Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT0240

Datum uitspraak2005-03-11
Datum gepubliceerd2005-03-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/60768-04
Statusgepubliceerd
SectorPresident


Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen, welke voorbereidingshandelingen uiteindelijk dienden te leiden tot het in brand steken van de moskee te Venray. De politie kreeg een anonieme tip en is gaan posten bij de moskee. Als twee medeverdachten met een auto langs de moskee rijden worden ze door de politie aangehouden. Een en ander vond plaats, enkele dagen nadat Theo van Gogh gewelddadig om het leven was gebracht en zeer kort nadat in het Haagse Laakkwartier door de politie enkele personen waren gearresteerd die verdacht werden van terroristische activiteiten.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/060768-04, 04/860086/04 (t.t.z.gev.) Uitspraak d.d. : 11 maart 2005 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [voornamen] geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] adres : [adres] plaats : [woonplaats] thans gedetineerd in PIV Breda, Kloosterlaan 172 te Breda. 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2005. 2. De tenlastelegging De verdachte staat na nadere omschrijving van de tenlastelegging terecht ter zake dat: In de zaak met parketnummer 04/060768/04: zij op of omstreeks 11 november 2004, in elk geval in of omstreeks de maand november 2004, in de gemeente Venray, in elk geval in het arrondissement Roermond, ter uitvoering van het door haar, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in/aan een (op of aan de Kiosk te Venray gelegen) moskee, althans gebouw, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, met dat opzet met een of meer van haar mededader(s), althans alleen, - tien, in elk geval een of meer, zogenaamde "molotovcocktails", bestaande (elk) uit een met motorbenzine en een olie- of vetachtige substantie gevulde fles, voorzien van een lapje textiel dienende als lont, met behulp van een trechter, heeft vervaardigd en/althans (vervolgens) - zich met vier, in elk geval een of meer, zogenaamde "molotovcocktails", bestaande (elk) uit een met motorbenzine en een olie- of vetachtige substantie gevulde fles, voorzien van een lapje textiel dienende als lont, en een aansteker in een (personen)auto naar die moskee, althans dat gebouw, heeft begeven en/althans op de weg, de Kiosk, - in de (directe) nabijheid van die moskee althans dat gebouw - heeft bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (art. 157 van het Wetboek van Strafrecht) Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen: zij op of omstreeks 11 november 2004, in elk geval in of omstreeks de maand november 2004, in de gemeente(n) Meerlo-Wanssum, Horst en Venray, in elk geval in het arrondissement Roermond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijke brandstichting in/aan een (op of aan de Kiosk te Venray gelegen) moskee, althans gebouw, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is, opzettelijk (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf heeft verworven en/of heeft vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad, hierin bestaande, dat zij, verdachte, en/althans haar mededader(s) opzettelijk: - een hoeveelheid motorbenzine en/of een olie- of vetachtige substantie, een of meer fles(sen), een of meer lapje(s) textiel, een of meer trechter(s) en een aansteker, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, hebben/heeft verworven en/of voorhanden hebben/heeft gehad, en/althans - tien, in elk geval een of meer, zogenaamde "molotovcocktails", bestaande (elk) uit een met motorbenzine en een olie- of vetachtige substantie gevulde fles, voorzien van een lapje textiel dienende als lont, gevuld met behulp van een trechter, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, hebben/heeft vervaardigd en/althans (vervolgens) - vier, in elk geval een of meer, zogenaamde "molotovcocktails", bestaande (elk) uit een met motorbenzine en een olie- of vetachtig substantie gevulde fles, voorzien van een lapje textiel dienende als lont, en een aansteker in een (personen)auto op de weg, de Kiosk, - in de (directe) nabijheid van die moskee althans dat gebouw -, een en ander kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden hebben/heeft gehad; (art. 46 juncto art. 157 van het Wetboek van Strafrecht) In de zaak met parketnummer 04/860086-05 zij op of omstreeks 11 november 2004 in de gemeente Horst aan de Maas, opzettelijk aanwezig heeft gehad elf, in elk geval een of meer, pil(len) van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl-MDA en/of amfetamine en/of brolamfetamine, zijnde MDA (tenamfetamine) en/of MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) en/of N-ethyl-MDA en/of amfetamine en/of brolamfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (artikel 2 van de Opiumwet) In de zaak met parketnummer 04-060768/04: De rechtbank is van oordeel dat de formulering in het subsidiair, onder het tweede gedachtestreepje tenlastegelegde, taalkundig niet correct is, maar dat wel volstrekt duidelijk is wat de steller van de tenlastelegging heeft bedoeld uit te drukken, zodat de rechtbank de tenlastelegging zal lezen als hierboven weergegeven. De rechtbank corrigeert een en ander als kennelijke misslag. De rechtbank corrigeert, als kennelijke misslag, de