Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT5248

Datum uitspraak2005-05-03
Datum gepubliceerd2005-05-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers02/002277-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

De zaak begint met de stalking door verdachte van zijn ex-vriendin en het vervolgens bedreigen van haar en haar naasten. Het wordt serieuzer als verdachte een boom bij zijn ex in de voortuin in brand steekt. Ook blijkt hij aan een brutale diefstal met geweld te hebben meegedaan, waarbij het slachtoffer een 83-jarige alleenstaande vrouw was.
Feit 4 is echter het meest ernstig. Op drie plaatsen wordt brand gesticht. Twee maal gaat de brand (aan een achterdeur) vanzelf uit, maar de derde blijft doorwoekeren en legt uiteindelijk een compleet winkelcentrum aan de Nieuwe Markt te Roosendaal, 9 winkels in de as. Schade geschat tussen 10 en 15 miljoen euro.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Parketnummer(s): 02/002277-04 1 Partijen. Onderzoek van de zaak. In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum], wonende te [woonplaats]le jeugdinrichting Den Hey-Acker, locatie "De Leij" te Vught, heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen. De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting met gesloten deuren. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal. 2 De tenlastelegging. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het wetboek van strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat 1. hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2004 tot en met 11 november 2004 te Roosendaal, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers verdachte heeft - die [slachtoffer] op een of meer dag(en) vele malen telefonisch benaderd en/of laten benaderen, waarbij vervolgens niets gezegd werd en/of die [slachtoffer] met de dood en/of mishandeling en/of brandstichting werd bedreigd en/of op een of meer dag(en) een of meerma(a)l(en) (al dan niet bedreigende) SMS-berichten gestuurd en/of; - die [slachtoffer] een of meerma(a)l(en) op straat aangesproken en/of; - die [slachtoffer] een of meerma(a)l(en) op haar school of nabij haar school aangesproken en/of van haar fiets getrapt en/of een of meer ma(a)l(en) in het gezicht geslagen en/of gespuugd en/of; - een valse 112-melding van een brand gedaan op het woonadres van die [slachtoffer] en/of; - een boom die in de voortuin van de woning van die [slachtoffer] stond, in brand gestoken en/of; - die [slachtoffer] en/of haar moeder een of meer ma(a)l(en) brieven gestuurd waarin hij – zakelijk weergegeven – onder andere aangaf dat hij vond dat ze logen en/of; - een of meer perso(o)n(en) uit de directe omgeving van die [slachtoffer] (te weten: [slachtoffer] e.v. [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer]) aangesproken en/of gebeld en/of brieven geschreven en/of lastig gevallen en/of bedreigd; 2. hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2004 tot en met 11 november 2004 te Roosendaal, [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde personen dreigend het navolgende gezegd: - tegen die [slachtoffer] de woorden: "Ik pak jouw nog wel en je hebt me belazerd" en/of "Je hebt nog maar te leven tot 16 jaar dus geniet er nog maar van" en/of "Ik maak je af" en/of "Als je nou nog een keer een grote mond geeft dan sla ik je helemaal kapot, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; en/of; - tegen die [slachtoffer] de woorden: "Als ik jou zie pak ik jou en je leeft niet lang meer" en/of "Ik hak jou in stukjes", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; en/of - tegen die [slachtoffer], terwijl hij haar bij haar keel had gepakt en/of haar keel had dichtgeknepen, de woorden: "Ik maak je dood, jij ligt vanavond in het ziekenhuis, ik ga je volgen tot aan je huis", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 3. hij op of omstreeks 01 oktober 2004 te Roosendaal tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een boom (staande in een voortuin, behorende bij de woning aan de [adres slachtoffer]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer tak(ken) van die boom, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die boom geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die woning bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was; 4. hij op of omstreeks 09 september 2004 te Roosendaal tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht op/in/aan/tegen een winkelcomplex (toebehorende aan Beheer en Handel Maatschappij Blokker B.V., waarin onder andere gevestigd waren Blokker, Shoe Outlet, Didi, Witteveen, Pearl, Stichting Groenhuizen, Cosmo Kappers, Blokhak en/of de DVD-factory), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een of meer delen van dat winkelcomplex en/of (een) brandbare stof(fen) , ten gevolge waarvan dat (deel) van het winkelcomplex geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de zich daarin bevindende inboedel en/of de naastgelegen panden en/of de zich daarin bevindende inboedel en/of personen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor personen, te duchten was; 5. hij op of omstreeks 18 september 2004 te Roosendaal tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) hebben aangebeld bij voornoemde [slachtoffer] en, toen deze de voordeur opendeed, overhoeds en direct, langs voornoemde [slachtoffer] af, naar binnen gelopen zijn en de gordijnen van de woonkamer heeft/hebben dichtgedaan en gelijktijdig op meerdere plaatsen de woning van die [slachtoffer] zijn gaan doorzoeken. 3 De geldigheid van de dagvaarding. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4 De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Hij kan dus in zijn vordering worden ontvangen. 6 Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7 De bewezenverklaring. 7.1 Hetgeen bewezen is. Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte 1. op tijdstippen in de periode van 1 september 2004 tot en met 11 november 2004 te Roosendaal, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slacht[slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden of vrees aan te jagen, immers verdachte heeft - die [slachtoffer] op meer dagen vele malen telefonisch benaderd of laten benaderen, waarbij vervolgens niets gezegd werd of die [slachtoffer] met de dood en/of mishandeling en/of brandstichting werd bedreigd en op (meer) dagen een of meermalen (al dan niet bedreigende) SMS-berichten gestuurd en; - die [slachtoffer] meermalen op straat aangesproken en; - die [slachtoffer] meermalen op of nabij haar school aangesproken en/of van haar fiets getrapt en/of in het gezicht geslagen en/of gespuugd en; - een valse 112-melding van een brand gedaan op het woonadres van die [slachtoffer] en; - die [slachtoffer] of haar moeder meermalen brieven gestuurd waarin hij – zakelijk weergegeven – onder andere aangaf dat hij vond dat ze logen en; - personen uit de directe omgeving van die [slachtoffer] (te weten: [slachtoffer] e.v. [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoff[slachtoffer]) aangesproken of gebeld of brieven geschreven of lastig gevallen; 2. op tijdstippen in de periode van 1 september 2004 tot en met 11 november 2004 te Roosendaal, [slacht[slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoff[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde personen dreigend het navolgende gezegd: - tegen die [slachtoffer] de woorden: "Ik pak jou nog wel en je hebt me belazerd" en "Je hebt nog maar te leven tot 16 jaar dus geniet er nog maar van" en "Ik maak je af" en "Als je nou nog een keer een grote mond geeft dan sla ik je helemaal kapot" ; en; - tegen die [slachtoffer] de woorden: "Als ik jou zie pak ik jou en je leeft niet lang meer" en--- "Ik hak jou in stukjes" ; en - tegen die [slachtoffer], terwijl hij haar bij haar keel had gepakt en haar keel had dichtgeknepen, de woorden: "Ik maak je dood, jij ligt vanavond in het ziekenhuis, ik ga je volgen tot aan je huis" ; 3. op 01 oktober 2004 te Roosendaal tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht aan een boom staande in een voortuin, behorende bij de woning aan de [adres slachtoffer], immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer takken van die boom, ten gevolge waarvan die boom gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een woning, en levensgevaar voor de zich in die woning bevindende personen te duchten was; 4. op 09 september 2004 te Roosendaal tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een winkelcomplex, (toebehorende aan Beheer en Handel Maatschappij Blokker B.V., waarin onder andere gevestigd waren Blokker, Shoe Outlet, Didi, Witteveen, Pearl, Stichting Groenhuizen, Cosmo Hairstyling, Blokhak en de DVD-factory), immers hebben verdachte en zijn mededaders toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met delen van dat winkelcomplex en/of (een) brandbare stof ten gevolge waarvan dat winkelcomplex is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de zich daarin bevindende inboedel en de naastgelegen panden en de zich daarin bevindende inboedel en personen te duchten was; 5. op 18 september 2004 te Roosendaal tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders hebben aangebeld bij voornoemde [slachtoffer] en, toen deze de voordeur opendeed, onverhoeds en direct, langs voornoemde [slachtoffer] af, naar binnen gelopen zijn en de gordijnen van de woonkamer hebben dichtgedaan en gelijktijdig op meerdere plaatsen de woning van die [slachtoffer] zijn gaan doorzoeken. