Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT5858

Datum uitspraak2005-05-19
Datum gepubliceerd2005-05-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers304149 / HA RK 04-1050
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank heeft besloten dat Dexia binnen vier weken na betekening van deze beschikking aan Verzoeker dient mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt en, met betrekking tot de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens in verband met de toetsing bij het Bureau Kredietregistratie en in het cliëntensysteem, hem een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm te verstrekken, en een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens.


Uitspraak

304149 / HA RK 04-1050 19 mei 2005 RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM TWEEDE ENKELVOUDIGE CIVIELE KAMER BESCHIKKING i n d e z a a k v a n: X, wonende te Y, v e r z o e k e r, gemachtigde mr. H.M.J. Simonis, t e g e n: de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V., gevestigd te Amsterdam, v e r w e e r s t e r, gemachtigde mr. W.A.K. Rank. Partijen worden hierna Verzoeker en Dexia ge-noemd. Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank Dexia bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, beveelt binnen vijf dagen na betekening van de beschikking alsnog te voldoen aan het verzoek van Verzoeker als bedoeld in artikel 35 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) tot volledige kennisneming van de door Dexia over hem verwerkte gegevens en tot afgifte van kopieën aan hem van alle hem betreffende gegevens/stukken bij Dexia, en bepaalt dat Dexia, indien zij niet aan de beschikking voldoet, een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 500,00 verbeurt voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij in gebreke blijft aan de beschikking of een gedeelte daarvan te voldoen. VERLOOP VAN DE PROCEDURE De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen: - verzoekschrift van 26 november 2004, met bewijsstukken, ingekomen ter griffie op 29 november 2004; - verweerschrift van 14 februari 2005, met bewijsstukken, ingekomen ter griffie op 14 februari 2005; - proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het verzoek, gehouden op 21 februari 2005, waarvoor waren opgeroepen: Verzoeker en Dexia, en de in dat proces-verbaal genoemde stukken. De beschikking is bepaald op heden. Partijen zijn door de griffier op de hoogte gesteld van de uitspraakdatum. GRONDEN VAN DE BESLISSING 1. Vaststaande feiten In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten: a. Op 29 november 2000 is Verzoeker als “lessee” met Dexia als “lessor” schriftelijk een effectenlease-overeenkomst met de naam “Overwaarde Effect Maandbetaling zonder Herbelegging” en een bijbehorende depot-overeenkomst (hierna gezamenlijk ook: de overeenkomsten) aangegaan. b. Dexia heeft de overeenkomsten op 23 juni 2004 beëindigd, stellend dat Verzoeker zijn contractuele verplichtingen niet was nagekomen. Verzoeker heeft daarop buitengerechtelijk verklaard dat hij de overeenkomsten vernietigt op grond van dwaling. Partijen hebben vervolgens nader met elkaar gecorrespondeerd. c. Verzoeker heeft Dexia op 21 september 2004 geschreven: Met verwijzing naar artikel 35 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens verzoek ik u mij binnen de daar genoemde termijn van vier weken te laten weten of u mijn persoonsgegevens verwerkt. Als dat het geval is, verzoek ik u mij binnen vier weken een volledig overzicht daarvan te geven. Ik doel hierbij in elk geval op: - een kopie van de overeenkomst - het risicoprofiel - de aankoopbewijzen van de in de effectenlease-overeenkomst genoemde aandelen - de afschriften van dividenduitkeringen - de inventarisatie van mijn kredietwaardigheid - een schriftelijke uitwerking van gevoerde telefoongesprekken - alle overige documenten die op mij van toepassing zijn. Ik verzoek u tevens inlichtingen te verstrekken over het doel van de verwerking(en), de ontvangers van de gegevens en over de herkomst van de gegevens. d. Bij brief van 21 oktober 2004 heeft Dexia afwijzend op het verzoek van Verzoeker gereageerd. 2. Het verzoek en het verweer 2. De stellingen en verweren van partijen komen hierna bij de beoordeling aan de orde. 3. De beoordeling 3.1. De rechtbank stelt voorop dat het verzoekschrift, gelet op het bepaalde in artikel 46 lid 2 Wbp, tijdig is ingediend. 