten i.v.m. art. 2 lid 1 van
de Wet arbeid vreemdelingen
13a
[zaakdossier 10]
zij op één of meer tijdsip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2002
tot en met 26 januari 2004 (telkens) te Den Haag en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de
omzetbelasting te weten:
a) op of omstreeks 21 november 2002 over de periode 1 januari 2002 t/m 30
juni 2002 en/of
b) op of omstreeks 18 oktober 2002 over het derde kwartaal 2002 en/of
c) op of omstreeks 30 januari 2003 over het vierde kwartaal 2002 en/of
d) op of omstreeks 1 mei 2003 over het eerste kwartaal 2003 en/of
e) op of omstreeks 30 juli 2003 over het tweede kwartaal 2003 en/of
f) op of omstreeks 30 oktober 2003 over het derde kwartaal 2003,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft/hebben verdachte en/of haar
mededader(s) (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of
de Belastingdienst te 's-Gravehage ingeleverde aangiftebiljet(ten)
omzetbelasting over genoemd(e) periode(s) (telkens) een te laag belastbaar
bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan (te betalen) belasting
opgegeven,
door op genoemde aangiftebiljet(ten) bij de post (1a) "leveringen/diensten
belast met 19% een onjuist want te laag bedrag op te nemen en/of bij de post
(5b) "voorbelasting" een
onjuist want te hoog bedrag op te nemen, en/of (vervolgens) bij de post
"totaal te betalen" een onjuist, want te laag bedrag op te nemen,
terwijl dat feit (telkens) er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
en/of
13b.
de stichting [naam stichting] op één of meer tijdsip(pen) in of
omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 26 januari 2004 (telkens)
te Den Haag en/of elders in Nederland,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als
bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n)
voor de omzetbelasting te weten:
a) op of omstreeks 21 november 2002 over de periode 1 januari 2002 t/m 30
juni 2002 en/of
b) op of omstreeks 18 oktober 2002 over het derde kwartaal 2002 en/of
c) op of omstreeks 30 januari 2003 over het vierde kwartaal 2002 en/of
d) op of omstreeks 1 mei 2003 over het eerste kwartaal 2003 en/of
e) op of omstreeks 30 juli 2003 over het tweede kwartaal 2003 en/of
f) op of omstreeks 30 oktober 2003 over het derde kwartaal 2003,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft de [naam stichting] (telkens)
opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te
's-Gravehage ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over genoemd(e)
periode(s) (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te
laag bedrag aan (te betalen) belasting opgegeven,
door op genoemde aangiftebiljet(ten) bij de post (1a) "leveringen/diensten
belast met 19% een onjuist want te laag bedrag op te nemen en/of bij de post
(5b) "voorbelasting" een onjuist want te hoog bedrag op te nemen, en/of bij de
post "totaal te betalen" een onjuist, want te laag bedrag op te nemen,
terwijl dat feit (telkens) er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) feit(en), zij verdachte, (telkens) opdracht heeft
gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) zij, verdachte (telkens)
feitelijk leiding heeft gegeven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
14.
[ter berechting gevoegd parketnummer 09/004052-04]
zij in of omstreeks de periode van 1 februari 2003 tot en met 8 april 2003 te
Rotterdam en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, een wapen van categorie
III (onder 1), te weten een pistool (merk Reck, kaliber 7.65), althans een
vuurwapen, en/of munitie van categorie III, te weten achttien, althans één of
meer, patr(o)n(en) (kaliber 7.65), heeft overgedragen aan [verdachte BD],
althans aan een persoon;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 1 februari 2003 tot en met 8 april 2003,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, te 's-Gravenhage,
althans in Nederland, een of meer wapen(s) van categorie III (onder 1), te
weten een pistool (merk Reck, kaliber 7.65), althans een vuurwapen, en/of
munitie van categorie III, te weten achttien, althans één of meer,
patro(o)n(en)(kaliber 7.65), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Bevoegdheid rechtbank
De rechtbank acht zich bevoegd het economische delict te berechten nu dit in samenhang met andere strafbare feiten, niet zijnde economische delicten, is tenlastegelegd.
Niet-ontvankelijkheid officier van justitie en verzoek tot horen Deken
De raadsman heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in haar vervolging. De raadsman heeft aangevoerd dat de officier van justitie als het ware een staatsgreep heeft gepleegd jegens de Deken van de Orde van Advocaten en de tuchtrechter door vervolging in te stellen tegen [verdachte MD], terwijl de Deken met een onderzoek bezig was en de Balie op eigen wijze haar tuchtrechtelijke maatregelen kan nemen.
De rechtbank verwerpt het verweer. Er is geen rechtsregel die voorschrijft dat het Openbaar Ministerie eventuele tuchtrechtelijke procedures moet afwachten. De stelling dat het oordeel van de Deken in de weg staat aan de strafrechtelijke vervolging is onjuist. Beide procedures staan los van elkaar.
De raadsman heeft tevens verzocht de Deken van de Orde van Advocaten te horen. De rechtbank begrijpt dat de hiervoor besproken stelling van de raadsman dat de officier van justitie een staatsgreep zou hebben ondernomen jegens de Deken hieraan ten grondslag ligt. De noodzaak tot het horen van deze getuige is echter, mede in het licht van hetgeen hierover reeds is overwogen ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie, niet gebleken. De rechtbank wijst het verzoek dan ook af.
Niet-ontvankelijkheid officier van justitie
De raadsman heeft een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in haar vervolging voor het onder feit 13 tenlastegelegde. De raadsman heeft aangevoerd dat [verdachte F] met de belastingdienst in bespreking was en is om alsnog een aanvullende corrigerende aangifte voor de omzetbelasting te doen. De officier van justitie heeft dit overleg doorkruist met de vervolging voor dit feit, waardoor [verdachte F] de kans is ontnomen op reguliere wijze de te weinig afgedragen belasting te betalen.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Uit niets is gebleken dat [verdachte F] met de Belastingdienst in onderhandeling was of is. Derhalve is niet vol te houden dat de officier van justitie met vervolging voor dit feit een overleg van [verdachte F] met de belastingdienst heeft doorkruist. De tenlastegelegde periode betreft feiten uit de jaren 2001 tot en met 2003, zodat ook niet kan worden gezegd dat de officier voortijdig tot vervolging is overgegaan.
Verzoek horen getuige Direkteur van de Raad voor Rechtsbijstand
De raadsman heeft verzocht de Direkteur van de Raad voor Rechtsbijstand te horen over het toekennen van toevoegingen aan advocaten voor het indienen van een bezwaarschrift in kansloze zaken van vreemdelingen zonder machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
De rechtbank wijst dit verzoek af omdat zij dit niet noodzakelijk acht voor de beoordeling van de feiten.
Uit de verklaring van de stafjurist Munier van de Raad van de Rechtsbijstand (dossier G.20) blijkt immers al dat een toevoeging mogelijk is in zogenaamde “vovo”-zaken van vreemdelingen bij de vreemdelingenkamers van de rechtbanken.
