Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT2985

Datum uitspraak2005-03-23
Datum gepubliceerd2005-04-01
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers119215 EX RK 04-373
Statusgepubliceerd


Indicatie

Dexia zaak. Inzage persoonsgegevens. Nuancering verplichting Dexia.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH BESCHIKKING Zaaknummer : 119215 / EX RK 04-373 Datum beschikking :23 maart 2005 Deze beschikking wordt gegeven naar aanleiding van het op 16 november 2004 ter griffie ingediende verzoekschrift met bijlagen namens: [de man], wonende te [adres], verzoeker, gericht tegen: DEXIA BANK NEDERLAND n.v., gevestigd te Amsterdam, verweerster, procureur mr. J.E. Lenglet, advocaat mr. W.A.K. Rank te Amsterdam. 1. Inleiding 1.1. Het verzoekschrift is gebaseerd op artikel 46 van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP). 1.2. Door verweerder (verder aan te duiden met Dexia) is een verweerschrift met bijlagen ingediend. 1.3. Op 26 januari 2005 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij verzoeker en Dexia, laatstgenoemde vertegenwoordigd door de kantoorgenoten van mr Rank, mr M. Bracke en mr A.J. Haasjes, aanwezig waren. 1.4. Verzoeker heeft zijn standpunt toegelicht, waarna mr Bracke het standpunt van Dexia heeft toegelicht aan de hand van een door haar overgelegde pleitnota. 2. Het verzoek 2.1. Het verzoek strekt er toe dat Dexia wordt bevolen het door verzoeker bij Dexia ingediende verzoek tot het verkrijgen van inzage in zijn persoonsgegevens alsnog te honoreren. 2.2. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van de weigering van Dexia om in te gaan op het op 15 september 2004 gedane (bij Dexia op 20 september 2004 binnengekomen) verzoek aan Dexia om verzoeker te laten weten of Dexia persoonsgegevens verwerkt van verzoeker en zo ja, daarvan een volledig overzicht te geven. 2.3. Daarbij geeft verzoeker aan in elk geval te doelen op (a) een kopie van de overeenkomst; (b) het risicoprofiel; (c) de aankoopbewijzen van de in de effectenlease-overeenkomst genoemde aandelen; (d) de afschriften van dividenduitkeringen; (e) de inventarisatie van zijn kredietwaardigheid; (f) een schriftelijke uitwerking van gevoerde telefoongesprekken; (g) alle overige documenten die op hem van toepassing zijn. Voorts verzoekt verzoeker om inlichtingen betreffende "het doel van de verwerking, de ontvangers van de gegevens en over de herkomst van de gegevens". 2.4. De weigering van Dexia om aan dit verzoek te voldoen is verzoeker bij brief van 19 oktober 2004 medegedeeld. Deze brief bevindt zich bij de stukken. 3. Het verweer 3.1. Dexia heeft zich tegen toewijzing van het bij de rechtbank ingediende verzoek verzet en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek met veroordeling van verzoeker in de kosten van de procedure. 3.2. Zij heeft daartoe met name het volgende aangevoerd. - verzoeker maakt misbruik van recht omdat hij zijn verzoek uitsluitend heeft gedaan om daarmee Dexia te schaden; - verzoeker maakt misbruik van recht omdat hij daarbij geen enkel belang heeft; - Dexia kan het verzoek weigeren omdat het voldoen aan dat verzoek voor haar een te grote administratieve last betekent; - subsidiair: aan een aantal in het bijzonder verlangde gegevens behoeft Dexia niet te voldoen, gelet op het eigen karakter daarvan en/of het feit dat deze niet gestructureerd toegankelijk zijn. 4. De beoordeling 4.1. Het verzoek is voldoende duidelijk omschreven en tijdig bij de rechtbank binnengekomen, zodat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek. 4.2. [de man] staat in een bijzondere relatie tot Dexia. Hij heeft immers, zo heeft Dexia onweersproken meegedeeld, op [nummer] oktober 1999 een effectenlease-overeenkomst gesloten met de rechtsvoorgangsters van Dexia, met nummer [nummer], einddatum [nummer] oktober 2002, hoofdsom € 19.572,48, leasesom € 23.679,18, waarvan de verkoopwaarde van de effecten € 10.550,40 bedroeg. 