3.2. De rechtbank stelt verder voorop dat het College bescherming persoonsgegevens op 27 januari 2003 op de voet van artikel 25 lid 1 Wbp heeft verklaard dat de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen (hierna: de Gedragscode), gelet op de bijzondere kenmerken van de sector van de Nederlandse financiële instellingen (banken en verzekeraars), een juiste uitwerking vormt van de Wbp en andere wettelijke bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens. De Gedragscode is onder meer van toepassing op kredietinstellingen die lid zijn van de Nederlandse Vereniging van Banken, waaronder Dexia. Met Dexia is de rechtbank van oordeel dat, indien en voorzover de Gedragscode afwijkt van de Wbp, de regels van de Gedragscode, als bijzondere regels, de algemene regels van de Wbp opzij zetten. 3.3. Artikel 35 lid 1, eerste volzin, Wbp bepaalt, voor zover hier van belang, dat de betrokkene (in het onderhavige geval Verzoeker) het recht heeft zich vrijelijk tot de verantwoordelijke (in het onderhavige geval Dexia) te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. Artikel 7.1.1, eerste volzin, van de Gedragscode bepaalt inhoudelijk hetzelfde: “Een betrokkene is gerechtigd een financiële instelling schriftelijk een overzicht te vragen van de hem of haar betreffende persoonsgegevens die door die financiële instelling worden verwerkt”. 3.4. Artikel 35 lid 2 Wbp bepaalt dat, indien zodanige gegevens worden verwerkt, de mededeling van de verantwoordelijke aan de betrokkene omvat: een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens. Artikel 7.1.1, tweede volzin, van de Gedragscode bepaalt, voor zover hier van belang: “De financiële instelling zal (…) de betrokkene (…) een overzicht van de persoonsgegevens en informatie betreffende de verwerking van die persoonsgegevens doen toekomen”. Naar het oordeel van de rechtbank kan aan het ontbreken, in artikel 7.1.1, tweede volzin, van de Gedragscode, van de in artikel 35 lid 2 Wbp voorkomende woorden “volledig” en “in begrijpelijke vorm” geen betekenis worden toegekend. Het overzicht dient, in – voor de gemiddelde cliënt – begrijpelijke vorm, alle verwerkingen (in de zin van artikel 1 onder b Wbp) van alle persoonsgegevens (in de zin van artikel 1 onder a Wbp) te omvatten. Verder dient naar het oordeel van de rechtbank onder de in artikel 7.1.1, tweede volzin, van de Gedragscode genoemde “informatie betreffende de verwerking van die persoonsgegevens” in ieder geval te worden verstaan de in artikel 35 lid 2 Wbp genoemde “omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens”. 3.5. Uitgangspunt is derhalve dat Dexia, die niet heeft weersproken dat Verzoeker betreffende persoonsgegevens worden verwerkt, hem zulks dient mee te delen en dat haar mededeling een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm dient te omvatten en, in ieder geval, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens. Deze verplichting geldt ten aanzien van alle verwerkingen van alle persoonsgegevens, ook de eventueel niet door Verzoeker genoemde. 3.6. Anders dan Verzoeker betoogt, is Dexia naar het oordeel van de rechtbank niet, althans niet zonder meer, verplicht tot afgifte van kopieën van alle bij haar aanwezige, hem betreffende gegevens en stukken. Wel kan haar verplichting tot het verstrekken van een volledig overzicht in begrijpelijke vorm impliceren dat tevens kopieën van gegevens en/of stukken aan hem dienen te worden afgegeven. Voor elk afzonderlijk gegeven en voor elk afzonderlijk stuk zal moeten blijken of en, zo ja, in hoeverre dit het geval is. 3.7. Verzoeker heeft in zijn hiervoor onder 1.c genoemde brief en in zijn processtukken een aantal concrete gegevens en stukken genoemd. De rechtbank zal deze gegevens en stukken thans achtereenvolgens behandelen en het verzochte steeds in zoverre beoordelen. Een kopie van de overeenkomsten 3.8. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Verzoeker verklaard dat hij beschikt over een exemplaar, althans een kopie, van de effectenlease-overeenkomst en de depot-overeenkomst. Gesteld noch gebleken is dat Verzoeker bij afgifte van (extra) kopieën voldoende belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek (BW). Zijn verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen. De rechtbank overweegt volledigheidshalve nog dat dit niet afdoet aan het hiervoor onder 3.5 verwoorde uitgangspunt. Indien en voorzover in verband met de overeenkomsten Verzoeker betreffende persoonsgegevens worden verwerkt, dient Dexia zulks aan Verzoeker mede te delen en daarbij het hiervoor onder 3.5 genoemde overzicht en de hiervoor onder 3.5 genoemde informatie te verstrekken. Het beleggersprofiel 3.9. De rechtbank begrijpt het verzoek aldus dat Verzoeker inzage wenst in het beleggersprofiel als bedoeld in artikel 28 Nadere Regeling gedragstoezicht effectenverkeer 2002 dat Dexia, naar hij stelt, voor het aangaan van de overeenkomsten heeft opgesteld, althans had moeten opstellen. Dexia heeft hiertegen aangevoerd dat zij niet gehouden was een beleggersprofiel op te stellen en dat zij dat dan ook niet gedaan heeft. Dexia heeft, zo heeft zij aangevoerd, slechts een toetsing bij het Bureau Kredietregistratie uitgevoerd. De rechtbank stelt voorop dat niet terzake doet of Dexia op grond van de relevante wet- en regelgeving verplicht was tot het opstellen van een beleggersprofiel. Aan de orde is slechts de vraag of in dit verband persoonsgegevens worden verwerkt. Indien en voor zover het antwoord op deze vraag bevestigend luidt, dient Dexia zulks aan Verzoeker mede te delen en daarbij het hiervoor onder 3.5 genoemde overzicht en de hiervoor onder 3.5 genoemde informatie te verstrekken. Deze verplichting geldt in ieder geval ten aanzien van de verwerking, door Dexia, van Verzoeker betreffende persoonsgegevens in verband met de toetsing bij het Bureau Kredietregistratie. Vaststaat dat deze toetsing is uitgevoerd. Het verzoek van Verzoeker zal daarom in zoverre worden toegewezen. De bedoelde verplichting geldt verder ten aanzien van de verwerking, door Dexia, van Verzoeker betreffende persoonsgegevens in verband met eventuele verdere toetsingen. Partijen hebben in hun processtukken en ter gelegenheid van de mondelinge behandeling niet uitgesloten dat verdere toetsingen zijn uitgevoerd. De aankoopbewijzen van de in de overeenkomsten genoemde effecten 3.10. Dexia heeft onweersproken aangevoerd dat zij met vele personen overeenkomsten als de onderhavige is aangegaan en dat zij de uit dien hoofde benodigde effecten dagelijks in één keer, op eigen naam, heeft gekocht. Met Dexia is de rechtbank van oordeel dat de betrokken aankoopbewijzen geen geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon betreffen en dus niet als persoonsgegevens kunnen worden aangemerkt. De rechtbank verwijst in dit verband naar artikel 1 onder a Wbp. Het verzoek van Verzoeker zal daarom in zoverre worden afgewezen. De rechtbank overweegt volledigheidshalve nog dat dit niet afdoet aan het hiervoor onder 3.5 verwoorde uitgangspunt. Indien en voorzover in verband met de aankoop van effecten Verzoeker betreffende persoonsgegevens worden verwerkt, dient Dexia zulks aan Verzoeker mede te delen en daarbij het hiervoor onder 3.5 genoemde overzicht en de hiervoor onder 3.5 genoemde informatie te verstrekken. Deze verplichting geldt, uiteraard, ook ten aanzien van de verwerking van Verzoeker betreffende persoonsgegevens in verband met de verdeling van de aangekochte effecten over de betrokken cliënten. De afschriften van dividenduitkeringen 3.11. Dexia heeft onweersproken aangevoerd dat zij met vele personen overeenkomsten als de onderhavige is aangegaan en dat zij de door de uitgevende instellingen uitgekeerde dividenden steeds in één keer, op eigen naam, heeft geïncasseerd. Met Dexia is de rechtbank van oordeel dat de betrokken afschriften geen geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon betreffen en dus niet als persoonsgegevens kunnen worden aangemerkt. De rechtbank verwijst in dit verband opnieuw naar artikel 1 onder a Wbp. Het verzoek van Verzoeker zal daarom in zoverre worden afgewezen. De rechtbank overweegt volledigheidshalve nog dat dit niet afdoet aan het hiervoor onder 3.5 verwoorde uitgangspunt. Indien en voor zover in verband met de uitkering van dividenden door uitgevende instellingen Verzoeker betreffende persoonsgegevens worden verwerkt, dient Dexia zulks aan Verzoeker mede te delen en daarbij het hiervoor onder 3.5 genoemde overzicht en de hiervoor onder 3.5 genoemde informatie te verstrekken. Deze verplichting geldt, uiteraard, ook ten aanzien van de verwerking van Verzoeker betreffende persoonsgegevens in verband met de verdeling van de geïncasseerde dividenden over de betrokken cliënten. Verzoeker heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling echter verklaard dat hij beschikt over van Dexia afkomstige jaaroverzichten waaruit blijkt welke dividenden aan hem zijn doorbetaald. Gesteld noch gebleken is dat Verzoeker bij afgifte van (extra) afschriften