Betrouwbaarheid van de getuige/uitsluiting van bewijs
De raadslieden van alle verdachten in deze zaak hebben aangevoerd dat de verklaringen van de getuige [medewerker stichting] niet betrouwbaar zijn en niet voor het bewijs mogen worden gebruikt. [medewerker stichting] heeft als enige gedetailleerd verklaard dat alle medewerkers wisten dat de klanten werden opgelicht. [Medewerker stichting] heeft ook verklaard dat hij gedurende vijf maanden daaraan heeft meegewerkt. De verdediging kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [medewerker stichting] in ruil voor zijn verklaringen door de officier van justitie niet is vervolgd.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De verklaring van [medewerker stichting] is zeer uitvoerig en gedetailleerd en wordt op belangrijke punten ondersteund door overige bevindingen en verklaringen in het dossier over de werkwijze op het kantoor, de betalingen, de intakegesprekken, de rode en blauwe mappen, de onderlinge verhoudingen en de rolverdeling. Bovendien heeft hij ook zichzelf belast. Tegenstrijdigheden doen zich uitsluitend voor op enkele ondergeschikte punten, zoals de hoogte van zijn eigen verdiensten. De officier van justitie heeft meegedeeld dat er geen afspraken met [medewerker stichting] zijn gemaakt over zijn verklaringen en er is in het geheel niets gebleken op basis waarvan de rechtbank aan deze mededeling van de officier van justitie zou moeten twijfelen.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3a, 3b, 5, 6 en 13a is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 3 overweegt de rechtbank het volgende.
Voor het invullen van de gronden (waaronder voor wat betreft de aanvragen de rechtbank tevens begrijpt: doel verblijf in Nederland) in de verschillende formulieren ten behoeve van de vergunningaanvragen en de bezwaar- en beroepschriften werd gebruik gemaakt van gestandaardiseerde tekstblokken. Voor de keuze van het tekstblok was uitsluitend bepalend het land van herkomst van de vreemdeling; naar individuele omstandigheden werd door verdachten niet gevraagd.
De verdediging heeft aangevoerd dat het gebruiken van standaardgronden en het indienen van schrifturen op nader aan te voeren gronden in het bestuursrecht en dus in het vreemdelingenrecht algemeen gebruikelijk is.
Voor zover het gaat om het indienen van bezwaar- en beroepschriften kan de rechtbank deze redenering volgen. Het gaat bij dergelijke stukken immers om het aanvoeren van argumenten en op dat punt hebben deze stukken geen bewijsbestemming. Uiteraard mag van professionele rechtshulpverleners worden verwacht dat zij in deze zorgvuldig te werk gaan, maar ook al zouden er slordigheden en onjuistheden in dergelijke stukken voorkomen, valsheid in geschrift levert dat niet op.
Anders ligt dat met de aanvraagformulieren tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (model M35-a). In dat formulier moet naast de personalia van de vreemdeling onder meer ook worden ingevuld wat het doel is van het verblijf in Nederland. Daarbij moet een keuze worden gemaakt uit de verblijfsdoelen genoemd in artikel 3 lid 4 van het Vreemdelingenbesluit. Dit verblijfsdoel is een juridisch relevant gegeven dat ook in het verdere verloop van de procedure betekenis kan hebben. In een later stadium, zoals bijvoorbeeld bij de toepassing van het zogeheten driejarenbeleid, wordt dan teruggegrepen op het bij de oorspronkelijke aanvraag genoemde verblijfsdoel. Indien getoetst en feitelijk juist bevonden dan leidt dat tot rechtsgevolg. Het invullen van een onjuist verblijfsdoel op een aanvraagformulier moet daarom worden aangemerkt als valsheid in geschrift
De rechtbank heeft echter geen aanvraagformulier in het dossier aangetroffen waarvan kan worden gezegd dat het ingevulde verblijfsdoel apert onjuist is. Weliswaar zijn er diverse aanvraagformulieren aan te wijzen waarop een verblijfsdoel is genoemd waarvan de vreemdeling heeft verklaard dat hij dat zo niet met de betrokken medewerker van het kantoor heeft besproken, maar meer dan slordig of onzorgvuldig is dat niet.
Met betrekking tot feit 5 overweegt de rechtbank het volgende.
Het bestanddeel “wederrechtelijk” in het aan verdachte onder 5 tenlastegelegde feit kan niet worden bewezen
Verdachten hebben voor de vreemdelingen, die aanvankelijk nog illegaal in Nederland waren, een aanvraag voor vergunning tot verblijf in Nederland ingediend. De officier van justitie heeft gesteld dat het om kansloze aanvragen ging aangezien aan het mvv-vereiste niet was voldaan en dat bovendien bij de aanvragen valsheid in geschrift is gepleegd, zodat in de lijn van de rechtbank Zwolle (NJ 2000/46) nooit een rechtmatig verblijf tot stand is gekomen. Zij is dan ook van oordeel dat de vreemdelingen hier wederrechtelijk verbleven en dat verdachten hun daarbij behulpzaam zijn geweest.
De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende. Weliswaar blijkt uit het dossier dat diverse advocaten van mening zijn dat het een integer advocaat niet past om kansloze procedures te voeren, maar die kwestie heeft de rechtbank hier niet te beoordelen. Hier gaat het om een strafrechtelijke toets. Het indienen van een aanvraag tot verblijf -ook als die kansloos is- is op zichzelf niet in strijd met de wet. Van belang is ook artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. Dat bepaalt dat, wanneer een aanvraag is ingediend, de aanvrager rechtmatig verblijf heeft in Nederland en uitzetting van de aanvrager achterwege dient te blijven, zolang nog niet op die aanvraag is beslist. In de Vreemdelingenwetgeving is (onder meer in dit artikel) strikt geregeld wanneer verblijf rechtmatig of gedoogd is en naar het oordeel van de rechtbank dient dit bestuursrechtelijke systeem, met vertakkingen op tal van terreinen, uitgangspunt te zijn voor de uitleg van het strafrechtelijk begrip “wederrechtelijk” in artikel 197a Wetboek van Strafrecht. Een vreemdeling die op grond van de Vreemdelingenwetgeving rechtmatig in Nederland verblijft of die hier gedurende de aanvraagprocedure wordt gedoogd is hier dus niet wederrechtelijk. Dit uitgangspunt geldt in casu te meer, nu het niet de vreemdelingen zelf zijn geweest die valsheid in geschrift hebben gepleegd om aan een verblijfstitel te komen, maar zelf juist zijn opgelicht door verdachten. In dit opzicht is de situatie hier dan ook een andere dan in de aangehaalde uitspraak van de rechtbank Zwolle.
