Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT2822

Datum uitspraak2005-03-24
Datum gepubliceerd2005-03-31
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers68598 KG ZA 05-39
Statusgepubliceerd


Indicatie

onrechtmatig gebruik van handelsnaam


Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden Sector civiel recht afdeling handelsrecht Korte Gedingen Uitspraak: 24 maart 2005 Kort-geding-nummer: 68598 KG ZA 05-39 VONNIS van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van: [W.], wonende te [woonplaats], eiseres, hierna mede te noemen: [W.], procureur: mr. H. de Boer, advocaat: mr. P.P.J.M. Verhaag te 's-Gravenhage, tegen [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, hierna mede te noemen: [gedaagde], procureur: mr. J.M.E. Hamming. PROCESGANG [W.] heeft [gedaagde] in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 10 maart 2005. [W.] heeft toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd dat de rechter bij vonnis, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: 1. [gedaagde] gebiedt om binnen een week na betekening van dit vonnis al datgene te doen dat nodig is om de domeinnaam [www.slijterijw.nl] op daartoe geëigende wijze aan [W.] over te dragen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van 5.000,00 euro (zegge: vijfduizend euro) voor iedere dag, een gedeelte van een dag voor een hele gerekend, waarop [gedaagde] in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen; 2. [gedaagde] gebiedt om binnen 24 uur na de betekening van dit vonnis het internetadres [www.slijterijw.nl] te re-routen zodat een gebruiker die het adres in zijn browser intoetst of "[W.]" op een zoekmachine intoetst, niet terechtkomt op het adres www.slijterijwaldsein.nl, of enig andere website die aan een ander dan [W.] toebehoort, op straffe van verbeurte van een dwangsom van 5.000,00 euro (zegge vijfduizend euro) voor iedere dag, een gedeelte van een dag voor een hele gerekend, waarop [gedaagde] in gebreke blijft stipt aan dit gebod te voldoen; 3. [gedaagde] gebiedt met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden ieder gebruik van de naam "Slijterij [W.]", waaronder begrepen de domeinnaam [www.slijterijw.nl], op straffe van verbeurte van een dwangsom van 5.000,00 euro (zegge vijfduizend euro) voor iedere dag, een gedeelte van een dag voor een hele gerekend, waarop [gedaagde] in gebreke blijft stipt aan dit gebod te voldoen; 4. [gedaagde] veroordeelt om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis aan de raadsman van [W.] gedetailleerd schriftelijk opgave te doen, een en ander gecontroleerd en geaccordeerd door een door [W.], op kosten van [gedaagde], in te schakelen registeraccountant van: a) het totaal aantal "hits" dat de site [www.slijterijw.nl] en de site www.slijterijwaldsein.nl ieder hebben gehad vanaf 1 januari 2005; b) het totaal aantal klanten dat in de onder a) genoemde periode door middel van de site van [gedaagde] producten hebben gekocht; c) het aantal verkochte producten waarop enige referentie voorkomt naar "Slijterij [W.]"; d) de in de periode onder a) genoemd totaal gerealiseerde omzet, alsmede de gerealiseerde nettowinst over de genoemde periode en de wijze waarop die winst is berekend; 5. [gedaagde] gebiedt, om aan [W.] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van 20.000,00 euro als voorschot op de door [W.] te vorderen schadevergoeding wegens gederfde inkomsten, reputatieverlies en gemaakte kosten voor rechtsbijstand in- en buiten rechte, te voldoen binnen tien dagen na de betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van 5.000,00 euro (zegge vijfduizend euro) voor iedere dag, een gedeelte van een dag voor een hele gerekend, waarop [gedaagde] in gebreke blijft stipt aan dit gebod te voldoen; 6. [gedaagde] beveelt binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis in de eerst volgende dorpskrant voor [woonplaats] "De Driuwpolle" een paginagrote rectificatie te plaatsen, zulks op eigen kosten, duidelijk leesbaar, en -behoudens de in de tekst nog aan te brengen datum- zonder verdere aanvulling(en) en/of wijziging(en): "Sedert 1 juli 2002 zijn wij de eigenaar van het pand aan de Midstraat 32 te [woonplaats]. Voorheen werd dit pand, net als door ons, als slijterij geëxploiteerd. Deze slijterij stond bij een groot gedeelte van het publiek bekend als "Slijterij [W.]". Toen wij het pand overnamen hebben wij ten onrechte de naam "[W.]" gebezigd op onze producten, onze website, op de ramen van het pand en in reclame advertenties. Bovendien hebben wij ook ten onrechte op de flessen wijn die wij rond de jaarwisseling aanboden gesteld dat wij de slijterij van [W.] onder dezelfde naam hebben voortgezet. Er bestaat echter geen enkele continuïteit tussen ons bedrijf en Slijterij [W.], bij deze hopen wij dit misverstand te hebben rechtgezet." 7. overeenkomstig artikel 50 TRIPs-verdrag en artikel 260 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat [W.] niet eerder dan na ommekomst van een termijn van 6 maanden na het wijzen van het vonnis in kort geding een eis in de hoofdzaak zal dienen in te stellen; 8. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding. Vervolgens hebben partijen hun standpunten nader doen toelichten door hun advocaten, die beiden mede aan de hand van pleitnotities het woord hebben gevoerd, waarbij [gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [W.], met veroordeling van [W.] in de proceskosten. Partijen hebben met wederzijds goedvinden producties in het geding gebracht. Na voortgezet debat hebben partijen vonnis gevraagd. De rechter doet heden uitspraak. RECHTSOVERWEGINGEN Vaststaande feiten 1. In dit kort geding gelden onder meer de navolgende feiten als vaststaand. 1.1 De familie (van) [W.] produceerde en verhandelde vanaf 1894 berenburg, zowel aan bedrijven (detaillisten en horecaondernemingen) als rechtstreeks aan particulieren vanuit de slijterij aan de [adres] te [woonplaats]. De familie (van) [W.] voerde het familiebedrijf onder handelsnamen met de familienaam "[W.]", te weten de handelsnamen "Dames [W.]", "Firma H.R. [W.]" en "Erven H.R. [W.]". Op enig moment heeft de vader van [W.], W. [W.], het familiebedrijf voortgezet. 1.2. Eind 1995 heeft W. [W.] het pand aan de [adres] te [woonplaats] verkocht aan F. van der [M.] en B. [Wi.]. Het pand was toen al verhuurd aan de zoon van F. van der [M.]: hierna F. van der [M.] (junior). In de -in de openbare registers ingeschreven- leveringsakte van 29 december 1995 is onder meer vermeld: "BEDINGEN (...) Huur en verkoop Berenburg Het verkochte is en blijft verhuurd aan de heer Frans van der [M.] (toevoeging rechter: junior) (...) onder voorwaarden zoals vermeld in een notariële akte welke is verleden op vijfentwintig mei negentienhonderd achtentachtig (...). Verder verklaart koper bekend te zijn met de bepalingen betreffende verkoop van onder meer Berenburg vanuit het verkochte, zoals vermeld in een notariële akte verleden op vijfentwintig mei negentienhonderd achtentachtig (...). Koper verklaart met de inhoud van voormelde notariële akten, die geacht worden woordelijk in deze akte te zijn opgenomen en daarvan deel uit te maken, bekend te zijn en accoord te gaan en de tekst van