voldoende belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 BW. Zijn verzoek zal daarom ook in zoverre worden afgewezen. De inventarisatie van de kredietwaardigheid 3.12. De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen hiervoor onder 3.9 met betrekking tot het beleggersprofiel is overwogen. Het daar gezegde is, mutatis mutandis, ook van toepassing op de inventarisatie van de kredietwaardigheid. Een schriftelijke uitwerking van gevoerde telefoongesprekken 3.13. De rechtbank overweegt dat artikel 8.5.5 van de Gedragscode bepaalt dat een cliënt, in het onderhavige geval Verzoeker, (slechts) bij interpretatieverschillen of onenigheden met betrekking tot de inhoud van de opgenomen telefoongesprekken het recht heeft het opgenomen telefoongesprek te beluisteren en/of een transcriptie van het opgenomen telefoongesprek te verkrijgen. Deze regel zet, als bijzondere regel, de algemene regels van de Wbp opzij. De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen hiervoor onder 3.2, tweede alinea, is overwogen. Niet terzake doet of in opgenomen telefoongesprekken tussen Verzoeker en Dexia interpretatieverschillen of onenigheden (bijvoorbeeld met betrekking tot de overeenkomsten) aan de orde zijn geweest. Daarmee is immers nog niet gezegd dat tussen Verzoeker en Dexia sprake is van interpretatieverschillen of onenigheden met betrekking tot de inhoud van die telefoongesprekken. Gesteld noch gebleken is dat dit laatste het geval is. Het verzoek van Verzoeker zal daarom in zoverre worden afgewezen. Alle overige op Verzoeker van toepassing zijnde documenten 3.14. Hiervoor onder 3.5 is reeds overwogen dat de verplichtingen van Dexia op grond van artikel 35 lid 2 Wbp alle verwerkingen van alle persoonsgegevens betreffen, ook de eventueel niet door Verzoeker genoemde. Hiertoe behoort in ieder geval het door Dexia ter gelegenheid van de mondelinge behandeling genoemde cliëntensysteem, waarin per cliënt een aantal gegevens, onder meer betreffende telefonische contacten met de cliënt, worden vastgelegd. Het verzoek van Verzoeker zal daarom in zoverre worden toegewezen. Tussenbalans 3.15. De rechtbank overweegt, bij wijze van tussenbalans, dat het verzoek van Verzoeker in beginsel voor toewijzing gereed ligt, voorzover het strekt tot veroordeling van Dexia hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt (rechtsoverweging 3.5) en, met betrekking tot de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens in verband met de toetsing bij het Bureau Kredietregistratie (rechtsoverweging 3.9) en het cliëntensysteem (rechtsoverweging 3.14), voor zover het strekt tot veroordeling van Dexia hem een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm te verstrekken, en een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens. De rechtbank overweegt – onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 3.6 is overwogen – verder dat niet, althans onvoldoende, is gesteld of gebleken dat in dit verband afgifte van kopieën van gegevens en/of stukken door Dexia noodzakelijk is. Het nadere verweer van Dexia 3.16. Dexia voert tot haar verweer nader aan dat sprake is van misbruik van bevoegdheid aan de zijde van Verzoeker (artikel 3:13 BW) en/of dat zij artikel 35 Wbp buiten toepassing mag laten omdat dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van haar rechten en vrijheden (artikel 43 aanhef en onder e Wbp). 3.17. De rechtbank stelt voorop dat artikel 35 Wbp het belang van de betrokkene veronderstelt en aan diens recht, respectievelijk de uitoefening daarvan, behoudens een hier niet terzake doende uitzondering, geen voorwaarden verbindt. Integendeel, het artikel bepaalt dat de betrokkene het recht heeft zich “vrijelijk” tot de verantwoordelijke te wenden. De rechtbank zal de diverse onderdelen van het nadere verweer van Dexia thans afzonderlijk behandelen en beoordelen. 3.18. Niet, althans niet voldoende, gesteld of gebleken is dat Verzoeker zijn bevoegdheid heeft uitgeoefend met geen ander doel dan Dexia te schaden. De enkele (door Dexia aangevoerde) omstandigheid dat andere personen zich met een identiek, althans vergelijkbaar, verzoek tot Dexia hebben gewend kan in dit verband niet als voldoende worden aangemerkt. 3.19. Niet, althans niet voldoende, gesteld of gebleken is dat Verzoeker zijn bevoegdheid heeft uitgeoefend met een ander doel dan waarvoor zij is verleend. De enkele (door Dexia aangevoerde) omstandigheid dat Verzoeker mogelijk informatie zal verkrijgen die hem van pas komt, althans kan komen, in het kader van het geschil tussen partijen betreffende de overeenkomsten kan in dit verband niet als voldoende worden aangemerkt. 