Het aan verdachte onder 6 tenlastegelegde feit kan niet worden bewezen, omdat om dezelfde redenen niet gesteld kan worden dat het verblijf in Nederland van de in de tenlastelegging genoemde personen wederrechtelijk was voordat de handelingen tot het aangaan van een
(schijn-)huwelijk of geregistreerd partnerschap werden verricht.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2a, 2b, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13b en 14 primair tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
1 oktober 2001 tot en met 25 januari 2004 te 's-Gravenhage en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
als oprichter is opgetreden en/of met anderen leiding heeft gegeven aan, althans heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
misdrijven, welke organisatie betreft een groep personen bestaande (onder
meer) uit (haar) verdachte en/of [verdachte G] en /of [verdachte K] en/of [verdachte BD]
en/of [verdachte MD] en/of [verdachte V] en/of een of meer andere
perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
namelijk:
- het met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of valse hoedanigheid
en/of door een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel
van verdichtsels, een of meer perso(o)n(en), (telkens) bewegen tot afgifte
van een hoeveelheid geld, althans enig goed, en/of het aangaan van een
schuld en/of het teniet doen van een inschuld en/of
- het valselijk opmaken en/of vervalsen van een (of meer) geschrift(en) (te
weten een of meer aanvra(a)g(en) voor een verblijfsvergunning), (elk) zijnde
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, zulks
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken en/of door
anderen te doen gebruiken en/of
- het opzettelijk gebruik maken van (een) vals(e) of vervalst(e) geschrifte(n)
(te weten een of meer aanvra(a)g(en) voor een verblijfsvergunning), (elk)
zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen,
als ware dat geschrift echt en onvervalst door voornoemd(e) geschrift(en)
bij de vreemdelingendienst in te dienen, althans aan de vreemdelingendienst
te doen toekomen en/of
- het (een) ander(en) uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verblijven in
Nederland en/of tot het verblijven van die ander(en) in Nederland en/of
(daartoe) aan die ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
verschaffen, wetende, althans ernstige redenen te vermoeden hebbende dat dat
verblijf wederrechtelijk is, bestaande het die ander(en) behulpzaam zijn
bij, althans het aan die ander(en) verschaffen van gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen, -onder meer- hieruit dat tegen betaling van een
geldbedrag aan en/of het verrichten van diensten voor verdachte(n) door die
ander(en), een partner met een Nederlandse, althans EU-nationaliteit wordt
gezocht met wie die ander(en) (telkens) een schijnhuwelijk kan/kunnen
aangaan en/of een of meer (schijn)erkenning(en) van een of meer kind(eren)
wordt/worden geregeld en/of een of meer valse en/of vervalste aanvra(a)g(en)
voor een vergunning tot verblijf in Nederland wordt/worden gedaan, teneinde
op grond daarvan voor die ander(en) een verblijfsstatus in Nederland te
verkrijgen en/of voor dat/die kind(eren) een Nederlands paspoort te
verkrijgen;
2a.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2001 tot en met 25 januari 2004 te 's -Gravenhage en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) één of meer formulier(en) (aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (M-35A)), -elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt of
vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) toen en daar (telkens)
valselijk/in strijd met de waarheid op de formulier(en) ingevuld dat de persoon/aanvrager (met een daadwerkelijk verblijfadres/woonadres buiten de regio Haaglanden) een
verblijfadres/woonadres in de regio Haaglanden heeft ([5 adressen]), zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
2b.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2001 tot en met 25 januari 2004 te 's -Gravenhage en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) formulier(en) (aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier
voor bepaalde tijd (M-35A)), -elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- als waren dat die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij en/of haar mededader(s) dit/deze formulier(en) heeft/hebben ingediend bij de Vreemdelingendienst Haaglanden teneinde (bij de Vreemdelingendienst Haaglanden) (een) procedure(s) te starten voor het verkrijgen van een vergunning tot verblijf in Nederland en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die/dat formulier(en) (een) onjuist(e) (verblijf/woon)adres(sen) was/waren ingevuld van de aanvrager van die vergunning tot verblijf;
4.
zij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2001 tot en met 25 januari 2004 te 's -Gravenhage en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgr(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, één of meer perso(o)n(en) (mensen die een vergunning tot verblijf in Nederland wilden aanvragen) heeft bewogen tot de afgifte van één of meer hoeveelhe(i)d(en) geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- vorenbedoeld(e) perso(o)n(en) (waaronder [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer]
en/of [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer]) toegezegd/beloofd dat
hij/zij in het bezit van een definitieve vergunning tot verblijf in
Nederland zou(den) worden gesteld en/of
- vorenbedoeld(e) perso(o)n(en) (waaronder [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer]
en/of [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer]) toegezegd/beloofd dat hij/zij in
het bezit van een sofi-nummer zou(den) worden gesteld (zodat hij/zij
(legaal) kon(den) gaan werken en/of
- tegen vorenbedoeld(e) perso(o)n(en) (waaronder [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer]
en/of [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer]) gezegd dat het alleen mogelijk was om
een sticker te krijgen (in het kader van de aanvraag van een verblijfsver-
gunning) door middel van haar, verdachte en/of haar mededader(s) en/of dat
het niet mogelijk/toegestaan was om zelfstandig/alleen naar de
vreemdelingenpolitie te gaan en/of
- tegen vorenbedoeld(e) perso(o)n(en) (waaronder [naam slachtoffer]) gezegd, althans
de indruk gewekt dat voor (verlengings)stickers leges betaald moesten worden
en/of
- tegen vorenbedoeld(e) perso(o)n(en) (waaronder [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer])
gezegd, althans de indruk gewekt dat zij, verdachte, en/of andere
medewerker(s) van de Stichting [naam stichting] (waaronder [verdachte G] en/of [verdachte K] en/of [verdachte BD] en/of [verdachte V]) advocaat is/zijn, en/of
- in advertenties en/of op visitekaartjes en/of op een gevelopschriften en/of in
(telefoon)gesprekken aangegeven dat de Stichting [naam stichting] een advocatenkantoor/
advocatencollectief is waar meerdere advocaten werkzaam zijn, en/of
- één of meer van vorenbedoeld(e) perso(o)n(en) niet (volledig) ingelicht over de betekenis
van de sticker die door de vreemdelingenpolitie werd verstrekt en/of
- één of meer van vorenbedoeld(e) perso(o)n(en) niet (volledig) ingelicht over het MVV
vereiste,
waardoor deze perso(o)n(en) telkens werd/werden bewogen tot bovenomschreven
afgifte;
7.
zij op of omstreeks 26 januari 2004 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging
met (een) ander(en), althans alleen, een of meer wapen(s) van categorie III,
te weten een pistool (opschrift Astra, kaliber 6.35 mm), en/of (bijbehorende)
munitie (drie patronen), voorhanden heeft gehad;
8.
zij op of omstreeks 20 oktober 2003 te Den Haag [medewerker stichting] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- die [medewerker stichting] meegenomen naar de tuin van het pand [adres stichting] en/of met een honkbal op de grond getikt naast die [medewerker stichting]
en/of tegen die [medewerker stichting] geschreeuwd dat zij hem elkaar zou gaan slaan en/of
- tegen die [medewerker stichting] gezegd dat er een prijs op zijn hoofd staat en/of
- tegen die [medewerker stichting] laten zeggen (door [naam]) dat
die [naam] hem, [medewerker stichting], dood moest schieten;
9.
zij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2001 tot en met 26 januari 2004,
althans op 26 januari 2004, te Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in het bezit was van één
of meer vals(e) of vervalst(e) reisdocument(en), te weten
(op het adres [adres stichting]):
- een Portugees paspoort (op naam van [naam]) en/of
- een Mexicaans paspoort (op naam van [naam]) en/of
- een Colombiaans paspoort (op naam van [naam])
(op het adres [adres]):
- een Portugees paspoort (op naam van [naam])
waarvan zij en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) en/of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was;
10.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 juni 2002
tot en met 26 januari 2004 te 's -Gravenhage en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een
arbeidsovereenkomst en/of salarisspecificatie, -elk zijnde een geschrift dat
bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt
of vervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) toen en daar (telkens)
valselijk/in strijd met de waarheid op die arbeidsovereenkomst en/of
salarisspecificatie ingevuld, althans aangegeven dat zij, verdachte in dienst
was van het uitzend- en/of detacheringsbureau Ieder en/of loon ontving van het
uitzend- en/of detacheringsbureau Ieder, zulks (telkens) met het oogmerk om
die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
11.
de stichting [naam stichting] in of omstreeks de periode van 5
augustus 2002 tot en met 26 januari 2004 (telkens) te Den Haag en/of (elders)
in Nederland
als werkgever in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (telkens)
opzettelijk niet heeft voldaan aan haar verplichting om (telkens) met in
achtneming van de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
daaromtrent gestelde regels (Loonadministratiebesluit van 28 december 1987)
opgave te doen van (al) het door de werknemers van die Stichting genoten loon
aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
immers heeft verdachte/de stichting over het jaar/de jaren 2002 en/of 2003
het loon van de volgende werknemers van die stichting, te weten:
- [verdachte F] en/of
- [verdachte G] en/of
- [verdachte K] en/of
- [verachte V] en/of
- [verdachte BD] en/of
- [medewerker stichting] en/of
- [medewerker stichting] en/of
- [medewerker stichting] en/of
- [medewerker stichting] en/of
- [medewerker stichting] en/of
- [medewerker stichting] en/of
één of meer andere (onbekend gebleven) werknemers (telkens) opzettelijk
onjuist en/of onvolledig, immers te laag opgegeven en/of doen opgeven en/of
(telkens) opzettelijk in het geheel niet opgegeven en/of doen opgeven,
tot het plegen van welk(e) feit(en), zij verdachte, (telkens) opdracht heeft
gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) zij, verdachte (telkens)
feitelijk leiding heeft gegeven;
12.