deze akten te hebben ontvangen. (...) KWALITATIEVE VERPLICHTING Verder zijn partijen overeengekomen dat koper zich met betrekking tot het verkochte bij wijze van kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 252 boek 6 verplicht tot het volgende: - tot vijfentwintig mei negentienhonderd achtennegentig mag door verkoper geproduceerde Berenburg slechts onder de naam "Berenburg Fa H.R. [W.]" vanuit het verkochte worden verhandeld; - tot vijfentwintig mei negentienhonderd achtennegentig mag in het kader van kleinhandel vanuit het verkochte ook Berenburg met een andere naam en/of handelsmerk worden verkocht; - tot vijfentwintig mei negentienhonderd achtennegentig mag in het verkochte een grossierderij in alcoholische dranken worden uitgeoefend, met dien verstande dat in de grossierderij voorzover het Berenburg betreft alleen voormelde Berenburg "Berenburg Fa H.R. [W.]" mag worden verhandeld; - tot vijfentwintig mei negentienhonderd achtennegentig mag in het kader van een in het verkochte uit te oefenen klein- en groothandel in alcoholische, zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken worden gehandeld onder de naam "Dames [W.]", terwijl het niet is toegestaan om in het verkochte onder gemelde handelsnaam produkten te fabriceren." 1.3. Uit de notariële akte van 25 mei 1988, waarnaar in de leveringsakte van 29 december 1995 wordt verwezen, blijkt dat W. [W.] aan F. van der [M.] (junior) heeft verkocht: "De inventaris en de voorraden van de slijterij, welke zich bevinden in het pand Midstraat 23 te [woonplaats] en welke behoren tot de door de Firma H.R. [W.] te [woonplaats] gedreven onderneming in gemeld pand aan de [adres] te [woonplaats]. (...)" In de notariële akte van 25 mei 1988 is verder (onder meer) vermeld: "Het is de koper toegestaan, zulks echter uitsluitend in het kader van een in het pand [adres] te [woonplaats] uit te oefenen klein- en groothandel in alcoholische, zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken te handelen onder de naam: "Dames [W.]"." 1.4. Vanaf het moment dat W. [W.] in 2000 (ernstig) ziek geworden is, zijn in naam van het familiebedrijf geen handelsactiviteiten meer verricht. In 2001 is W. [W.] overleden. 1.5. Op 8 april 2002 heeft [gedaagde] schriftelijk een overnameovereenkomst gesloten met F. van der [M.] (junior), met betrekking tot de onderneming "Slijterij [W.]" aan de [adres] te [woonplaats]. Artikel 2 van de overnameovereenkomst luidt: "Verkoper draagt op het moment van feitelijke levering en aanvaarding de handelsnaam "Slijterij [W.]" over aan koper." 1.6. F. van der [M.] (senior) en B. [Wi.] hebben het pand aan de [adres] te [woonplaats] op 1 juli 2002 verkocht aan [gedaagde]. In de transportakte wordt uitdrukkelijk verwezen naar de eerdere transportakte van 29 december 1995. Ten tijde van de verkoop en levering van de slijterij stonden nog allerlei flessen drank met de naam [W.] in de winkel en ook op de winkelruit stond de naam [W.] vermeld. 1.7. [gedaagde] heeft vervolgens in het pand de exploitatie van de slijterij op zich genomen en heeft daarbij de naam [W.] als handelsnaam gevoerd. [gedaagde] heeft flessen berenburg verkocht met een etiket waarop is vermeld dat de berenburg afkomstig is van Slijterij [W.]. 1.8. Op 20 oktober 2003 heeft [W.] het woordmerk "WESTRA" bij het Benelux-Merkenbureau gedeponeerd voor een aantal klassen, waaronder klasse 33 voor alcoholhoudende dranken en klasse 35 voor detailhandelsdiensten, onder andere verleend door een slijterij. 