Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT2833

Datum uitspraak2005-03-30
Datum gepubliceerd2005-03-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/029340-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft een semi-automatisch vuurwapen met bijbehorende geluidsdemper en munitie overgedragen. Verdachte heeft met deze overdracht ter verbetering van zijn eigen financiële positie een onaanvaardbaar risico opgeroepen voor het leven en de veiligheid van personen, hetgeen in dit geval ook bewaarheid is geworden, aangezien met dit vuurwapen een persoon is vermoord.


Uitspraak

RECHTBANK TE UTRECHT Parketnummer: 16/029340-04 Datum uitspraak: 30 maart 2005 Tegenspraak Raadsman: mr. Th.U. Hiddema, advocaat te Maastricht G/T: Nee VERKORT VONNIS van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: (verdachte) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 en 16 maart 2005. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld. 1. hij op 14 augustus 2004 te 's-Gravenhage een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen in de vorm van een pistool, merk Crvena Zastava, model 70, van een kaliber 7.65 mm, en munitie van categorie III, te weten een hoeveelheid scherpe patronen (merk Browning, van een kaliber behorend bij voornoemd vuurwapen), heeft overgedragen aan A.M. M.. 2. hij op 22 september 2004 te 's-Gravenhage als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard. 3. hij op 22 september 2004 te 's-Gravenhage in het bezit was van een reisdocument, te weten een nationale identiteitskaart van Frankrijk, voorzien van het nummer 9903 7230 2896 en een pasfoto van verdachte en welke op naam was gesteld van A. M., geboren te Le Mans (72) op 27 augustus 1980, waarvan hij wist dat het reisdocument vals was, welke valsheid hierin bestond dat dit reisdocument qua kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte productie- en beveiligingstechnieken niet overeenkwam met een origineel door de autoriteiten van Frankrijk afgegeven document van dit model. Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen onder 1, 2 en 3 telkens meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Bespreking van een verweer De raadsman heeft ter terechtzitting gesteld -kort gezegd en zakelijk weergegeven- dat -ten aanzien van feit 1- de bij de politie afgelegde en voor verdachte belastende verklaring van medeverdachte A. E. (hierna: E.) niet voor het bewijs mag worden gebezigd, omdat deze verklaring het gevolg is van door de verhorende verbalisanten aan E. voorgehouden onjuiste informatie. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Voorzover al aangenomen moet worden dat de door E. afgelegde en jegens verdachte belastende verklaring uitsluitend het gevolg is van het gestelde optreden van de verhorende verbalisanten, en als al zou vast staan dat aldus sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs, dan geldt dat verdachte zich niet kan beroepen op deze onrechtmatigheid, omdat verdachte niet wordt getroffen in het belang dat de beweerdelijk geschonden norm beoogt te beschermen, te weten dat een verdachte direct noch indirect mag worden gedwongen tegen zichzelf verklaringen af te leggen. Het verweer wordt dan ook verworpen. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde: Handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III. en Handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd. Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard. Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: In het bezit zijn van een reisdocument, waarvan hij weet dat het vals is. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Motivering van de op te leggen sanctie Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft een semi-automatisch vuurwapen met bijbehorende geluidsdemper en munitie overgedragen. Door een dergelijk handelen wordt de maatschappelijke veiligheid ernstig aangetast, nu dit wapen en toebehoren slechts kunnen worden gebruikt en - naar de ervaring leert - ook worden gebruikt voor ernstige criminele activiteiten. Verdachte heeft met deze overdracht ter verbetering van zijn eigen financiële positie een onaanvaardbaar risico opgeroepen voor het leven en de veiligheid van personen, hetgeen in dit geval ook bewaarheid is geworden, aangezien met dit vuurwapen een persoon is vermoord. Voorts heeft verdachte, door als ongewenst vreemdeling in Nederland te verblijven, bewust een door het bevoegde gezag genomen besluit overtreden en daarmee het Nederlandse beleid ten aanzien van ongewenst verklaarde vreemdelingen doorkruist. Verdachte heeft tenslotte een valse identiteitskaart in zijn bezit gehad. Valse identiteitsbewijzen maken een deugdelijke identiteitscontrole onmogelijk en kunnen daardoor het plegen van andere strafbare feiten vergemakkelijken. Door het gebruik van valse reisdocumenten wordt het vertrouwen dat in het maatschappelijke verkeer pleegt te worden gesteld in van overheidswege verstrekte identiteitsbewijzen geschonden. Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 23 september 2004, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland reeds eerder is veroordeeld onder meer voor het in het bezit hebben van een vals reisdocument en een geweldsmisdrijf tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van het voorarrest. De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Verbeurdverklaring: Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: - een telefoon, kleur grijs, merk Nokia, type 6100, zal worden verbeurd verklaard, aangezien met behulp van dit voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, het onder 1 bewezenverklaarde is voorbereid. Onttrekking aan het verkeer: Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: - een identiteitskaart van Frankrijk op naam van M., zal worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 3 bewezenverklaarde is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Teruggave inbeslaggenomen goederen: Met betrekking tot het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: - een lidmaatschapspas van de (rechtspersoon) te Den Haag, acht de rechtbank de (rechtspersoon) te Den Haag degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank zal de teruggave van dit voorwerp aan genoemde rechtspersoon gelasten. De toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 57, 197 en 231 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 31 en 55 van de Wet wapens en munitie. DE BESLISSING: De rechtbank beslist als volgt: Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor is vermeld, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2 en 3 telkens meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van TWEE (2) JAREN. Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart verbeurd: een telefoon, kleur grijs, merk Nokia, type 6100. Verklaart onttrokken aan het verkeer: een identiteitskaart van Frankrijk op naam van M.. Gelast de teruggave van een lidmaatschapspas van de (rechtspersoon) te Den Haag aan de (rechtspersoon) te Den Haag. Dit vonnis is gewezen door mrs. A. Wassing, V.M.M. van Amstel en R.A.E. van Noort, bijgestaan door mr. J. Benard als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 maart 2005.