de stichting [naam stichting] op één of meerdere tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 5 augustus 2002 tot en met 26 januari 2004
(telkens) te Den Haag en/of (elders) in Nederland, (telkens) in strijd met de
Wet arbeid vreemdelingen, (telkens) als werkgeefster (telkens) vreemde-
ling(en), als bedoeld in artikel 1 onder c van de Wet arbeid vreemdelingen, te
weten [namen slachtoffers], althans in ieder geval een of meer vreemdeling(en), arbeid
heeft laten verrichten, zonder tewerkstellingsvergunning,
tot het plegen van welk(e) feit(en), zij verdachte, (telkens) opdracht heeft
gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) zij, verdachte (telkens)
feitelijk leiding heeft gegeven;
13b.
de stichting [naam stichting] op één of meer tijdsip(pen) in of
omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 26 januari 2004 (telkens)
te Den Haag en/of elders in Nederland,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als
bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n)
voor de omzetbelasting te weten:
a) op of omstreeks 21 november 2002 over de periode 1 januari 2002 t/m 30
juni 2002 en/of
b) op of omstreeks 18 oktober 2002 over het derde kwartaal 2002 en/of
c) op of omstreeks 30 januari 2003 over het vierde kwartaal 2002 en/of
d) op of omstreeks 1 mei 2003 over het eerste kwartaal 2003 en/of
e) op of omstreeks 30 juli 2003 over het tweede kwartaal 2003 en/of
f) op of omstreeks 30 oktober 2003 over het derde kwartaal 2003,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft de stichting [naam stichting] (telkens)
opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te
's-Gravenhage ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over genoemd(e)
periode(s) (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te
laag bedrag aan (te betalen) belasting opgegeven,
door op genoemde aangiftebiljet(ten) bij de post (1a) "leveringen/diensten
belast met 19% een onjuist want te laag bedrag op te nemen en/of bij de post
(5b) "voorbelasting" een onjuist want te hoog bedrag op te nemen, en/of bij de
post "totaal te betalen" een onjuist, want te laag bedrag op te nemen,
terwijl dat feit (telkens) er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) feit(en), zij verdachte, (telkens) opdracht heeft
gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) zij, verdachte (telkens)
feitelijk leiding heeft gegeven;
14 primair
zij in of omstreeks de periode van 1 februari 2003 tot en met 8 april 2003 te
Rotterdam en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, een wapen van categorie
III (onder 1), te weten een pistool (merk Reck, kaliber 7.65), althans een
vuurwapen, en/of munitie van categorie III, te weten achttien, althans één of
meer, patr(o)n(en) (kaliber 7.65), heeft overgedragen aan [verdachte BD],
althans aan een persoon;
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging criminele organisatie (feit 1)
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake was van een voldoende gestructureerd samenwerkingsverband met een duidelijke interne hiërarchie en taakverdeling en dat, zo er al van een organisatie kan worden gesproken, die niet gericht was op een crimineel doel maar op het verlenen van diensten aan illegale vreemdelingen.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Uit het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de dienstverlening aan vreemdelingen die vanuit het kantoorpand [adres stichting] plaatsvond, moet worden gezien als één organisatie. Die organisatie is als volgt ontstaan. [verdachte MD] heeft sinds 1980 een advocatenkantoor in Den Haag, gevestigd op zijn woonadres. Genoemd kantoorpand is hij op enig moment gaan gebruiken om cliënten te ontvangen. In 2001 is [verdachte F] als juridisch medewerker bij [verdachte MD] komen werken. Zij was een bekende verschijning in kringen van buitenlanders en zij is de vreemdelingenpraktijk van [verdachte MD] gaan uitbouwen. Daartoe heeft zij in oktober 2001 de stichting [naam stichting] opgericht. [verdachte MD] is op papier niet bij de oprichting van deze stichting betrokken geweest, maar [naam stichting] was gevestigd en hield ook kantoor op het adres [adres stichting]. [Verdachte F] heeft [verdachte V], die naar verluidt meester in de rechten is, bij de stichting betrokken en op het kantoor binnengehaald. Het kantoor is in de loop van 2002 uitgebreid met (onder anderen) [verdachte G], disciplinair ontslagen bij de vreemdelingenpolitie Haaglanden en met [verdachte K], die aanvankelijk met haar stichting [naam bedrijf] ook vreemdelingenzaken deed. In 2003 heeft [verdachte F] [verdachte BD] aangetrokken om hand- en spandiensten te verlenen.
Het kantoor van [naam stichting] bevond zich in dezelfde ruimtes waar ook [verdachte MD] kantoor hield. Fysiek viel er geen enkele scheiding aan te wijzen tussen enerzijds het kantoor van [naam stichting] en anderzijds dat van [verdachte MD] en ook alle kantoorfaciliteiten, inclusief dossiers en archieven, werden gedeeld.
Ook naar buiten werd de indruk gewekt van één kantoor: gecombineerd briefpapier, één naambord met beide namen op de gevel, één telefoon- en faxnummer. De telefoon werd opgenomen met: “stichting [naam stichting]/advocatenkantoor [verdachte MD]”. Het kantoor werd naar buiten ook wel gepresenteerd als een bureau waaraan verschillende advocaten waren verbonden of zelfs als een advocatenkollektief.
Wat er verder ook zij van de stelling van [verdachte MD] dat zijn advocatenkantoor formeel nog steeds gevestigd is op zijn woonadres en dat [naam stichting] slechts een cliënt van zijn advocaten kantoor is, alles wijst erop dat de realiteit een andere was en dat [naam stichting] en advocatenkantoor [verdachte MD] één geheel vormden. [verdachte MD] was dagelijks in het kantoor aanwezig, zij het niet de gehele dag, en hij was derhalve exact op de hoogte van hetgeen zich daar afspeelde.
Er was ook duidelijk sprake van een organisatie in de zin van een hiërarchische opbouw en taakverdelingen. [verdachte F] en [verdachte MD] werden door iedereen als de hoogste bazen geaccepteerd en ook aan [verdachte G] werd een leidinggevende en coördinerende rol toegedicht.
Ieder wist wat zijn (deel)taak was en op welke wijze de werkzaamheden moesten worden verricht. Nieuwe medewerkers werden ingewerkt. Er werd gewerkt met standaardprocedures, modellen en standaardteksten in geautomatiseerde systemen.
Alle verdachten, met uitzondering van [verdachte BD], waren door [verdachte MD] gemachtigd om namens hem stukken in te dienen bij de vreemdelingendienst.
Er werd gedaan aan klantenwerving. [verdachte F], [verdachte V] , [verdachte G] en [verdachte K] hebben geposeerd voor een foto ten behoeve van een advertentie in een Turks periodiek, waarin het kantoor werd aangeprezen als een advocatenkollektief voor vreemdelingenzaken in Holland.
Er was een prijslijst waarin de tarieven waren opgesomd voor de bedragen die werden berekend voor de standaardprocedure die aan vrijwel alle cliënten werd aangeboden.
