Jurisprudentie
AT7291
Datum uitspraak2005-07-05
Datum gepubliceerd2007-01-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers00258/05 B
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-01-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers00258/05 B
Statusgepubliceerd
Indicatie
Beklag ex art. 552p Sv. Voorbehoud terugzending stukken ex art. 552p.3 Sv. De bestreden beschikking houdt niet in dat aannemelijk is dat de rechthebbende op de inbeslaggenomen stukken van overtuiging niet in NL verblijf houdt. In verband hiermee had de rb het verlof ex art. 552p.2 Sv slechts mogen verlenen onder het voorbehoud genoemd in lid 3 van deze wetsbepaling. HR herstelt bedoeld verzuim.
Conclusie anoniem
Nr. 00258/05 B
Mr Machielse
Zitting 7 juni 2005
Conclusie inzake:
[betrokkene]
1. De Rechtbank te Breda heeft bij beschikking van 7 januari 2005(1) aan de rechter-commissaris verlof verleend als bedoeld in art. 552p, tweede lid, Sv om stukken van overtuiging ter beschikking te stellen van de Officier van Justitie om deze over te dragen aan de Belgische autoriteiten.
2. Mr. F.J. Koningsveld, advocaat te Breda, heeft cassatie doen instellen en een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.
3.1 Het middel houdt de klacht in dat de Rechtbank ten onrechte het verlof heeft verleend de inbeslaggenomen stukken van overtuiging aan de Officier van Justitie ter beschikking te stellen zonder het in art. 552p, derde lid, Sv genoemde voorbehoud.
3.2 De bestreden beschikking houdt niet in dat aannemelijk is dat de rechthebbende op de inbeslaggenomen stukken van overtuiging niet in Nederland verblijf houdt. In een dergelijk geval mag het verlof als bedoeld in art. 552p, tweede lid, Sv door de Rechtbank slechts worden verleend onder het voorbehoud genoemd in het derde lid van deze wetsbepaling.(2)
3.3 In de bestreden beschikking heeft de Rechtbank als haar beslissing opgenomen dat zij het verlof tot overdracht van stukken van overtuiging verleent zoals door de rechter-commissaris in zijn verzoek omschreven. In bedoeld verzoek om overdracht van stukken van overtuiging heeft de rechter-commissaris onder meer vermeld dat hij zijn verzoek doet "mede gelet op artikel 552p leden 2 en 3 van het Wetboek van Strafvordering". Het lijkt mij evenwel dat, nu het gaat om een voorbehoud dat door de Rechtbank zelf bij het verlenen van het verlof dient te worden gesteld, deze in haar beschikking uitdrukkelijk had moeten doen opnemen dat bij afgifte van de in het verzoek vermelde stukken van overtuiging aan de Belgische autoriteiten dient te worden bedongen dat de stukken zullen worden teruggezonden zodra daarvan het voor de strafvordering noodzakelijke gebruik is gemaakt.
3.4 Het middel dat over dit verzuim klaagt, is derhalve terecht voorgesteld. De Hoge Raad kan bedoeld verzuim evenwel zelf herstellen, door bedoelde voorwaarde alsnog aan het verleende verlof te verbinden.
4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beslissing, doch uitsluitend voorzover daarin niet het voorbehoud is opgenomen dat bij de afgifte van de inbeslaggenomen stukken van overtuiging aan de Belgische autoriteiten wordt bedongen dat de stukken zullen worden teruggezonden zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt, dat de Hoge Raad zal verstaan dat het verlof is verleend onder dit voorbehoud, met verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Nu het door de rechter-commissaris gedane verzoek op 10 december 2004 in raadkamer is behandeld en klager tegen de verlofverlening op 18 januari 2005 cassatieberoep heeft ingesteld, vermeldt de beschikking kennelijk bij vergissing dat de beslissing is genomen op 7 januari 2004.
2 Vgl. HR 18 oktober 1994, DD 95.065 en recent HR 12 april 2005, nr. 02954/04 B.
Uitspraak
5 juli 2005
Strafkamer
nr. 00258/05 B
IV/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Breda van 7 januari 2005, nummer RK: 04/1276, op een beklag als bedoeld in artikel 552 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft verlof verleend aan de Rechter-Commissaris om de in de beschikking omschreven stukken van overtuiging aan de Substituut Procureur des Konings bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Turnhout ter beschikking te stellen.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. F.J. Koningsveld, advocaat te Breda, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beslissing, doch uitsluitend voorzover daarin niet het voorbehoud is opgenomen dat bij de afgifte van de inbeslaggenomen stukken van overtuiging aan de Belgische autoriteiten wordt bedongen dat de stukken zullen worden teruggezonden zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt, dat de Hoge Raad zal verstaan dat het verlof is verleend onder dit voorbehoud, met verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat de Rechtbank ten onrechte het verlof als bedoeld in art. 552p, tweede lid, Sv heeft verleend zonder daaraan het in derde lid van die wetsbepaling genoemde voorbehoud te verbinden.
3.2. De bestreden beschikking houdt niet in dat aannemelijk is dat de rechthebbende op de inbeslaggenomen stukken van overtuiging niet in Nederland verblijf houdt.
In verband hiermee had de Rechtbank het verlof als bedoeld in art. 552p, tweede lid, Sv slechts mogen verlenen onder het voorbehoud genoemd in het derde lid van deze wetsbepaling. Het middel dat over dit verzuim klaagt, is derhalve terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal bedoeld verzuim herstellen.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beschikking ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden beschikking, doch uitsluitend voorzover daarin niet het voorbehoud is opgenomen dat bij de afgifte van de inbeslaggenomen stukken van overtuiging aan de Belgische autoriteiten wordt bedongen dat de stukken zullen worden teruggezonden zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt;
Verstaat dat het verlof is verleend onder dit voorbehoud;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.P. Balkema, in bijzijn van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juli 2005 .