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8 Het bewijs. De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. 8.1 De bewijsmiddelen. 8.2 De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs. a.Met betrekking tot feit 4 heeft de verdediging aangevoerd dat er slechts sprake was van een in aanvang kleine brand, die door inadequaat optreden van de brandweer is geëscaleerd tot een grote uitslaande brand. De raadsman heeft zijn stelling omtrent de kwaliteit van de brandweer niet nader onderbouwd. Nu voorts ook uit andere feiten de rechtbank niet is gebleken van onvoldoende bluswerkzaamheden aan de zijde van de brandweer, verwerpt de rechtbank ten stelligste de door de verdediging gedane suggestie dienaangaande. Het totale winkelcomplex is ten slotte door de brand volledig verwoest. Zo de verdediging ook bedoeld heeft te zeggen dat de opzet niet zou zijn gericht op de totale verwoesting van het complex, wijst de rechtbank erop dat in casu sprake was van meerdere brandhaarden. Het kan dus, gelet op het veelal grillige verloop van branden, niet anders zijn dan dat bewust het risico is genomen dat het tot totale verbranding zou kunnen komen. b.De rechtbank is op grond van de huidige bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen voornoemde brandstichting heeft gepleegd. Of verdachte dit feit met nog twee anderen heeft gepleegd dan wel met meer dan twee is derhalve voor de onderhavige zaak niet relevant. Het door de raadsman gedane verzoek tot aanhouding strekkende tot het doen van nader onderzoek dienaangaande wordt dan ook afgewezen. c.Met betrekking tot feit 5 betwist de verdediging dat er sprake is van geweldshandelingen of dreiging daarmee. Ook dat verweer wordt verworpen. Door met drie personen de woning binnen te dringen, zich meteen over de diverse kamers te verspreiden en in de woonkamer de gordijnen te sluiten hebben zij voor de bewoonster, mede gelet op de hoge leeftijd (83 jaar) een dermate dreigende situatie gecreëerd dat de vrees van hun slachtoffer voor aanwending van geweld van de zijde van verdachten gerechtvaardigd was. Derhalve kan bewezenverklaring volgen van diefstal onder bedreiging van geweld. 9 De strafbaarheid van het bewezene. Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert de volgende misdrijven op: 1. Belaging. 2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd. 3. Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is. 4. Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is. 5. Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. 10 De strafbaarheid van verdachte. Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen. 11 De straffen en maatregelen. 11.1 Het ad informandum gevoegde. De rechtbank heeft in de beoordeling betrokken de door verdachte bekende, maar hem niet ten laste gelegde feiten, die staan vermeld op de vanwege de officier van justitie aan verdachte betekende onderhavige dagvaarding, te weten: 3.017818-04 11 september 2004, Heerle, Gem Roosendaal, Diefstal spijkerbroek uit kleedruimte; 4.016583-04 29 maart 2004, Bergen op Zoom, Gem Bergen op Zoom, Eenvoudige belediging van een ambtenaar; 5.016583-04 29 maart 2004, Bergen op Zoom, Gem Bergen op Zoom, Niet voldoen aan een ambtelijk bevel. Hetgeen voor het overige ad informandum is aangeboden is bij de bepaling van de straf buiten beschouwing gebleven, nu verdachte deze feiten ontkent. 