4.3. Voorop staat dat iedere betrokkene zich op grond van artikel 35 WBP vrijelijk tot de verantwoordelijke kan wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. Dat betekent dat verzoeker daarbij geen belang behoeft aan te voeren. Dat neemt niet weg dat verzoeker wel degelijk ook van deze bevoegdheid misbruik kan maken en dat dat met name het geval kan zijn wanneer hij zijn verzoek doet met het uitsluitende oogmerk om de verantwoordelijke (in dit geval Dexia) te schaden. Dat zich dat geval hier voordoet is evenwel niet aannemelijk geworden. Het feit dat verzoeker een brief heeft gestuurd die hij had gedownload van internet en die door de redactie van het TV-programma TROS RADAR als standaardbrief is opgesteld, is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat verzoeker geen ander oogmerk heeft dan Dexia schade toe te brengen. Het is ook zeker niet onaannemelijk dat iemand tot het daadwerkelijk doen van een verzoek als het onderhavige komt wanneer hem de mogelijkheid daartoe wordt bekend gemaakt en al helemaal als hem daartoe een hulpmiddel (bijvoorbeeld in de vorm van een standaardbrief, met adres etc.) wordt verstrekt. Het komt de rechtbank dan ook niet juist voor dat Dexia met de brief van 19 oktober 2004 elke inhoudelijke beantwoording heeft geweigerd. 4.4. Bovendien heeft verzoeker ter terechtzitting opgemerkt dat hij de gegevens wil toetsen, daardoor mede op het spoor gezet omdat Dexia op 19 oktober 2004 afwijzend heeft gereageerd, hetgeen zijn wantrouwen jegens Dexia heeft gewekt. Dat betekent dat voor de beoordeling van het ten processe gedane verzoek in elk geval niet van een uitsluitende bedoeling om te schaden kan worden uitgegaan. Dit verweer kan Dexia niet baten. 4.5. De stelling van Dexia dat verzoeker alles al weet en daarom geen belang bij honorering van zijn verzoek heeft, gaat langs de bedoeling van de WBP heen; het belang van een betrokkene is immers onder meer dat hem de mogelijkheid wordt geboden te controleren of de door de verantwoordelijke verwerkte gegevens juist en/of volledig zijn. Dit verweer faalt eveneens. 4.6. Dexia heeft aangevoerd dat voldoening aan het verzoek een te grote administratieve last zou zijn en dat zij daarom met succes een beroep heeft kunnen doen en thans ook kan doen op het bepaalde in artikel 43 sub e van de WBP. Dit verweer gaat in zijn algemeenheid niet op. 4.7. In eerste instantie moet Dexia in antwoord op het op grond van artikel 35 eerste lid WBP gedane verzoek mededelen of er persoonsgegevens van de verzoeker worden verwerkt. Op zichzelf zal dat geen grote administratieve last zijn. De rechtbank realiseert zich overigens dat voor het verantwoord verkrijgen van een ogenschijnlijk simpel antwoord in veel gevallen nog best een en ander van de administratieve organisatie wordt gevergd, vooral wanneer de NAW-gegevens zoals een willekeurige verzoeker die presenteert niet letterlijk blijken te kloppen met die welke de verantwoordelijke verwerkt. Dit is echter een omstandigheid die voor rekening van de verantwoordelijke komt. Het feit dat Dexia een organisatie is met een zeer groot aantal klanten (Dexia heeft naar eigen zeggen er meer dan honderdduizend), maakt dat niet anders, omdat die omstandigheid vanzelfsprekend meebrengt dat een navenant grote administratie moet worden gevoerd; dit kan dan ook niet met succes als excuus worden aangevoerd. 