tenlastelegging zowel in het primair als subsidiair gedeelte van de tenlastelegging. Daar waar in de tenlastelegging de mannelijke vorm is gebruikt dient de vrouwelijk vorm gelezen te worden, “hij” wordt “zij”, “hem” wordt “haar” en “zijn” wordt “haar”. De rechtbank voegt in het subsidiair gedeelte van de tenlastelegging, achter de woorden “arrondissement Roermond”, de woorden: “ tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen”, toe. De rechtbank ziet het weglaten van deze bewoordingen als een kennelijk misslag, gelet op de daaronder weergegeven verfeitelijking, in welke verfeitelijking gesproken wordt over “mededader(s)” en het feit dat onder het primaire deze woorden uitdrukkelijk wel in de tenlastelegging zijn opgenomen. Ten behoeve van de leesbaarheid van het subsidiair gedeelte van de tenlastelegging voegt de rechtbank enkele komma’s toe: - eerste gedachtestreepje, achter “aansteker” en “misdrijf”; - tweede gedachtestreepje, achter “misdrijf”; - derde gedachtestreepje, achter “gebouw – “en “misdrijf”; De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewezenverklaring De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 9 maart 2005 gevorderd dat de verdachte, in de zaak met parketnummer 04/060768-04 ten aanzien van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat het subsidiair ten laste gelegde, zal worden bewezen verklaard. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde wegens het ontbreken van de opzet bij verdachte op de brandstichting, alsmede wegens het ontbreken van gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letstel. In de zaak met parketnummer 04/060768-04: De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd. In het bijzonder acht de rechtbank voor het onderdeel poging geen bewijs voorhanden. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: zij op of omstreeks 11 november 2004, in de gemeenten Horst en Venray, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijke brandstichting in/aan een op of aan de Kiosk te Venray gelegen moskee, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is, opzettelijk voorwerpen en stoffen kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf heeft vervaardigd en voorhanden heeft gehad, hierin bestaande, dat zij, verdachte, en haar mededaders opzettelijk: - een hoeveelheid motorbenzine en een olie- of vetachtige substantie, flessen, lapjes textiel, een trechter en een aansteker, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden hebben gehad, en - tien, zogenaamde "molotovcocktails", bestaande elk uit een met motorbenzine en een olie- of vetachtige substantie gevulde fles, voorzien van een lapje textiel dienende als lont, gevuld met behulp van een trechter, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, hebben vervaardigd en vervolgens - vier, zogenaamde "molotovcocktails", bestaande elk uit een met motorbenzine en een olie- of vetachtig substantie gevulde fles, voorzien van een lapje textiel dienende als lont, en een aansteker in een personenauto op de weg, de Kiosk, - in de directe nabijheid van die moskee -, een en ander kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden hebben gehad; Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. In de zaak met parketnummer 04/860086-05 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: zij op 11 november 2004 in de gemeente Horst aan de Maas, opzettelijk aanwezig heeft gehad elf pillen van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Het bewijs De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. 8.1 De bewijsmiddelen Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering. 8.2 Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De rechtbank is van oordeel, in tegenstelling tot de raadsman van verdachte, dat verdachte opzet heeft gehad op de te volgen brandstichting. In de vriendenkring, waarvan verdachte deel uit maakte, is op de avond van 10 november 2004, meermalen gesproken over het in brand steken van de moskee te Venray. Verdachte heeft zich daarvan op geen enkel moment gedistantieerd. Verdachte wist wat er die avond stond te gebeuren en heeft meegeholpen aan het vervaardigen van de molotovcocktails, door één of meer van de flessen waarin het brandbaar mengsel was gegoten, droog te vegen en weg te zetten. Verdachte wilde aanvankelijk zelfs mee naar de moskee om de molotovcocktails te gooien, maar heeft daarvan afgezien, nadat zij daarover een woordenwisseling had met een van haar vrienden, Danny Jacobs. De rechtbank vindt het in het licht van haar eerste verklaring niet aannemelijk dat haar roep om mee te gaan, slechts sarcastisch bedoeld was, zoals zij in een nadere verklaring heeft aangegeven. De raadsman heeft voorts gesteld dat er geen gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Het staat naar het oordeel van de raadsman onvoldoende vast dat er op dat moment mensen in de moskee aanwezig waren. De politie had daar nader onderzoek naar moeten doen. De rechtbank verwerpt dit verweer. In tegenstelling tot de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier voldoende aannemelijk is dat er in de moskee mensen aanwezig waren. In het proces-verbaal van bevindingen op de pagina’s 291-293 bevindt, verklaren de verbalisanten dat zij net voordat de medeverdachten bij de moskee arriveerden, stonden te praten met personen van Marokkaanse afkomst die bezig waren met het bewaken van de moskee. Volgens die bewakers waren er op dat moment 6 personen in de moskee aanwezig. De rechtbank acht het voorts een feit van algemene bekendheid dat zich in een in gebruik zijnde moskee roerende goederen bevinden, zoals stoffering en meubels. 