Jurisprudentie
AS8898
Datum uitspraak2005-03-04
Datum gepubliceerd2005-03-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/017129-03; 09/028733-03 (tul)
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-03-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/017129-03; 09/028733-03 (tul)
Statusgepubliceerd
Indicatie
[...] Verdachte heeft zich, in de meeste gevallen samen met zijn medeverdachten, op ruime schaal schuldig gemaakt aan vermogenscriminaliteit, met name aan oplichting, verduistering en flessentrekkerij, alsmede aan het verbod op het ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van het publiek als bedoeld in de Wtk 1992 en aan bedrieglijke bankbreuk.
Verdachte heeft over een periode van ettelijke jaren in zijn levensonderhoud voorzien door een groot aantal mensen financieel te duperen. Verdachte heeft op grote voet geleefd van het geld dat anderen soms moeizaam hebben vergaard. Daarbij gaat het om een -in totaal - zeer groot benadelingsbedrag.
Verdachte valt aan te rekenen dat hij een leidende rol had in de activiteiten die hij en zijn medeverdachten hebben ontplooid.
Tevens rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij zijn jong volwassen zoon onder druk heeft gezet en door de familieverhoudingen heeft meegezogen in zijn eigen financiële malversaties. [...]
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE ECONOMISCHE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers 09/017129-03; 09/028733-03 (tul)
rolnummers 0002; 0001
's-Gravenhage, 4 maart 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in economische strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 april 2004 en 18 februari 2005.
Op beide zittingen is verdachte niet verschenen. Ter terechtzitting van 29 april 2004 is de raadsman van verdachte, mr H.B. Reinalda, advocaat te Enschede, als bepaaldelijk gevolmachtigde verschenen en gehoord. Ter terechtzitting van 18 februari 2005 zijn de belangen van verdachte behartigd door mr J.B. Pieters, advocaat te Meppel, eveneens bepaaldelijk gevolmachtigd.
Er hebben zich 13 benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Baggerman heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 4 onder I telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij gewijzigde dagvaarding onder 1 onder A en B, 2 primair, 3, 4 onder A t/m H, J, K en L, 5 onder A, B en C en 6 onder A en B telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen tot een bedrag van:
* € 27.172,36 ten behoeve van de heer [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 1], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 426,54 ten behoeve van [benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 2], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 20,- ten behoeve van [benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 2], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 450,78 ten behoeve van [benadeelde partij 4], gevestigd te [vestigingsplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 2], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 344,73 ten behoeve van [benadeelde partij 5], gevestigd te [vestigingsplaats], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 16,19 ten behoeve van de heer [benadeelde partij 6] h.o.d.n. "De echte Groenteman", wonende te [woonplaats], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 99,55 ten behoeve van de heer [benadeelde partij 7] h.o.d.n. "Super de Boer", wonende te [woonplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 2], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 16,70 ten behoeve van [benadeelde partij 8], gevestigd te [vestigingsplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 2], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 616,- ten behoeve van de heer [benadeelde partij 9], wonende te [woonplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 2], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 860,37 ten behoeve van de heer [benadeelde partij 10], wonende te [woonplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 2], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
* € 600,- ten behoeve van de heer [benadeelde partij 11], wonende te [woonplaats], hoofdelijk met [medeverdachte 2], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij:
* de heer [benadeelde partij 12], wonende te [woonplaats], voor het totale bedrag van € 5.804,79;
en tot afwijzing van de vorderingen van de benadeelde partij:
* [benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats], voor het overige tot € 1.000,54;
* [benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats], voor het overige tot € 129,64;
* de heer [benadeelde partij 10], wonende te [woonplaats], voor het overige tot € 1.512,87;
* de heer [benadeelde partij 11], wonende te [woonplaats], voor het overige tot € 700,-;
* [benadeelde partij 13], gevestigd te [vestigingsplaats], voor het bedrag van € 60,04.
Voorts heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk gevangenisstraf, waartoe verdachte bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 2 september 2003 is veroordeeld, te weten 1 week gevangenisstraf.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A1, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A2.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij gewijzigde dagvaarding onder 1 onder A en 2 primair voor zover deze feiten [benadeelde partij 1] betreffen, alsmede onder 1 onder B is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 onder A en feit 2 primair voor zover deze feiten [benadeelde partij 1] betreffen overweegt de rechtbank het volgende:
De rechtbank zal vrijspreken van deze feiten betreffende [benadeelde partij 1] op de volgende gronden.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan dat de leningen van [benadeelde partij 1] door verdachte en zijn medeverdachte bedrijfsmatig zijn verkregen. Hiertoe dient dat zowel de verklaring van [benadeelde partij 1] als de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte wijzen in de richting van een lening aan verdachte als privé-persoon (en later ook zijn medeverdachte). Dit wordt versterkt doordat - anders dan bij de andere telastgelegde leningen - niet aan [benadeelde partij 1] is verteld dat het verkregen geld voor [benadeelde partij 1] zou worden belegd door het bedrijf van de medeverdachte en voorts de geldlening niet was gekoppeld aan beloofde diensten van datzelfde bedrijf. Dat het van [benadeelde partij 1] verkregen geld mogelijk aan investeringen in een bedrijf of datzelfde bedrijf is besteed, hoeft aan het privé-karakter van de geldlening niet in de weg te staan.