1.9. Bij brief van 16 februari 2004 heeft [W.] [gedaagde] gemeld dat het haar niet toegestaan is een handelsnaam te voeren met de naam "[W.]". [W.] stelt in die brief dat zij oudere rechten dienaangaande heeft en gebiedt [gedaagde] om aan een aantal door [W.] nader onder a tot en met e gestelde vereisten te voldoen. Onder c eist [W.] dat [gedaagde] de naam "[W.]" op zichzelf en/of in combinatie met andere tekens niet zal gebruiken voor "de aanduiding van haar onderneming (handelsnaam), en/of in reclame-uitingen en/of in het kader van marketingactiviteiten, één en ander in de ruimste zin van het woord". Daarna hebben -de advocaten van- partijen een schriftelijk gecorrespondeerd. 1.10. (De advocaat van) [gedaagde] heeft [W.] bij brief van 30 september 2004 onder meer geschreven: "Cliënten zijn de gehele situatie echter beu en hebben besloten, zonder enige aansprakelijkheid of gehoudenheid daartoe te erkennen, tot wijziging van hun handelsnaam over te gaan. De nieuwe naam die zij wensen te gaan voeren is "Slijterij Wâldsein". (...) De volledige implementatie zal nog enige tijd gaan kosten. (...) Cliënten verwachten dat over een jaar alles in kannen en kruiken is, maar zij zullen nu reeds een aanvang maken met de mogelijke wijzigingen. Indien uw cliënte hier niet mee kan leven, moet zij maar een procedure aanhangig maken." 1.11. Bij brief van 28 oktober 2004 heeft -de advocaat van- [W.] geantwoord, voor zover hier relevant: "Cliënte gaat akkoord met het aanbod van uw cliënten onder de volgende voorwaarden. (...) Voorts wijs ik erop, dat cliënte ervan uitgaat, dat het aanbod van cliënten zich uitstrekt tot elk gebruik van hun handelsnaam, zoals in het bijzonder omschreven in de brief van (...) 16 februari jl." 1.12. De reactie van -de advocaat van- [gedaagde] bij brief van 2 november 2004 luidt onder meer: "Conform mijn brief van 30 september jl. zal elke vermelding naar de naam Slijterij [W.] worden verwijderd, maar dit zal toch enige tijd met zich mee gaan brengen. Het streven van cliënten is om per 1 januari als Slijterij Wâldsein naar uiten te treden en klanten daarover ook te mailen. Uw cliënte dient het met deze toezegging te doen. In uw brief noemt u nog de opsomming van (...) a t/m e. Van punt e kan gezien het voorgaande uiteraard geen sprake zijn" 1.13. (De advocaat van) [W.] laat daarop bij brief van 9 november 2004 -onder meer- weten: "Cliënte (...) gaat ervan uit dat uw cliënten zich zoveel mogelijk onmiddellijk, maar in elk geval uiterlijk 1 januari 2005 van ieder gebruik zullen onthouden en dat zij ook voorts de in onze correspondentie gemaakt afspraken stipt zullen nakomen." 1.14. Rond de jaarwisseling 2004/2005 heeft [gedaagde] flessen wijn aan haar klanten aangeboden met -onder meer- de volgende tekst: "Een kleine wijziging... Slijterij [W.] is al vele jaren niet meer in het bezit van de familie [W.]. Zoals ook de vorige eigenaren hebben wij echter het bedrijf onder dezelfde naam voortgezet. Tot onze grote verbazing maakt mevrouw J. [W.] nu bezwaar tegen het verder gebruik van haar familienaam. Om langdurige en kostbare juridische procedures te vermijden hebben wij daarom besloten onder een nieuwe naam verder te gaan: Slijterij Waldsein. De rest zal blijven zoals u dat van ons gewend bent." 1.15. [gedaagde] heeft inmiddels alle verwijzingen naar de naam "[W.]" op de producten die zij verkoopt, in en op de winkel, op de transportmiddelen en in de door haar gevoerde reclame, verwijderd. 