4.8. Nadat het "ja" of "nee" bekend is geworden, komt het probleem aan de orde wat, in geval het antwoord "ja" is, er aan verzoeker moet worden geantwoord. Voor dat geval is immers het tweede lid van artikel 35 WBP geschreven. Dat lid bepaalt dat bij een "ja" het antwoord een "volledig overzicht" van de persoonsgegevens bevat en wel "in begrijpelijk vorm" , alsmede een omschrijving van het doel van de verwerking, de categorieën waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over herkomst van de gegevens. 4.9. In tegenstelling tot hetgeen uit de stellingen van Dexia lijkt te volgen, is het niet de bedoeling van de WBP dit overzicht zo ambitieus in te kleuren dat de ontsnappingsmogelijkheid van artikel 43 sub e WBP reëel in beeld komt, waarbij genoemde bepaling dan een mogelijkheid zou verlenen artikel 35 in zijn geheel buiten toepassing te laten. Het eerste lid van artikel 43 bepaalt immers dat dit buiten toepassing laten mag geschieden "voorzover dit noodzakelijk is in het belang van" in dit geval "de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen", waaronder dus - inderdaad - ook Dexia. Dat betekent onder meer dat Dexia gehouden is aan het verzoek te voldoen op een manier en in een mate die gelet op alle omstandigheden van het geval in redelijkheid van haar kan worden verlangd. 4.10. Gelet op de omvang van de organisatie van Dexia en de aard van de werkzaamheden (het aanbieden van gestandaardiseerde financiële producten aan consumenten en het beheren van die producten voor die consumenten) en de betrokken belangen over en weer, kan van Dexia gevergd worden dat zij a) antwoord geeft op de vraag of zij persoonsgegevens van een verzoeker verwerkt, en zo ja, b) een overzicht geeft van die persoonsgegevens. Dat overzicht behoeft niet meer in te houden dan een opsomming van de persoonsgegevens, die zij verwerkt, dat wil zeggen de directe identificatiegegevens, NAW -gegevens, etc, en de aard van de eventuele bescheiden (of overige bestanden) die daaraan op de een of andere wijze zijn gekoppeld, zonder dat de verdere inhoud van die bescheiden wordt weergegeven. Wanneer er op grond van het dit overzicht aanleiding voor de verzoeker is om nadere informatie of inzage/afschrift te verkrijgen in een of meer van die bescheiden, dan kan hij daarom alsnog verzoeken. Dit kan worden gezien als een soort tussenfase tussen de stappen van artikel 35 en artikel 36 WBP. Van de verzoeker kan dan verlangd worden dat hij zich dan specifiek over zijn nadere verzoek uitlaat en met name dat hij dan tot op zekere hoogte aangeeft welk belang hij heeft bij inzage of verstrekken van afschrift van een bepaald door hem aan te geven gegevensbestanddeel. Dexia dient dan een afweging te maken of zij in dat concrete geval aan het nadere verzoek kan voldoen 4.11. Concreet betekent het bovenstaande dat Dexia gelast zal worden het overzicht te geven zoals dat boven is aangegeven. Het is dan aan verzoeker als reactie daarop aan te geven waarvan hij inzage of kopie wenst en waarom. Vervolgens dient Dexia aan verzoeker te berichten of en in hoeverre zij aan dat nadere verzoek gevolg geeft. 4.12. Voor wat betreft de inhoud van het bedoelde overzicht merkt de rechtbank op basis van het debat tussen partijen nog het volgende op. 4.12.1. Persoonsgegevens die Dexia niet verwerkt in de zin van de wet behoeft zij - uiteraard - niet te vermelden. De eventuele omstandigheid dat er enige (al dan niet wettelijke) verplichting voor Dexia bestaat tot het hebben van een bepaald bescheid (rapport, verslag, document, etc.) betekent uiteraard niet dat Dexia zou moeten op te geven wat zij niet heeft of aan de andere kant opneming in het overzicht zou mogen weigeren omdat er tot die verwerking geen verplichting zou bestaan. 