Het doel van de organisatie was niet louter het plegen van de in de telastelegging op dit punt opgenomen misdrijven, zoals oplichting, valsheid in geschrift, belastingontduiking e.d. De hoofddoelstelling was uiteraard het genereren van zoveel mogelijk omzet door het werven van enorme aantallen illegale vreemdelingen die belangstelling hadden voor een verblijfsvergunning, die vreemdelingen te laten betalen voor het met minimale inspanning in werking zetten van –vrijwel uitsluitend kansloze- procedures, en die vreemdelingen zoveel mogelijk in het ongewisse te laten en aan zich te binden door alle contacten met alle betrokken instanties via het kantoor te laten lopen. Bij de uitvoering van deze doelstelling was het plegen van de genoemde misdrijven zodanig ingebed in de vaste werkwijze van het kantoor, dat naar het oordeel van de rechtbank voldaan is aan de delictsomschrijving van artikel 140 Wetboek van Strafrecht. Bij de bespreking van de bewijsverweren met betrekking tot de afzonderlijke te laste gelegde feiten zal de rechtbank nader op deze werkwijze ingaan.
De strafbare betrokkenheid bij de criminele organisatie staat naar het oordeel van de rechtbank voor alle zes verdachten vast.
[verdachte F] is, ook naar eigen zeggen, de oprichter en leider van [naam stichting]. Zij heeft de dagelijkse leiding op het kantoor, stuurt de mensen aan, neemt mensen in dienst, bestiert de financiën; zij heeft ook de samenwerking met [verdachte MD] gezocht en gezorgd dat zijn naam als advokaat aan het kantoor kon worden verbonden. Twee ex-werknemers van [naam stichting] hebben verklaard dat zij zich bedreigd voelen door [verdachte F] omdat zij het kantoor hebben verlaten en als verraders werden beschouwd.
[verdachte MD] wordt door allen, [verdachte F] incluis, ook gezien als leider. [verdachte MD] distantieert zich thans weliswaar van [naam stichting], maar het staat vast dat hij, gedurende de gehele periode die hier in het geding is, actief meegewerkt heeft aan de werkzaamheden van het kantoor en ook zich zijn leidinggevende rol en positie heeft laten aanleunen.
[verdachte G] wordt door de anderen, behalve door [verdachte K] en [verdachte MD], ook als leider en coördinator aangemerkt, wat niet vreemd is gelet op zijn inhoudelijke kennis van het vreemdelingenrecht die hij bij de vreemdelingenpolitie heeft opgedaan.
De overige medewerkers hebben op hun eigen wijze geparticipeerd in de organisatie en zij hebben zich ervan bewust moeten zijn dat daarbij structureel de hand werd gelicht met wettelijke regels. Het kan hen bijvoorbeeld niet zijn ontgaan dat er zwart werd gewerkt door de medewerkers en dat er grote bedragen contant geld op het kantoor rondgingen waarvoor geen verantwoordingsprocedure bestond. Dat had hen aan het denken moeten zetten.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat hier sprake is van deelnemen aan een criminele organisatie.
Bewijsoverweging valsheid in geschrift (feit 2)
De verdediging heeft aangevoerd dat de adressen die op de vreemdelingendocumenten waren ingevuld onjuist waren en slechts werden gekozen om de vreemdelingendienst Haaglanden competent te maken. Gesteld is ook dat de vreemdelingendienst hiervan op de hoogte was en ermee instemde. Onder die omstandigheden zou er geen sprake zijn van valsheid in geschrift. Ook is aangevoerd dat het hier een gekozen domicilie betreft.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van deze verweren en in zijn algemeenheid het volgende over de ten laste gelegde valsheid in geschrift voor zover die betrekking heeft op de adressen.
Door middel van aanvraagformulieren, zoals de M-35a-documenten, dient in de eerste plaats informatie te worden gegeven die de overheid nodig heeft voor de beoordeling van hetgeen is aangevraagd, in casu een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.
Het Voorschrift vreemdelingen 2000 geeft aan welke concrete gegevens de aanvraag moet bevatten. In de bijlage van het Voorschrift zijn daarvoor modellen opgenomen. Een van de onderwerpen die moeten worden opgegeven is het adres.
Op de M-35a-formulieren in deze zaak is overeenkomstig de modellen op basis van het Voorschrift vreemdelingen 2000 opgenomen: “Ondergetekende verklaart ermee bekend te zijn dat zijn/haar verblijfsrechtelijke gegevens worden doorgegeven aan instanties die deze gegevens nodig hebben voor de beoordeling van een verstrekking, voorziening, uitkering, ontheffing of vergunning”.
De gegevens die op deze aanvraag moeten worden ingevuld zijn immers niet alleen van belang voor de beoordeling van de aanvraag, maar ook voor registratie van aanvraag en beslissing daarop. Registratiesystemen zoals Vas bieden weer een bron van informatie voor tal van andere beoordelingen, zoals het recht op uitkering. Zo is degene van wie uit het systeem blijkt dat hij op grond van artikel 8 van de Vreemdelingenwet een aanvraag tot een verblijfsvergunning heeft ingediend in ieder geval rechtmatig in Nederland totdat op de aanvraag is beslist. Waar hij feitelijk verblijft, is alleen al van belang omdat de korpschef van de regio waar de aanvrager verblijft bevoegd is in mandaat over het gevraagde te beslissen. Degene die rechtmatig in Nederland is, kan zich op enig moment laten inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie van zijn woonadres en hij kan in aanmerking worden gebracht voor een uitkering door die gemeente. Inherent aan de bescherming die wordt geboden aan de vreemdeling die een aanvraag heeft gedaan is dat hij zich zichtbaar maakt voor de overheid en dat hij te controleren is; de vreemdeling is ook gehouden om zich niet aan toezicht te onttrekken. Ook om die reden is het noodzakelijk dat een woonadres wordt opgegeven.
Uit het voorgaande blijkt dat het feitelijke woonadres een essentieel bestanddeel van de aanvraag is. Opmerkelijk is verder nog dat op de M-35a-formulieren naast het adres ook een postadres kan worden ingevuld. Waar de begrippen adres en postadres tezamen worden genoemd kan alleen al daarom de term adres in redelijkheid niet worden opgevat als een domiciliekeuze. Daarvoor is nu juist het postadres bedoeld. Het begrip adres kan slechts worden uitgelegd als het feitelijke woon- of verblijfadres, hetgeen geheel past in het hierboven geschetste belang dat aan die informatie moet worden gehecht.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de aanvraagformulieren M-35a aldus in elk geval ten aanzien van de opgegeven adressen bewijsbestemming in de zin van artikel 225 van het wetboek van strafrecht.
Vast staat dat de woonadressen die in deze zaak op de M-35a-formulieren door het kantoor zijn ingevuld onjuiste adressen zijn. Diverse vreemdelingen verklaren dat ze elders woonden, dat ze nog nooit van het opgegeven adres hebben gehoord en/of dat hun is verteld dat hun daadwerkelijke woonadres niet van belang was en niet hoefde te worden vermeld. De formulieren zijn dus valselijk opgemaakt.
Naar aanleiding van de stelling dat de vreemdelingendienst Haaglanden wist dat met onjuiste adressen werd gewerkt en dat er aldus geen derde in het spel is die van de valsheid geen vermoeden had, stelt de rechtbank het volgende vast.
In 2001 heeft de vreemdelingendienst het kantoor laten weten dat bij de aanvragen niet meer volstaan kon worden met het vermelden van het kantooradres [adres stichting], maar dat een woonadres moest worden vermeld. Sinds die tijd werd ook daadwerkelijk een woonadres naast het postadres vermeld. In de loop van 2002 kwam de vreemdelingendienst erachter dat als woonadres telkens dezelfde vijf tot zeven adressen werden opgegeven. Het was de dienst duidelijk dat niet alle vreemdelingen daar in werkelijkheid konden wonen en daarom is de kwestie voorgelegd aan de IND. Conclusie van het overleg was dat men uitsluitend op basis van het onjuiste adres de aanvraag niet buiten behandeling kon laten en dat men ook overigens geen mogelijkheden zag daartegen op te treden. Daarom heeft de vreemdelingendienst de onjuiste en ongewenste situatie gedoogd.