Ten aanzien van deze leningen is voorts niet komen vast te staan dat deze door oplichting zijn verkregen. Het geld is immers niet onder de valse voorwendselen, als omschreven in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en nader feitelijk ingevuld in de telastlegging, verkregen van de heer [benadeelde partij 1].
Ten aanzien van feit 1 onder B overweegt de rechtbank het volgende:
Voor overtreding van artikel 6 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (hierna: Wtk 1992) is onder meer vereist dat de activiteiten, die verdachte ontplooide, vallen onder de definitie van kredietinstelling in de zin van die wet. Artikel 1, lid 1, onder a, onder 1 Wtk 1992 geeft als definitie voor een kredietinstelling:
Een onderneming of instelling die haar bedrijf maakt van het ter beschikking verkrijgen van, al dan niet op termijn, opvorderbare gelden en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzetting of beleggingen.
In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat aan het tweede, cumulatieve vereiste van deze definitie niet voldaan is. Immers is niet gebleken dat verdachte en/of zijn medeverdachte (voor eigen rekening) kredietuitzettingen of beleggingen verrichtte(n) met de ter beschikking gestelde gelden. In tegendeel, het verwijt van de officier van justitie is juist dat zij dat niet hebben gedaan. Dat verdachte en zijn medeverdachte aan de heer [betrokkene 2] en de heer [betrokkene 1] wel hebben voorgespiegeld dat hun geld zou worden aangewend voor beleggingen is naar het oordeel van de rechtbank en in afwijking van het standpunt van de officier van justitie, niet voldoende om aan dit tweede vereiste te voldoen, nu immers niet is gebleken dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd.
Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van feit 1 onder B.
Bewijsoverweging.
De raadsvrouw heeft ter zitting van 18 februari 2005 aangevoerd dat ten aanzien van de aan verdachte telastgelegde feiten 4, 5 en 6 het opzet ontbreekt, nu het nooit zijn bedoeling is geweest niet (terug) te betalen, waartoe zij verwijst naar de verklaringen van verdachte van diezelfde strekking.
De rechtbank acht (ook) ten aanzien van feiten 4, 5 en 6 bewezen dat verdachte het vereiste oogmerk of opzet op die feiten heeft gehad. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte heeft met zijn medeverdachte gedurende een periode van ruim 8 maanden stelselmatig dagelijkse levensbehoeften, zoals voedsel, brandstof en onderdak, genoten zonder enige rekening hiervoor te voldoen. Evenmin hebben verdachte of zijn medeverdachte zich gedragen overeenkomstig iemand die daadwerkelijk voornemens is te betalen. Zo hebben zij de verschillende schuldeisers niet op de hoogte gesteld van hun veelvuldige adreswijzigingen of anderszins contact opgenomen teneinde voldoening van de rekeningen mogelijk te maken. Evenmin is gebleken dat zij enige administratie over openstaande rekeningen hebben bijgehouden, in tegendeel verklaart verdachte zelf bij herhaling geen overzicht op zijn schulden te hebben. Voorts hebben verdachte en zijn medeverdachte gedurende de gehele periode geen bron van inkomsten gehad, anders dan mogelijk de gestelde sporadische leningen van kennissen en familie. De rechtbank acht het oogmerk van geen volledige betaling respectievelijk wederrechtelijke bevoordeling respectievelijk opzet op wederrechtelijk toeëigening bewezen, nu in het licht van al deze omstandigheden volstrekt onaannemelijk is dat verdachte zoals gesteld daadwerkelijk de intentie had te betalen. Dat verdachte of zijn medeverdachte bij het aangaan van transacties hun namen en/of adres van dat moment achterlieten - zoals verdachte heeft benadrukt - doet aan deze conclusie niet af, nu dit evenzogoed een middel kan zijn de ander tot instemmen met de gang van zaken te bewegen en zodoende het goed te verkrijgen.
Ten aanzien van feit 4 onder I
De rechtbank acht ten aanzien van dit feit medeplegen door verdachte wettig en overtuigend bewezen. Hieraan doet niet af dat het de medeverdachte alleen is geweest die feitelijk brandstof heeft getankt. Tot dit oordeel dient dat dit handelen van de medeverdachte geheel in lijn is met de stelselmatige handelwijze van verdachte en zijn medeverdachte ten aanzien van dergelijke aanschaffen. Voorts is de brandstof getankt voor de auto die door verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk werd gebruikt. Verder heeft de medeverdachte verdachte van haar handelen ook volledig op de hoogte gebracht blijkens de eigen verklaring van verdachte. Dit alles brengt de rechtbank tot de slotsom dat het gegeven dat de feitelijk handeling van tanken is verricht door de medeverdachte zonder dat verdachte daarbij aanwezig was louter op toeval berust, maar dat haar handelen zozeer deel uit heeft gemaakt van de bewuste en nauwe samenwerking waarin verdachte en zijn medeverdachte handelden, dat verdachte moet worden aangemerkt als mededader op dit punt.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de gewijzigde dagvaarding onder 1 onder A en 2 primair voor zover dit betreft [betrokkene 1] en [betrokkene 2], 2 subsidiair voor zover dit betreft [benadeelde partij 1], 3, 4 onder A t/m L, 5 onder A, B en C en 6 onder A en B telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B1 en B2.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, in de meeste gevallen samen met zijn medeverdachten, op ruime schaal schuldig gemaakt aan vermogenscriminaliteit, met name aan oplichting, verduistering en flessentrekkerij, alsmede aan het verbod op het ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van het publiek als bedoeld in de Wtk 1992 en aan bedrieglijke bankbreuk.