9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven: Ten aanzien van parketnummer 04/060768-04 subsidiair: Medeplegen van voorbereiding van brandstichting. Ten aanzien van parketnummer 04/860086-05: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod. Het misdrijf in de zaak met parketnummer 04/060768-04 subsidiair is strafbaar gesteld bij artikel 157 juncto 46 en 47 van het Wetboek van Strafrecht. Het misdrijf in de zaak met parketnummer 04/860086-05 is strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet. 10. De strafbaarheid van verdachte De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 11. De straffen en/of maatregelen De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 9 maart 2005 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van medeplegen van poging tot brandstichting en overtreding van de Opiumwet zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 10 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. 11.1 De algemene overwegingen van de rechtbank Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straf behoort te worden opgelegd. 11.2 De bijzondere overwegingen van de rechtbank Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen, welke voorbereidingshandelingen uiteindelijk dienden te leiden tot het in brand steken van de moskee te Venray. Een en ander vond plaats, enkele dagen nadat Theo van Gogh gewelddadig om het leven was gebracht en zeer kort nadat in het Haagse Laakkwartier door de politie enkele personen waren gearresteerd die verdacht werden van terroristische activiteiten. In de dagen voorafgaand aan de door verdachte en haar mededaders gepleegde strafbare feiten hebben voorts meerdere pogingen tot brandstichtingen van islamitische gebedshuizen en instellingen plaatsgevonden en ook werden meerdere malen bedreigingen geuit aan het adres van dergelijke instellingen. In de Nederlandse samenleving leefden alom gevoelens van onrust en onveiligheid. De activiteiten van verdachte en haar mededaders vinden hun grondslag in de zojuist genoemde gebeurtenissen, en hadden naar het oordeel van de rechtbank uitsluitend tot doel om een (negatieve) bijdrage te leveren aan de reeds ontstane onrust en deze aldus te vergroten. De rechtbank rekent dit verdachte en haar mededaders zwaar aan. Aan de andere kant heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die zijn vermeld in het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, Regio Limburg, Unit Roermond, d.d. 28 februari 2005 en het daarin vermelde advies, en zoals die overigens zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. In het advies van de Reclassering wordt nadrukkelijk gesteld dat de kans dat verdachte wederom strafbare feiten zal plegen niet kan worden uitgesloten. Geadviseerd wordt om verdachte te laten deelnemen aan het Programma Zorgarrangementen bij de GGzE te Eindhoven. Gelet hierop zal de rechtbank een gedeeltelijk voorwaardelijk gevangenisstraf opleggen. Verdachte zal zich gedurende de proeftijd dienen te houden aan de aanwijzingen die de Reclassering Nederland zal geven, ook als dat inhoudt dat zij zich dient te laten behandelen in het kader van het hiervoor genoemde Programma Zorgarrangementen bij de GGzE Eindhoven. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd en een hogere straf dan door de verdediging is bepleit, nu de rechtbank deze straf, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de persoon van de verdachte en de noodzakelijkheid van een snelle aanvang van de behandeling van verdachte, meer passend acht.. Met het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht, en anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. 12. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 46, 47, 57, 91, 157 Opiumwet art. 2, 10 BESLISSING De rechtbank: verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 04/060768-04 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 04/060768-04 subsidiair en in de zaak met parketnummer 04/860086-04 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 300 dagen; beveelt dat van deze gevangenisstraf 180 dagen niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 jaar jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die haar zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, -ook als dat inhoudt een behandeling bij de Forensische Psychiatrische Polikliniek van de GGzE te Eindhoven, zoals deelname aan het Programma Zorgarrangementen, zoals vermeld in het advies van de Reclassering Nederland d.d. 28 februari 2005, dan wel enige andere door de Reclassering Nederland aan te wijzen instelling gedurende de maximale periode van de proeftijd, waarbij verdachte zich heeft te houden aan de aanwijzingen van de behandelaars- zolang deze instelling dat noodzakelijk acht, met opdracht aan die instelling aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde; heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Vonnis gewezen door mrs. W.P.C.M. Bruinsma, E.P.J. Rutten en C.C.W.M. Aretz, rechters, van wie mr. W.P.C.M. Bruinsma voorzitter, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 11 maart 2005.