De rechtbank is van oordeel dat duidelijk is dat de vreemdelingendienst naar aanleiding van signalen die al in een vroeg stadium zijn binnengekomen niet adequaat heeft gereageerd. Uit het dossier komt echter niet naar voren dat de vreemdelingendienst heeft ingestemd met de gevolgde werkwijze, integendeel, de kwestie is aangekaart en de vreemdelingendienst heeft gemeend daaraan niets te kunnen doen. Deze conclusie is, zoals al gezegd, naar het oordeel van de rechtbank onjuist, maar duidelijk is wel dat van instemming geen sprake is geweest.
De vraag is dan of er, nu de vreemdelingendienst wist van de valse adressen, nog sprake is van valsheid in geschrift. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Dit verweer zou misschien kunnen slagen in een geval waarin een document alleen van betekenis zou zijn voor één enkele andere partij en deze partij van de valsheid op de hoogte was. In deze zaak zijn echter formulieren ingediend die niet alleen betekenis hebben voor de eerste ontvanger, de vreemdelingendienst, maar ook voor andere overheidsdiensten, in registers, in procedures van bezwaar en beroep etc. De valsheid die aan het formulier kleeft heeft dus een uitwerking in een veel bredere context dan alleen bij de vreemdelingendienst en aan al die andere instanties en gebruikers is de valsheid niet bekend.
De rechtbank acht derhalve de valsheid in geschrift met betrekking tot de adressen op de aanvraagformulieren wettig en overtuigend bewezen, zowel door het opmaken alsook door het indienen van deze formulieren.
Bewijsoverweging oplichting (feit 4)
Aangevoerd is dat de vreemdelingen niet door medewerkers van het kantoor zijn bewogen tot afgifte van het geld, maar door hun eigen wens de procedure in gang te zetten. Het waren ook niet de medewerkers van het kantoor die de indruk wekten dat ze advocaat waren en dat ze een verblijfsvergunning voor de vreemdelingen zouden kunnen verzorgen, maar het waren de tolken, de klanten en de familie van de vreemdelingen die dat deden. Alles wat op kantoor is gezegd, was correct. Dat de vreemdelingen één tot twee jaar ongehinderd in Nederland konden blijven is, zolang op de aanvraag niet is beslist, juist. Het kantoor was daadwerkelijk verbonden aan een advocatenkantoor. [verdachte F] heeft zich nooit uitgegeven voor advocaat en als een van de andere medewerkers dat wel zou hebben gedaan is dat niet aan haar te wijten. Dat de vreemdelingen, die overigens goed op de hoogte waren van de procedure en de mvv-vereisten, verdergaande conclusies hebben getrokken dan wat op basis van hetgeen gezegd is gerechtvaardigd is, moet worden toegeschreven aan hun eigen wens te horen wat ze wilden horen. Dit kan niet voor rekening van de verdachten komen. Gezegd kan worden dat gebakken lucht is verkocht, maar dat is niet in strijd met de wet. Er worden toevoegingen aan advocaten verstrekt voor zaken waarin de vreemdeling niet over een mvv beschikt. Het is in dat licht niet redelijk om een kantoor als dit te verwijten hetzelfde te doen als wat door de overheid wordt gesubsidieerd.
Uit de voorgaande overwegingen met betrekking tot de criminele organisatie blijkt allereerst dat moet worden vastgesteld dat [verdachte MD] en [naam stichting] als één geheel opereerden en dat er sprake was van één kantoor dat zich bezig hield met vreemdelingenzaken.
De cliënten van het kantoor bestonden vrijwel uitsluitend uit illegale vreemdelingen afkomstig uit landen waarvoor het vereiste geldt dat een mvv bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Nederland in het land van herkomst wordt verkregen, alvorens een verblijfsvergunning in Nederland kan worden aangevraagd.
Uit de verklaringen van een groot aantal vreemdelingen blijkt dat zij via het kantoor een aanvraag hebben gedaan voor een verblijfsvergunning regulier. Geen van de vreemdelingen was in het bezit van een mvv en dat maakt de kans op succes in de procedure nagenoeg nihil. [verdachte F] heeft verklaard dat zij eigenlijk niemand kent die uiteindelijk toch een verblijfsvergunning heeft gekregen op die paar mensen na die erin zijn geslaagd alsnog een mvv te krijgen.
Uit een onderzoek van de IND is ook gebleken dat van de ruim drieduizend procedures die door het kantoor zijn gevoerd (betrekking hebbend op 1681 vreemdelingen) er slechts enkele tot een positief resultaat hebben geleid.
Op een gegeven moment is door het kantoor een brief opgesteld waarin men de vreemdeling laat verklaren dat hem duidelijk is geworden dat de aanvraag wordt afgewezen omdat hij geen mvv heeft (in het kort: disclaimerbrief).
In die brief wordt overigens in het geheel niet duidelijk gemaakt wat de strekking is van de door het kantoor geleverde diensten. Die brief bevestigt wel dat de vreemdeling uit is op een verblijfsvergunning. Vermeldt wordt in de brief dat de aanvraag waarschijnlijk wordt afgewezen. Maar dan, aldus de tekst van de brief, zal er bezwaar worden gemaakt en “de lijn van de procedure worden gevolgd”, waarna het uiteindelijk “de Nederlandse autoriteiten zullen zijn die bepalen of er een verblijfsvergunning wordt toegekend”. Wat de afloop van die procedure zal zijn wordt in het midden gelaten, de brief vervolgt met: “wij kunnen u geen succes garanderen”. Wat er zij van de letterlijke tekst, in de disclaimerbrief wordt wederom gesuggereerd dat de procedure zinvol zou kunnen zijn. Zo de cliënten de brief al hebben kunnen lezen - sommigen kregen hem in een taal die ze niet konden lezen, anderen verklaren geen tijd te hebben gekregen om de brief te lezen alvorens te tekenen - dat hun kans op een verblijfsvergunning nagenoeg nihil was, wordt ook in deze brief niet meegedeeld.
Van de brief kan derhalve niet gezegd worden dat deze ontlastend werkt. Integendeel, de brief vormt een onderdeel van de misleiding van cliënten.
Waarom gingen de vreemdelingen met het kantoor in zee? De vreemdelingen wilden een verblijfstitel hebben en hebben zich daarvoor gewend tot een juridische dienstverlener. Ze gingen ervan uit, zo blijkt uit het dossier, dat ze met een advocatenkantoor te maken hadden. Sommigen waren door de eerdergenoemde advertentie in het Turkse tijdschrift erop geattendeerd dat het advocatencollectief [naam stichting] zijn diensten aanbood. Anderen zeggen dat diverse mensen op kantoor zich presenteerden als advocaat of zelfs met zoveel woorden zeiden dat ze advocaat waren. Voorts werd het briefpapier van de advocaat mr. [verdachte MD] gebruikt voor het indienen van de formulieren. Ook zijn visitekaartjes in omloop gebracht waarop een medewerker van het kantoor in toga en bef is afgebeeld.
Het is geenszins uit te sluiten dat de vreemdelingen door anderen dan [naam stichting]/[verdachte MD] de indruk hebben gekregen dat het om een advocatenkantoor ging. Vast staat echter ook dat [naam stichting]/[verdachte MD] zoals hierboven omschreven actief deze indruk heeft versterkt. [verdachte MD] is advocaat en hij heeft zich de titel niet ten onrechte aangemeten, maar hij heeft wel gezien dat anderen dat wel ten onrechte deden.
