Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT2625

Datum uitspraak2005-03-29
Datum gepubliceerd2005-03-29
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers69794 / KG ZA 05-75
Statusgepubliceerd


Indicatie

Inbreuk op auteursrechtelijk beschermde muziekwerken


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Kort Geding zaaknummer: 69794 / KG ZA 05-75 datum vonnis: 29 maart 2005 (amw) Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van: de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Vereniging Buma, gevestigd te Hoofddorp, eiseres, verder te noemen Buma, advocaat: mr. S.R.M.T. Janssen te Amsterdam, procureur: mr. G.G. Vermeulen, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde] B.V., gevestigd te Hengelo (O), gedaagde, verder te noemen [gedaagde]. Het procesverloop Buma heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 21 maart 2005, waarbij Buma haar standpunt heeft doen toelichten door mr. Janssen. Voor Buma is tevens ter zitting verschenen de relatiemanager. [Gedaagde] heeft verweer gevoerd. Het vonnis is bepaald op vandaag. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing 1. In deze zaak staat het navolgende vast. Buma behartigt binnen Nederland zonder winstoogmerk de materiële en immateriële belangen van componisten, tekstschrijvers en muziekuitgevers. Krachtens artikel 30a Auteurswet (Aw) is daartoe door de minister een concessie aan Buma verleend. Een ieder die muziek openbaar wenst te maken waarvan het auteursrecht ter exploitatie aan Buma is overgedragen dient daarvoor toestemming van Buma te hebben en Buma sluit daartoe licentiecontracten met de openbaarmakers af, zulks tegen betaling van een vergoeding die volgens vastgestelde formules wordt berekend. 2. Buma vordert in dit geding een verbod op straffe van verbeurte van een dwangsom voor [gedaagde] om in haar bedrijfsruimte enig muziekwerk ten gehore te brengen, voor zover [gedaagde] daartoe geen licentie van Buma heeft verkregen. Buma vordert voorts [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ad € 280,58 vermeerderd met de wettelijke rente over € 233,82 te rekenen vanaf 29 november 2005 tot aan de dag der algehele voldoening. Tenslotte vordert Buma [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten. 3. Buma stelt dat [gedaagde] in de door haar geëxploiteerde onderneming op het adres [adres] te Gouda stelselmatig tot het repertoire van Buma behorende composities openbaar maakt, zonder dat [gedaagde] daartoe de benodigde auteursrechtelijke toestemming heeft. De relatiemedewerker van Buma heeft op 18 november 2003 de door [gedaagde] geëxploiteerde onderneming bezocht. Tijdens dit bezoek heeft de relatiemedewerker een gesprek gehad met de heer [naam] werkzaam voor [gedaagde], waarin is besproken dat in de onderneming stelselmatig auteursrechtelijk beschermde muziekwerken openbaar worden gemaakt. Door de relatiemedewerker is een opgaveformulier ingevuld, welk formulier door [de medewerker van gedaagde] is ondertekend en waaruit onder meer blijkt dat [gedaagde] sinds 1 mei 2003 door Buma beheerd en beschermd repertoire openbaar maakt. [Gedaagde] is erop gewezen dat [gedaagde] daartoe de toestemming van Buma nodig heeft en dat [gedaagde] met Buma een licentieovereenkomst kan aangaan, in welk geval [gedaagde] jaarlijks een licentiebedrag verschuldigd zal zijn. Buma heeft vervolgens een acceptgirokaart aan [gedaagde] gezonden. Door de betaling van de acceptgiro zou de licentieovereenkomst tot stand zijn gekomen. [Gedaagde] heeft de acceptgiro, ondanks een tweetal aanmaningen door Buma, niet voldaan. De relatiemedewerker heeft vervolgens op 18 maart 2004 nogmaals een bezoek gebracht aan de door [gedaagde] geëxploiteerde onderneming. Tijdens dat bezoek heeft de relatiemedewerker van Buma geconstateerd dat in de openbare voor publiek toegankelijke ruimte door middel van een aldaar aanwezige muziekinstallatie een muziekwerk uit het door Buma beheerde en beschermde repertoire ten gehore werd gebracht. Buma stelt dat haar incasso-intermediair [gedaagde] erop heeft gewezen dat nu Buma geen betaling heeft ontvangen, [gedaagde] niet de benodigde toestemming had om door Buma beschermde muziekwerken in het openbaar ten gehore te brengen. Bij brief van 29 november 2004 is [gedaagde] gesommeerd het verschuldigde te voldoen. De onderneming in Gouda is inmiddels gesloten. Daarnaast heeft een relatiemedewerker van Buma op 19 augustus 2004 een bezoek gebracht aan een viertal nevenvestigingen van [gedaagde]. In alle filialen werd muziekgebruik behorende tot het door Buma beheerde repertoire geconstateerd, terwijl daartoe geen toestemming door Buma is verleend Met betrekking tot de onderneming in Gouda stelt Buma dat zij door de inbreuk van [gedaagde] over mei tot en met december 2003 en over januari tot en met mei 2004 een schade heeft geleden van € 233,82 inclusief BTW, zijnde het bedrag dat door [gedaagde] aan Buma verschuldigd zou zijn geweest indien een licentie-overeenkomst tot stand zou zijn gekomen. Voorts heeft Buma buitengerechtelijke incassokosten ad € 46,76 gemaakt. Buma stelt tenslotte dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. 