11.2 De algemene overwegingen omtrent de straf en maatregel. Op grond van de aard van het bewezene en het ter informatie bij het dossier gevoegde, dat hierboven is genoemd, alsmede op grond van de omstandigheden, waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf en maatregel behoren te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen. 11.3 De bijzondere overwegingen omtrent de straf en maatregel. Nadat zijn vriendin de verkering uitmaakte heeft verdachte haar gedurende lange tijd gestalkt. Zelfs in detentie is hij haar telefonisch en schriftelijk blijven lastig vallen. Dit zijn kwalijke feiten, welke zeer bedreigend zijn voor de slachtoffers. Tot verdachte dringt maar niet door dat hij de beslissing van zijn ex-vriendin dient te respecteren. Als reactie op de verbroken relatie is verdachte met een ander naar haar huis gegaan en heeft een in de voortuin, op korte afstand van de ouderlijke woning, staande boom aangestoken, terwijl zijn ex-vriendin en haar zus op dat moment in de woning verbleven. Dankzij alert optreden van een buurtbewoner werd de brand geblust. Een dergelijk ernstig feit leidt tot grote onrust en gevoelens van onveiligheid onder de bevolking. Dit geldt temeer, nu Roosendaal al eerder werden geteisterd door vele brandstichtingen. Buitengewoon ernstig acht de rechtbank de diefstal die verdachte met twee andere jongens op 18 september 2004 pleegde. Zij zochten een woning uit waarin een 83-jarige vrouw alleen woonde. Binnengelaten overliepen zij deze vrouw en doorzochten haar woning. Uit haar portemonnee en een geldpotje werd geld ontvreemd. Aan het plegen van dergelijke delicten tilt de rechtbank zwaar, omdat deze eveneens tot grote gevoelens van onveiligheid leiden. Laat in de avond van 8 september 2004 gaat verdachte met twee vrienden vanuit Bergen op Zoom met de trein naar Roosendaal op dievenpad. In Roosendaal is aanvankelijk gezocht naar een geschikte plaats om in te breken. Toen deze kennelijk niet werd gevonden, werd het winkelcomplex, gelegen Tussen de Markten en de Nieuwe Markt aangestoken. In hoeverre in casu sprake was van een reactie of wraakactie jegens een van de afgebrande winkels moet de rechtbank in het midden laten nu hiervoor geen onomstotelijk bewijs voorhanden is. Een vriend bleef op de uitkijk staan terwijl de anderen brand stichtten bij de achterdeuren van de firma's Blokker en Didi, gelegen in een steegje dat leidde naar een achter de verschillende winkels gelegen pleintje. Beide branden gingen vanzelf uit. Vervolgens werd tussen de voordeuren van de firma Groenhuysen en Cosmo/DVD-factory een slang in de brievenbus gedaan en via die slang werd een brandbare vloeistof naar binnen gespoten en in brand gestoken. De brand breidde zich in de brievenbus via de wandplaten en de plafonds steeds verder uit. Om 02.45 uur kwam de eerste brandmelding binnen. De brandweer heeft vele uren met groot materieel geblust doch kon niet voorkomen dat het complex volledig in de as werd gelegd. Het hoeft geen betoog dat dit een buitengewoon ernstig feit betreft. Niet alleen door de op maar liefst 15 miljoen euro geschatte schade welke hierdoor is ontstaan, maar met name door het enorme gevaar dat ontstond voor goederen en personen. Bovendien moet een brand van dergelijke omvang voor omwonenden een buitengewoon traumatische ervaring zijn geweest. Dit alles heeft verdachte en zijn mededaders niet van hun daden kunnen weerhouden, hetgeen de rechtbank hen, ondanks hun jonge leeftijd, buitengewoon kwalijk neemt. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie, alle feiten bewezen achtend, gevorderd aan de verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van tien maanden, alsmede de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Verdachte is in het verleden al vaker met justitie in aanraking geweest. Hij was onder toezicht gesteld, maar deze is na het bereiken van de 18-jarige leeftijd komen te vervallen. De in het verleden gepleegde delicten en die, waarvoor hij nu terecht staat, tonen een sombere stijgende lijn. Verdachte glijdt af naar steeds crimineler gedrag. Omtrent verdachte is gerapporteerd door de Raad voor de Kinderbescherming, de psychologe Meuwese en de jeugdpsychiater Bonroy. De deskundigen constateren een licht mentale handicap en ernstige zwakbegaafdheid, welke in combinatie met ADHD tot een groot risico van de ontwikkeling van een antisociale persoonlijkheidsstoornis leidt. Het recidivegevaar wordt groot ingeschat. Voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling dient verdachte te worden geplaatst in een langdurig gestructureerde orthopedagogische setting. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde, misdrijven betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Daarnaast acht de rechtbank, mede gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, een jeugddetentie als gevorderd passend en geboden. 