Aan de vreemdelingen is gesuggereerd dat ze konden verkrijgen wat ze wilden hebben, namelijk een permanente verblijfsvergunning. Ze verklaren dat zij rechtstreeks contact hebben gehad met [verdachte F], [verdachte MD], [verdachte G] en [verdachte K] en ten aanzien van ieder van de verdachten wordt verklaard dat ze hun een permanente verblijfsvergunning en/of een sofinummer om te kunnen werken in het vooruitzicht hebben gesteld. [verdachte BD] heeft ook contacten gehad met vreemdelingen en uit de televisieuitzending van Zembla, op schrift gesteld en opgenomen in het dossier, blijkt dat ook hij een garantie heeft gegeven dat de vreemdelingen een of twee jaar legaal in Nederland konden blijven. [verdachte V] heeft geen rechtstreekse contacten gehad met de vreemdelingen, althans niet in de periode vóór de aanhoudingen. Daarna heeft hij met diverse vreemdelingen gesproken en hij heeft voor hen formulieren ingevuld op dezelfde wijze als op het kantoor gebruikelijk was. Hij heeft gezegd dat het werk toch moest doorgaan. Aldus heeft hij zich ook in daad gevoegd in de werkwijze van het kantoor, waarvan hij via het werk dat hij daar voorheen al deed steeds op de hoogte is geweest.
Gesteld is dat het de vreemdelingen helemaal niet ging om een permanente verblijfsvergunning, maar om een tijdelijk rechtmatig verblijf dat door de procedure ook daadwerkelijk wordt verkregen. Dit beeld wordt echter niet bevestigd door de vreemdelingen en de “disclaimerbrief” wijst er eveneens op dat men uit was op een verblijfsvergunning.
Over de strekking van de procedure zijn de vreemdelingen onvoldoende geïnformeerd. Zonder enige selectie werd voor het gros van de cliënten de standaardprocedure in gang gezet, zonder nadere uitleg over de noodzaak van een mvv vooraf. Bij de verhoren door de politie barstten diverse getuigen (bijna) in tranen uit toen ze begrepen dat ze veel beter naar hun eigen land hadden kunnen teruggaan om daar een mvv aan te vragen. Het belang en de betekenis van de mvv en de inhoud van de brieven is hun dus niet (duidelijk) uitgelegd. Een enkeling zou goed gegeven uitleg nog verkeerd kunnen hebben begrepen, maar bij de grote aantallen waar het in deze zaak om gaat kan het niet anders zijn dan dat de vaste werkwijze van het kantoor was de vreemdeling in de waan te laten dat het allemaal wel goed zou komen. In feite heeft [verdachte MD] dit ook bevestigd in het getapte telefoongesprek met confrère [naam confrère], waarin hij zegt: “Ze krijgen een sticker in hun paspoort en dat zien ze dan als een verblijfsvergunning, maar dat is het natuurlijk niet.”.
Er is ook geen duidelijke uitleg gegeven over de legeskosten van de aanvraag en de stickers. Bij diverse vreemdelingen bestond de indruk dat die stickers slechts met behulp van het kantoor te verkrijgen waren en dat daarvoor leges verschuldigd waren. Door het kantoor werd een prijslijst gehanteerd waarop werd vermeld dat € 430,00 verschuldigd was voor leges Vreemdelingenpolitie, € 150,00 leges Immigratiedienst bij de eerste sticker en € 150,00 leges Vreemdelingenkamer bij de tweede sticker. Dit laatste is niet juist. Alleen voor de aanvraag dienden leges betaald te worden. Degenen die rechtstreeks naar de vreemdelingendienst zijn gegaan hebben gemerkt dat ze eenmaal de leges betaalden voor de aanvraag en niet voor de sticker en dat ook vervolgstickers gratis waren. Ook [naam getuige] heeft in die zin verklaard bij de rechter-commissaris. Ter zitting is nog aangevoerd dat de leges zoals deze zijn vermeld op de prijslijst ook zien op de griffierechten die verschuldigd zijn in verband met de bezwaar- en beroepsprocedure. Ook dit is echter niet juist. De verschuldigde griffierechten in dat verband bedragen € 116,00. Ter zitting is gezegd dat het de bedoeling was de vreemdelingen een gespreide betaling aan te bieden en hen daarvoor op kantoor uit te nodigen. Deze stelling wordt echter door geen van de vreemdelingen onderschreven; als het inderdaad om een termijnbetaling ging, is dat de vreemdelingen niet duidelijk uitgelegd.
Misschien hadden de vreemdelingen kritischer moeten zijn. In dit licht is van belang hetgeen pastor [naam pastor] zegt: Ze wisten dat het een truc was, maar ze leefden in de illusie dat de truc wel resultaat gaf. Een advocaat met zoveel klanten en zoveel geld zal het wel beter weten dan de pastor.
Deze uitspraak geeft inzicht in de gedachtengang: de vreemdeling wil een verblijfsvergunning, verwacht dat een advocatenkantoor kan bewerkstelligen dat hij deze krijgt, wordt door het kantoor actief gesteund in die veronderstellingen en laat de restanten kritiek wegvloeien door de grote aantallen mensen die in dezelfde valkuil vallen. Hierbij acht de rechtbank van belang dat vreemdelingen zich aan strohalmen plegen vast te klampen om een verblijfstitel te bemachtigen. Zelfs een gewiekste zakenman, die in het algemeen zeer goed voor zijn eigen belang wist op te komen, heeft zich door [verdachte F] laten wijsmaken dat hij door het aankopen van een BV aan een verblijfsvergunning en/of een sofi-nummer zou kunnen komen. Waar het kantoor misbruik maakt van vertrouwen en actief een valse voorstelling van zaken heeft gegeven, inspelend op de bij hun doelgroep levende wensen, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van oplichting.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2a, 2b, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13b en 14 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1. Tezamen en in vereniging met een ander respectievelijk anderen als oprichter en leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
2a Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
2b. Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd,
telkens in voortgezette handeling in de zin van artikel 56 lid 2 Wetboek van Strafrecht gepleegd
4. Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
7. Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
8. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
9. In het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vals of vervalst is, meermalen gepleegd.
10. Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
11. Opzettelijk een in artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering bedoelde verplichting niet, niet juist en niet volledig nakomen, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
12. Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2, eerste lid Wet arbeid vreemdelingen viermalen begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
13b. Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat er te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven.
14. Handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadslieden van alle verdachten in deze zaak hebben aangevoerd dat de Vreemdelingendienst al in een vroeg stadium op de hoogte was van de werkwijze met betrekking tot de adressen die op de aanvraagformulieren werden ingevuld. Na de aanwijzing dat er naast een gekozen domicilie een werkelijk woon- of verblijfadres moest worden ingevuld, heeft de Vreemdelingendienst het kantoor daar niet meer op aangesproken. Ook uit de intensieve contacten die de medewerkers van het kantoor met de Vreemdelingendienst onderhielden kan worden afgeleid dat de Vreemdelingendienst de werkwijze van het kantoor accepteerde.
De rechtbank is van oordeel dat de Vreemdelingendienst, door eerst aanwijzingen aan het kantoor te geven en daarna passief te blijven, wellicht de indruk heeft gewekt dat zij de werkwijze van het kantoor met betrekking tot de adressen heeft geaccepteerd.
De medewerkers van het kantoor manifesteerden zich als juridische dienstverleners en hadden een eigen verantwoordelijkheid. Bovendien had het kantoor er zelf belang bij om alle aanvragen in Den Haag te houden. Zo concentreerden zij hun werkzaamheden en hielden zij controle over de cliënten door met hun mee te gaan naar de vreemdelingendienst; door het gebruik van een beperkt aantal adressen hielden zij controle over alle post aan de cliënten. Dat de Vreemdelingendienst heeft nagelaten adequaat te handelen verontschuldigt de medewerkers van het kantoor niet. Het verweer faalt derhalve. Wel zal de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat rekening houden met de rol die deze overheidsdienst heeft gespeeld.
Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie[s]
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van het in georganiseerd verband oplichten van illegale vreemdelingen. Bij de vreemdelingen werd ten onrechte de indruk gewekt dat zij met advocaten van doen hadden en dat ze in aanmerking zouden kunnen komen voor een verblijfsvergunning terwijl de kans daarop nagenoeg nihil was; de cliënten werden op listige wijze aan het kantoor gebonden en misleid omtrent de inhoud van de procedures en de verschuldigde legeskosten en griffierechten. In het kader van de gevoerde procedures is ook veelvuldig valsheid in geschrift gepleegd. Verdachte vervulde in deze criminele organisatie een initiërende en leidende rol.
Met deze werkwijze is in korte tijd een miljoenenomzet gegenereerd, betaald door enkele duizenden cliënten. Verdachte heeft veel van het verdiende geld doorgesluisd naar organisaties waar zij persoonlijk belang bij had, zoals de Politieke Partij Alianza, en aangewend voor privé-doeleinden.
Verdachte heeft niet geschroomd om ex-werknemers die zij als verraders beschouwde te bedreigen. Zij heeft voorts een vuurwapen en munitie voorhanden gehad en een tweede vuurwapen met munitie aan een ander overgedragen. Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het tewerkstellen van vreemdelingen zonder de vereiste vergunning en het vals opmaken van een arbeidsovereenkomst en een salarisspecificatie.
Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belastingfraude en sociale (verzekerings)fraude.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij met het oog op eigen financieel gewin op grote schaal misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van illegale vreemdelingen. De gepleegde delicten zijn maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de ontwrichtende werking ervan op het rechtssysteem en de samenleving in bredere zin en voor wat de wapens betreft vanwege de bedreiging die daarvan uitgaat voor de veiligheid van anderen. Door de gepleegde valsheden en de fraude heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat door het maatschappelijk verkeer in de juistheid van geschriften moet kunnen worden gesteld.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte, zij het al langer geleden, herhaaldelijk gevangenisstraffen heeft ondergaan voor ernstige delicten als drugssmokkel en vrouwenhandel. Dit heeft haar er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw ernstige delicten als de onderhavige te plegen.
Ter terechtzitting heeft verdachte op onderdelen wel toegegeven onjuist te hebben gehandeld, maar zij heeft weinig inzicht getoond in het verwerpelijke van haar gedragingen; zij heeft de feiten veelal gebagatelliseerd en het standpunt ingenomen dat zij met de beste bedoelingen en uit menslievendheid heeft gehandeld.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er in de persoon van de verdachte geen verzachtende omstandigheden aan te wijzen die tot strafvermindering zouden moeten leiden.
Wel zal de rechtbank de op te leggen straf enigszins matigen omdat de vreemdelingendienst Haaglanden met betrekking tot het vermelden van de (valse) woonadressen op de aanvraagformulieren heeft nagelaten adequaat op te treden.
In aanmerking genomen dat niet alle ten laste gelegde feiten bewezen zijn verklaard en gelet op al het voorgaande, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De officier van justitie heeft opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd. De rechtbank zal hiertoe niet overgaan omdat zij in deze zaak herleving van de voorlopige hechtenis bij afweging van de belangen niet noodzakelijk acht.
Vorderingen tot schadevergoeding
[benadeelde partij], wonende te [adres], hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en hebben een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 1.650,00.
[benadeelde partij], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag € 6.153,57.
[benadeelde partij], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 5.000,--.
[benadeelde partij], wonende te [adres], heeft zich ter zitting als
benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 1.650,--.
De verdachte heeft deze vorderingen betwist.
Aannemelijk is dat de schade van de benadeelde partijen het gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde feit.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer] en [slachtoffer], [slachtoffer] en [slachtoffer] kunnen naar het oordeel van de rechtbank voor het gevraagde bedrag worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] overweegt de rechtbank dat deze ziet op de betaling ten behoeve van de aankoop van een BV, waarmee de benadeelde partij dacht een sofi-nummer te kunnen verkrijgen.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft slechts aangetoond dat door deze tot een bedrag van € 2.300,00 schade is geleden.
De overige door de benadeelde partij [slachtoffer] opgevoerde kosten betreffen kosten in verband met de juridische bijstand van mr. [naam advocaat]. Deze schade is naar het oordeel van de rechtbank niet eenvoudig vast te stellen, nu op geen enkele wijze is aangetoond waaruit de werkzaamheden van mr. [naam advocaat] hebben bestaan. De vordering is voor wat betreft dit gedeelte dan ook niet-ontvankelijk.
De verdachte is niet tot betaling gehouden voor zover het toegewezen bedrag reeds door een van zijn mededaders is voldaan. In de beslissing zal zulks tot uitdrukking worden gebracht.
Voorts dient de verdachte -samen met de mededaders - te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte jegens de slachtoffers [slachtoffer/slachtoffer], [slachtoffer], [slachtoffer] en [slachtoffer] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het onder 4 bewezenverklaarde toegebrachte schade.
Aan de verdachte dient de verplichting te worden opgelegd tot betaling van de schadebedragen aan de Staat ten behoeve van voornoemde slachtoffers.
Aan de verdachte worden meerdere wijzen van vergoeding van dezelfde schade opgelegd.
In verband hiermee zal de rechtbank bepalen dat de verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelden zal zijn gekweten tot het bedrag waarvoor verdachte en of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan een van de hiervoor genoemde wijzen van schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 1, 36f, 47, 51, 56, 57, 62, 140, 225, 231, 285 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet economische delicten, de artikelen 10 en 17a van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, de artikelen 68 en 69 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen en de artikelen 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3a, 3b, 5, 6 en 13a tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2a, 2b, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13b en 14 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het onder 1, 2a, 2b, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13b en 14 primair bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte ten aanzien van de onder 1, 2a, 2b, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 13b en 14 primair bewezen verklaarde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij veroordeelt de verdachte ten aanzien van de onder 12 bewezen verklaarde feiten tot een viertal geldboetes van elk € 300,00 subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis.
Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] en [naam benadeelde partij], wonende te [adres] toe.
Zij veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan deze benadeelde partij te betalen € 1.650,00.
Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij ], wonende te [adres], toe.
Zij veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan deze benadeelde partij te betalen € 2.300,00.
Zij verklaart [slachtoffer] voor het meer of anders gevorderde niet ontvankelijk.
Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij], wonende te [adres], toe.
Zij veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan deze benadeelde partij te betalen € 5.000,00.
Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij], wonende te [adres], toe.
Zij veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan deze benadeelde partij te betalen € 1.650,00.
De verdachte is niet gehouden tot betaling van genoemd bedrag aan de benadeelde partij voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is vergoed.
Zij veroordeelt verdachte tevens in de kosten van het geding, door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Zij legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] en [slachtoffer], wonende te [adres] te betalen
€ 1.650,00 bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 (tweeëndertig) dagen.
Zij legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], wonende te [adres], te betalen € 2.300,00 bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 46 (zesenveertig) dagen.
Zij legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], wonende te [adres], te betalen
€ 5.000,00 bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 100 (honderd) dagen.
Zij legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], wonende te [adres], te betalen
€ 1.650,00 bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 (tweeëndertig) dagen.
Zij verstaat dat toepassing van de telkens bepaalde vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde betalingsverplichtingen niet opheft.
Zij verstaat dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partijen is gekweten tot het bedrag waarvoor verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan een van de hiervoor opgelegde wijzen van vergoeding van de schade.
Zij wijst de vordering tot opheffing van de schorsing voorlopige hechtenis af.
Zij heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.C.M. Reinarz, voorzitter,
mrs. M.P. Meeuwisse en F.C.J.E. van Hemert-Meeuwis, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Buijze en A.S. Heberlein-Guiran als griffiers en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 juli 2005.