1.16. De domeinnaam [www.slijterijw.nl] is nog steeds bij [gedaagde] in gebruik, in die zin dat wie [www.slijterijw.nl] intikt, automatisch wordt geleid naar de (nieuwe) website www.slijterijwaldsein.nl van [gedaagde]. Het geschil en de beoordeling daarvan 2. [W.] grondt haar vorderingen ten eerste op een tussen partijen in hun schriftelijke correspondentie tot stand gekomen overeenkomst, in de nakoming waarvan [gedaagde] (toerekenbaar) tekortgeschoten zou zijn. [W.] stelt dat partijen overeengekomen zijn dat [gedaagde] uiterlijk 1 januari 2005 het gebruik van de naam "[W.]" zou staken, terwijl [gedaagde] ook na 1 januari 2005 de naam "[W.]" nog als handelsnaam heeft gebruikt. 3. [gedaagde] heeft in haar brieven weliswaar geschreven dat haar streven erop gericht was om vanaf 1 januari 2005 geen gebruik meer te maken van de naam "[W.]", maar nimmer dat deze datum als fatale termijn had te gelden. Integendeel, [gedaagde] heeft [W.] al in haar brief van 30 september 2004 laten weten dat zij tot wijziging van de tot dan door haar gevoerde handelsnaam zou overgaan (zonder enige gehoudenheid daartoe te erkennen) en dat zij verwachtte dat een jaar later -dus september 2005- te hebben gerealiseerd. Uit de overgelegde correspondentie, waaruit hiervoor onder de feiten 1.9. tot en met 1.13. is geciteerd, volgt dan ook niet dat tussen partijen overeengekomen is dat [gedaagde] uiterlijk 1 januari 2005 het gebruik van de naam "[W.]" zou staken. 4. [W.] verzet zich tegen het gebruik dat [gedaagde] van de domeinnaam [www.slijterijw.nl] maakt. Omdat de domeinnaam [www.slijterijw.nl] geleidt naar de website van de onderneming van [gedaagde], moet geoordeeld worden dat [gedaagde] "Slijterij [W.]" nog steeds als een handelsnaam gebruikt. Dit is overigens het enige gebruik dat [gedaagde] nu nog van de handelsnaam maakt. [gedaagde] heeft gemeld dat zij de domeinnaam [www.slijterijw.nl] zo nog enige tijd (tot september 2005) zal gebruikten om haar klanten tijd te gunnen om aan haar nieuwe handelsnaam te wennen. [gedaagde] is daartoe ook gerechtigd, als het gebruik van de handelsnaam ten minste bij haar berust. Daarover twisten partijen. 5. Vast staat dat het familiebedrijf [W.] vanaf 1894 handelsnamen voert met de familienaam [W.]. [gedaagde] stelt echter dat zij gerechtigd is tot het voeren van de handelsnaam "Slijterij [W.]" omdat Van der [M.] (junior) haar de handelsnaam heeft overgedragen, net als de inventaris en de voorraden van de slijterij. Uit de door [gedaagde] in het geding gebrachte, door [gedaagde] en Van der [M.] (junior) getekende overnameovereenkomst van 8 april 2002 blijkt inderdaad dat Van der [M.] (junior) haar de handelsnaam "Slijterij [W.]" heeft verkocht. [gedaagde] heeft echter onvoldoende aannemelijk weten te maken dat Van der [M.] (junior) op enig moment rechthebbende is geworden van de handelsnaam "Slijterij [W.]" en daarmee (beschikkings)bevoegd tot het overdragen van de handelsnaam. Op basis van het enkele gebruik van de handelsnaam kan dat niet worden aangenomen. [W.] heeft voor het feit dat Van der [M.] (junior) de handelsnaam vanaf 25 mei 1988 heeft gevoerd, de verklaring gegeven dat haar vader aan Van der [M.] (junior) het gebruik van de handelsnaam "Slijterij [W.]" -slechts- heeft toegestaan. [gedaagde] heeft een brief overgelegd van W. [W.] aan F. van der [M.] (junior), waarin W. [W.] niet alleen heeft geschreven dat hij toestaat dat Van der [M.] de handelsnaam "Dames [W.]" gebruikt, maar ook dat Van der [M.] niet het recht heeft die handelsnaam aan derden over te dragen. Of die brief nu van 1994 is of van 1999, waarover partijen van mening verschillen, is in dit kader niet relevant. Evenmin is van belang of [gedaagde] deze brief ten tijde van de (ver)koop van de handelsnaam "Slijterij [W.]" kende of niet. Ook is niet van belang of deze brief Van der [M.] (junior) wel heeft bereikt, hetgeen [gedaagde] op de zitting nog in twijfel heeft getrokken. Van belang is hier slechts of W. [W.] de handelsnaam aan Van der [M.] (junior) heeft overgedragen, en dat is niet aannemelijk gemaakt. Dit blijkt met name ook niet uit de brief van W. [W.] aan F. van der [M.] (junior). De notariële akte van 25 mei 1988 kan niet als een (leverings)akte worden aangemerkt, omdat W. [W.] in die akte F. van der [M.] slechts toestaat om de handelsnaam "Dames [W.]" te gebruiken, en, zoals hiervoor ook al is overwogen, het toestaan van het gebruik van de handelsnaam kan niet worden gelijkgesteld met een verkoop en/of levering daarvan. Eén en ander klemt temeer omdat W. [W.] in de (in de openbare registers ingeschreven) transportakte van 29 december 1995 als F. van de [M.] (senior) en zijn rechtsopvolgers, en daarmee [gedaagde], bindende kwalitatieve verplichting heeft opgenomen dat de handelsnaam "Dames [W.]" slechts tot 25 mei 1998 vanuit de verkochte slijterij mocht worden gevoerd, en dus daarna niet meer. Gelet op één en ander, ook in onderling verband, is in dit kort geding niet aannemelijk geworden dat F. van der [M.] (junior) (beschikkings)bevoegd was de handelsnaam "Slijterij [W.]" aan [gedaagde] over te dragen. Dit brengt met zich dat evenmin aannemelijk is geworden dat [gedaagde] rechthebbende is van (het gebruik van) de handelsnaam "Slijterij [W.]". 6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] ten onrechte de handelsnaam "Slijterij [W.]" heeft gebruikt. Het door [W.] (ten derde) gevorderde verbod tot ieder gebruik van de handelsnaam "Slijterij [W.]", waaronder begrepen de domeinnaam [www.slijterijw.nl], moet worden toegewezen, met dien verstande dat de rechter een termijn van twee dagen na betekening van dit vonnis redelijk voorkomt. De rechter zal de dwangsom matigen en maximeren. 7. Omdat het toe te wijzen, aan [gedaagde] op te leggen, gebod ziet op het staken van ieder gebruik van de handelsnaam "Slijterij [W.]", heeft [W.] heeft daarnaast geen zelfstandig belang meer bij het door haar sub 2 gevorderde gebod te re-routen. Het feit dat de domeinnaam [www.slijterijw.nl] geleidt naar de website van de onderneming van [gedaagde], moet immers worden aangemerkt als gebruik van de handelsnaam "Slijterij [W.]". 8. Het sub 1 gevorderde, aan [gedaagde] op te leggen, gebod tot overdracht van de domeinnaam [www.slijterijw.nl] wordt afgewezen, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd; zo heeft [W.] geen titel voor de door haar gewenste overdracht gesteld. 9.1. In verband met een in te stellen schadevergoedingsvordering, vordert [W.] onder 4 informatie van [gedaagde], zoals door haar nader is gespecificeerd onder a tot en met c. 9.2. Aan het aantal hits op de websites [www.slijterijw.nl] en www.slijterijwaldsein.nl valt geen informatie te ontlenen over verkoop van producten, en vice versa ook niet. Niet valt in te zien welk belang [W.] bij de door haar onder 4 a en b gevraagde opgaven heeft, zodat dit deel van vordering 4 wordt afgewezen. 9.3. Onder 4 c vordert [W.] van [gedaagde] een opgave van het aantal verkochte producten waarop enige referentie voorkomt naar "Slijterij [W.]". Dit deel van de vordering 4 moet worden toegewezen, omdat [W.] daar belang bij heeft, zulks ter vaststelling van de door haar als gevolg van het onrechtmatig gebruik van de handelsnaam "Slijterij [W.]" geleden schade. Omdat [W.] stelt dat zij het gebruik van de handelsnaam heeft gedoogd tot 1 januari 2005, begrijpt de rechter dat de door [W.] gevorderde opgave ziet op de periode na 1 januari 2005. [gedaagde] heeft