4.12.2. Wanneer het gaat over de inventarisatie van zijn kredietwaardigheid, r.o. 2.3 sub (e), heeft Dexia verwezen naar het BKR. Maar daarmee is de kwestie voor Dexia niet af want wanneer zij zelf een bestand met dit soort gegevens aanhoudt, zal zij dat in het overzicht moeten opnemen. Zoals al overwogen zal dan van verzoeker mogen worden verwacht dat hij aangeeft waarom hij eventueel inzage daarin wenst. Wanneer dat gaat om een geval dat verzoeker zich daarmee wenst te voorzien van informatie voor een procedure, dan zal Dexia terughoudender mogen reageren, dan wanneer het gaat om het verklaarbaar maken aan verzoeker waarom Dexia geen verdere effectenlease-overeenkomsten met hem wil sluiten. 4.12.3. Een schriftelijke uitwerking van gevoerde telefoongesprekken, r.o. 2.3 sub (f), zo stelt Dexia, kan zij niet geven omdat zij redelijkerwijs niet kan nagaan of er gesprekken met verzoeker op de door haar bewaarde banden voorkomen. Zij heeft dat toegelicht met de opmerking dat die banden niet systematisch toegankelijk zijn en dat er telkens de hele band moet worden afgeluisterd om te kunnen constateren of daarop mogelijkerwijs een gesprek met verzoeker voorkomt. Daarbij merkt de rechtbank op dat het ook nog kan zijn dat er meerdere gesprekken met cliënten of aanstaande cliënten kunnen zijn gevoerd, zodat het vinden van één gesprek met een bepaalde verzoeker nog geen volledig uitsluitsel geeft over de vraag welke gesprekken met die betrokkene zijn opgenomen. Het is dan ook niet uit te sluiten dat er gesprekken met een bepaalde betrokkene op verschillende banden staan. Het is daarom aannemelijk dat Dexia gelijk heeft als zij stelt dat het uitzoeken daarvan een omvangrijk karwei is. Aan de andere kant valt echter niet goed in te zien waarom Dexia die banden dan bewaart. Kennelijk ziet zij het belang daarvan in en zal zij in voorkomend geval daarvan gebruik willen maken. Daarvoor zal dan toch bekend moeten zijn dat er een of meer voor dat geval relevante bandopnamen bestaan. Het kan eigenlijk niet anders dan dat een zekere gestructureerde toegang tot de inhoud van die banden aanwezig is of zal worden vervaardigd. Voorzover er al geen sprake is van een bestand, betreft het persoongegevens die kennelijk bestemd zijn om in een bestand te worden opgenomen (vgl. artikel 2 lid 1 WBP). Zodra dat bestand vervaardigd is zal Dexia aan verzoeker - wanneer dat niet reeds kan bij het hieronder te noemen overzicht: spontaan - moeten meedelen of daarin persoonsgegevens met betrekking tot hem voorkomen. 4.13. Nu verzoeker reeds een aantal gevallen heeft genoemd (zie r.o. 2.3) waarin hij inzage of afschrift wil hebben, zal de rechtbank onder ogen zien of reeds thans daarover een uitspraak is te doen. Nu verzoeker daarbij geen specifiek belang heeft aangevoerd, houdt de rechtbank het er voor dat Dexia daaraan vooralsnog (verzoeker heeft immers nog een kans nadat hij het overzicht heeft ontvangen) niet behoeft te voldoen. 4.14. Op grond van het bovenstaande dient thans als volgt te worden beslist. 4.15. Nu partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld, is er geen aanleiding een kostenveroordeling uit te spreken. 5. De beslissing De rechtbank: 5.1. beveelt Dexia aan verzoeker op de voet van het bepaalde in artikel 35 WBP en met inachtneming van hetgeen hierboven is overwogen, een overzicht te geven van de persoonsgegevens die zij betreffende verzoeker verwerkt; 5.2. wijst het meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gewezen door mrs. Adang, Strijbos en Schoorlemmer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.