12 De overwegingen omtrent de vordering van de benadeelde partij. De benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres slachtoffer], heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 1.071,50 terzake van hetgeen onder 5 is bewezen verklaard, te weten een bedrag van € 71,50 aan materiële kosten (het gestolen geld) en een bedrag van € 1.000,-- aan immateriële kosten. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde rechtstreekse schade heeft geleden tot een bedrag van € 71,50. De hoogte van de opgevoerde immateriële kosten staat onvoldoende vast, maar wel vast staat dat haar een bedrag ter zake toekomt. De rechtbank zal daarom naar redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 750,-- als voorschot toewijzen. Derhalve kan de vordering tot een bedrag van € 821,50 worden toegewezen. Het overige gedeelte van deze vordering is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Er is in deze zaak sprake van meer dan een pleger van het strafbare feit. Ieder van de plegers is naar het civiele recht hoofdelijk aansprakelijk. De verdachte is derhalve niet tot vergoeding gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededaders is voldaan. De rechtbank zal daarnaast aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], nu verdachte jegens deze naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die aan deze door het strafbare feit, genoemd onder 5, is toegebracht. De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft namens de DVD-Factory schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 33.624,95 ter zake van hetgeen onder 5 is bewezen verklaard. Dat bedrag betreft het verschil in de door de benadeelde partij berekende schade met de uitgekeerde verzekeringspenningen. Deze vordering is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. 13 De toepasselijke wetsartikelen. De beslissing berust op de artikelen 27, 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77l, 77s, 77gg, 157, 285, 285b, 310 en 312 van het wetboek van strafrecht. 14 De beslissing. RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt. Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7 is omschreven. Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij. Zij verklaart het bewezen verklaarde strafbaar. Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder 9 vermelde strafbare feiten. Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar. Zij veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 10 (tien) maanden. Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie. Zij beveelt de plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen. Zij geeft het advies dat de opgelegde plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zal worden ten uitvoer gelegd in de Rentray te Rekken, danwel Den Engh te Den Dolder. Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], [adres] te [plaats], toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 821,50 (zegge: achthonderdeenentwintig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het onder 5 bewezenverklaarde werd gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening. Zij verstaat dat verdachte niet tot vergoeding van voormeld bedrag en van de kosten is gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededaders is voldaan. Zij bepaalt dat deze benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. (BP.23) Zij verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Zij legt daarnaast aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van voornoemd slachtoffer [slachtoffer], [plaats], te betalen een som geld ten bedrage van € 821,50 (zegge: achthonderdeenentwintig euro en vijftig eurocent). Zij verstaat dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen. Indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, komt daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag te vervallen. Zij verstaat dat verdachte niet tot vergoeding van voormeld bedrag en van de kosten is gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededaders is voldaan. Zij bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk is in zijn vordering en dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Zij veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, begroot op nihil.(BP.16) Dit vonnis is gewezen door mr. Alferink, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Van Kralingen en mr. Van der Wiel-Rammeloo, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Mertens en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 mei 2005.