3.20. Met betrekking tot het beroep van Dexia op artikel 43 aanhef en onder e Wbp stelt de rechtbank voorop dat Dexia behoort tot de in die bepaling bedoelde “anderen”. Verder dient, zoals blijkt uit de parlementaire geschiedenis, de term “noodzakelijk” strikt te worden uitgelegd. Dexia voert aan dat het verzoek van Verzoeker, in het licht van de omstandigheid dat het geschil tussen partijen betreffende de overeenkomsten mogelijk onderwerp zal worden van een gerechtelijke procedure, het bepaalde in artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) op onaanvaardbare wijze doorkruist. De rechtbank volgt Dexia hierin niet. Het recht van de betrokkene op grond van artikel 35 Wbp loopt, zowel in het algemeen als in het onderhavige geval, slechts gedeeltelijk parallel met het recht van de belanghebbende op grond van artikel 843a Rv. De te dienen doelen zijn niet dezelfde. Het recht uit de Wbp richt zich op alle verwerkingen van alle persoonsgegevens en leidt in de eerste plaats tot een volledig overzicht in begrijpelijke vorm. Het recht uit Rv richt zich op “bepaalde bescheiden” en leidt tot inzage, afschrift of uittreksel. Niet, althans niet voldoende, gesteld of gebleken is dat, voorzover beide wegen elkaar in het onderhavige geval overlappen (in die zin dat zij strekken tot verkrijging van dezelfde informatie), toewijzing van een vordering op grond van artikel 843a Rv uitgesloten is. Artikel 21 Rv verplicht partijen de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren; in dit licht valt niet in te zien waarom Dexia, door nakoming van haar verplichtingen uit de Wbp, in haar processuele positie zou worden geschaad. Dexia voert verder aan dat het verzoek van Verzoeker bij haar tot onevenredig hoge administratieve lasten leidt. De rechtbank volgt Dexia ook hierin niet. De verplichtingen van Dexia uit de Wbp zijn naar het oordeel van de rechtbank te overzien. De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen hiervoor onder 3.15 is overwogen. Bovendien kan Dexia onder omstandigheden aanspraak maken op vergoeding door Verzoeker van (een deel van) de door haar te maken kosten. De rechtbank verwijst in dit verband naar het bepaalde in artikel 39 Wbp in verbinding met artikel 2 Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp. Een en ander brengt tevens mee dat niet geoordeeld kan worden dat Verzoeker, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van zijn bevoegdheid op grond van artikel 35 Wbp en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. . Resumé 3.21. Uit hetgeen hiervoor onder 3.17 tot en met 3.20 is overwogen, vloeit voort dat het verzoek van Verzoeker, in voege als hiervoor onder 3.15 weergegeven, (definitief) toewijsbaar is. 3.22. De rechtbank zal de termijn waarbinnen Dexia aan de uit te spreken veroordeling dient te voldoen verlengen en zal de daaraan te verbinden dwangsom matigen en maximeren, een en ander in voege als hierna te vermelden. 3.23. De rechtbank zal de veroordeling, zoals door Verzoeker verzocht, uitvoerbaar bij voorraad verklaren. De enkele omstandigheid dat Dexia heeft aangekondigd in hoger beroep te zullen gaan indien zij geheel of gedeeltelijk in het ongelijk wordt gesteld, leidt niet tot een ander oordeel. 3.24. Nu ieder der partijen deels in het gelijk, deels in het ongelijk is gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in voege als hierna, in het dictum, zal worden vermeld. BESLISSING De rechtbank: - beveelt Dexia binnen vier weken na betekening van deze beschikking aan Verzoeker mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt en, met betrekking tot de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens in verband met de toetsing bij het Bureau Kredietregistratie en in het cliëntensysteem, hem een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm te verstrekken, en een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens; - bepaalt dat Dexia een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt ad € 250,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 10.000,00; - verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad; - compenseert de proceskosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt; - wijst het meer of anders verzochte af. Gegeven door mr. A.A.E. Dorsman, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.