op de zitting wel gesteld dat zij een dergelijke verkoop niet heeft bijgehouden, maar hiermee is nog niet aannemelijk dat deze informatie niet op andere wijze door [gedaagde] valt te achterhalen. De rechter ziet evenwel niet in waarom een door [W.] in te schakelen registeraccountant deze informatie op kosten van [gedaagde] zou moeten controleren en accorderen. [gedaagde] kan daartoe zelf een register-accountant inschakelen. Een termijn van 4 weken komt de rechter daarbij redelijk voor. De rechter vindt (nog) geen aanleiding om aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden. [W.] vordert dat ook niet. 9.4. De door [W.] onder 4 d verlangde gegevens over de door [gedaagde] vanaf 1 januari 2005 gerealiseerde omzet en nettowinst en de wijze waarop die winst is berekend, moet worden afgewezen. Toewijzing van de vordering zou ertoe leiden dat [W.] wellicht bijna volledige inzage zouden krijgen in het klantenbestand en in de bedrijfsvoering van [gedaagde] en is daarmee te verstrekkend. 10. Ten vijfde vordert [W.] een bedrag van 20.000,00 euro als voorschot op door haar geleden schade wegens gederfde inkomsten, reputatieverlies en kosten van rechtsbijstand. [W.] heeft niet gespecificeerd welk spoedeisend belang zij bij deze geldvordering heeft. [W.] heeft evenmin haar schadeposten onderbouwd. Deze vordering wordt dan ook afgewezen. 11. De tekst op de flessen wijn die [gedaagde] rond de afgelopen jaarwisseling aan haar klanten heeft aangeboden is niet zodanig van aard dat er redenen zijn om het te rectificeren. Bij de beoordeling van de vraag of er gronden zijn om [gedaagde] te veroordelen te rectificeren geldt als uitgangspunt dat een bevel tot rectificatie een inbreuk vormt op het recht van vrije meningsuiting, die slechts gerechtvaardigd kan zijn, indien zwaarwegende belangen van degene die door de publicatie is geschaad daartoe nopen. Dergelijke zwaarwegende belangen heeft [W.] niet aangevoerd en zijn de rechter ook niet anderszins gebleken. De door [W.] gevorderde paginagrote rectificatie in de dorpskrant "De Driuwpolle" wordt dan ook afgewezen. 12. Nu de in dit kort geding te treffen voorlopige maatregelen zijn gebaseerd op onrechtmatig gebruik van de handelsnaam van [W.], en dit niet valt onder de werkingssfeer van het TRIPs-verdrag, moet ook de vordering sub 7 worden afgewezen. 13. [gedaagde] moet als de hoofdzakelijk in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. BESLISSING De rechter, rechtdoende in kort geding: 1. gebiedt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden ieder gebruik van de naam "Slijterij [W.]", waaronder de domeinnaam [www.slijterijw.nl]; 2. bepaalt, dat zo [gedaagde] niet aan dit gebod sub 1. voldoet, zij aan [W.] een dwangsom verbeurt van 2.500,00 euro (tweeduizendvijfhonderd euro) voor iedere dag, een gedeelte van een dag voor een hele gerekend, waarop [gedaagde] in gebreke blijft aan het gebod sub 1 te voldoen; 3. verbindt aan de aldus onder 2. te verbeuren dwangsommen een maximum van 25.000,00 euro (vijfentwintigduizend euro); 4. beveelt [gedaagde] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan de advocaat van [W.] een schriftelijke, door een register-accountant gecertificeerde opgave te verstrekken van het aantal na 1 januari 2005 verkochte producten waarop enige referentie voorkomt naar "Slijterij [W.]"; 5. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [W.] begroot op 511,93 euro aan verschotten en 816,00 euro aan salaris procureur; 6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; 7. wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2005. fn 100