4. [Gedaagde] voert verweer en heeft het volgende aangevoerd. Er is geen sprake van een spoedeisend belang. Daarnaast is er geen sprake van een verkoopruimte, maar van een schoenmakerswerkplaats. Er wordt geen muziek ten gehore gebracht ten behoeve van de klanten. De radio wordt alleen gebruikt door het personeelslid in zijn pauzes. 5. De voorzieningenrechter acht voor Buma, in de gestelde inbreuk op de auteursrechten, voldoende spoedeisend belang gelegen bij de gevorderde voorzieningen. 6. Aan de orde is de vraag of [gedaagde] muziek openbaar heeft gemaakt in haar ondernemingen. Artikel 12, lid 1 aanhef en onder 4 van de Auteurswet noemt als wijze van openbaar maken ‘de voordracht, op- of uitvoering of voorstelling in het openbaar van het werk”. Wet en jurisprudentie hebben aan deze bepaling een zeer ruime toepassing gegeven. Zij bestrijkt ook het ten gehore brengen van (achtergrond)muziek door exploitanten van bedrijven en werkplaatsen. Niet elk ten gehore brengen van muziek levert een openbaarmaking op in de zin van artikel 12 van de Auteurswet. Het feit dat ook anderen van de muziek kunnen genieten, kan alleen dan een openbaarmaking opleveren wanneer de speler er een beroeps- of bedrijfsbelang bij heeft dat ook anderen dan hijzelf naar de muziek kunnen luisteren. Uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel leidt de voorzieningenrechter af dat [gedaagde] schoenreparaties verricht en schoenfournituren, lederwaren, sleutels enz. verkoopt. [Gedaagde] is thans gevestigd in Hengelo (O) en heeft een aantal nevenvestigingen in het Westen van het land. Voorts leidt de voorzieningenrechter uit de stukken het volgende af. Er was in de voor het publiek toegankelijke bedrijfsruimte in Gouda een muziekinstallatie aanwezig, waarmee muziek ten gehore is gebracht waaronder van het repertoire van Buma. De muziek die uit de muziekinstallatie klonk, kon ook door klanten worden gehoord die in de winkel aanwezig waren. Ook in de filialen in Delft en Zoetermeer werd muziekgebruik behorende tot het door Buma beheerde repertoire geconstateerd. Dit hebben verschillende relatiemedewerkers van Buma op de verschillende vestigingen van [gedaagde] waargenomen. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter een commercieel belang aanwezig voor [gedaagde] om muziek in haar bedrijfsruimten ten gehore te brengen. Er is dan ook sprake van een openbaarmaking van muziek in de zin van artikel 12 van de Auteurswet. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde] dat het personeelslid slechts de bedoeling had de muziek voor zichzelf te spelen, nu iemands subjectieve bedoeling nu eenmaal moeilijk te verifiëren is. [Gedaagde] maakt inbreuk op de auteursrechten van Buma en handelt dus onrechtmatig jegens haar. Het gevorderde verbod is naar het oordeel van de voorzieningenrechter toewijsbaar. Tevens is de gevorderde schadevergoeding toewijsbaar. De voorzieningenrechter ziet voorts aanleiding een maximum te verbinden aan de gevorderde dwangsommen. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat in het lichaam van de dagvaarding een andere vordering wordt omschreven als onder het petitum wordt vermeld. In het lichaam maakt Buma aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente vanaf 29 november 2004. In het petitum is aanspraak gemaakt op vergoeding van de wettelijke rente vanaf 29 november 2005. De voorzieningenrechter overweegt dat hier sprake is van een kennelijke verschrijving die gemakkelijk is te herleiden en dat het duidelijk is dat, gelet op het lichaam van de dagvaarding en productie 11, één en ander zal worden gelezen alsof er in het petitum had gestaan “… wettelijke rente over € 233,82 te berekenen vanaf 29 november 2004 …”. 7. [Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld. De beslissing De voorzieningenrechter: I. Verbiedt [gedaagde] om in al haar lokaliteit(en) en/of bedrijfs- en/of praktijkruimten in het kader van haar beroepsuitoefening of bedrijfsvoering enig muziekwerk ten gehore te (laten) brengen of anderszins openbaar te maken met ingang van de datum van dit vonnis voor zover [gedaagde] daartoe geen licentie van Buma heeft ontvangen. II. Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom ad € 500,-- per keer dat [gedaagde] aan het in sub I genoemde verbod geen gehoor mocht geven met een maximum van € 10.000,--. III. Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag ad € 280,58 (tweehonderdentachtig euro en achtenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 233,82 te berekenen vanaf 29 november 2004 tot aan de dag der algehele voldoening. IV. Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Buma begroot op € 315,93 aan verschotten en € 527,-- aan salaris van de procureur. V. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad. VI. Wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. H.J. Inden, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2005, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Witkop, griffier.