Verdachte heeft over een periode van ettelijke jaren in zijn levensonderhoud voorzien door een groot aantal mensen financieel te duperen. Verdachte heeft op grote voet geleefd van het geld dat anderen soms moeizaam hebben vergaard. Daarbij gaat het om een -in totaal - zeer groot benadelingsbedrag.
Verdachte valt aan te rekenen dat hij een leidende rol had in de activiteiten die hij en zijn medeverdachten hebben ontplooid.
Tevens rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij zijn jong volwassen zoon onder druk heeft gezet en door de familieverhoudingen heeft meegezogen in zijn eigen financiële malversaties.
De rechtbank heeft ten nadele van verdachte acht geslagen op het Uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van 28 november 2003. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor oplichting en flessentrekkerij. Ten aanzien van deze veroordeling is in de onderhavige zaak door de officier van justitie ook de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de destijds opgelegde gevangenisstraf gevorderd.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Pro Justitia Rapport van 2 juli 2004 opgemaakt door D.F.J. Hoekstra, arts-gedragsdeskundige, welk rapport is opgemaakt ten behoeve van de strafzaak tegen verdachte onder parketnummer 08/004087-04. In deze zaak speelden soortgelijke feiten en is op 13 juli 2004 een veroordelend vonnis gewezen door de rechtbank Almelo.
In het rapport komt de deskundige tot de conclusie dat de - destijds - telastgelegde feiten in enigszins verminderde mate aan verdachte konden worden toegerekend omdat er een verband bestond tussen de persoonlijkheidsstoornis van verdachte en de manier waarop verdachte in de vrije maatschappij functioneert in betrekkingen met anderen.
Aangezien de thans telastgelegde feiten en de destijds telastgelegde feiten in een overlappende periode zijn gepleegd, gaat de rechtbank er in het voordeel van verdachte vanuit dat deze conclusie ook ten aanzien van de onderhavige feiten dient te gelden.
De rechtbank zal dan ook rekening houden met een enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd. Gezien de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid waarvan de rechtbank uitgaat, zal zij een deel daarvan voorwaardelijk opleggen, waarbij de rechtbank toch nog hoopt dat dit bijdraagt aan voorkoming van het kwalijke gedrag van verdachte in de toekomst.
Vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 6 april 2004 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 2 september 2003, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd, die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een soortgelijke feiten.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
- [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 34.772,-;
- [benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.001,54;
- [benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 129,64;
- [benadeelde partij 4], gevestigd te [vestigingsplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 450,78;
- [benadeelde partij 5], gevestigd te [vestigingsplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 344,73;
- de heer [benadeelde partij 6] h.o.d.n. "De echte Groenteman", wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 16,19;
- [benadeelde partij 7] h.o.d.n. "Super de Boer", wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 99,55;
- [benadeelde partij 8], gevestigd te [vestigingsplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 16,70;
- [benadeelde partij 13], gevestigd te [vestigingsplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 60,04;
- de heer [benadeelde partij 12], wonende te [woonp[woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.804,79;
- de heer [benadeelde partij 9], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 616,-;
- de heer [benadeelde partij 10], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.512,87;
- de heer [benadeelde partij 11], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 700,-;
De vordering van [benadeelde partij 1] is door de verdediging weersproken. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat zij er vanuit gaat dat [benadeelde partij 1] inmiddels over een executoriale titel zal beschikken. Dit heeft zij niet nader geadstrueerd met bescheiden en hiervan is ter zitting ook overigens niets gebleken. De rechtbank zal de stelling van de raadsvrouw dan ook als onvoldoende geadstrueerd verwerpen.
De vordering van [benadeelde partij 1] is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl deze vordering rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 2 subsidiair aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit. Voor zover de vordering het in de aangifte van [benadeelde partij 1] genoemde bedrag NLG 59.880,- (omgerekend € 27.172,-) betref acht de rechtbank de vordering eenvoudig van aard.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij ontvankelijk is in dit deel van zijn vordering en wel tot een bedrag van € 27.172,- en zal dit deel van de vordering toewijzen.
Voor het overige deel van de vordering zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De vorderingen van [benadeelde partij 2] respectievelijk [benadeelde partij 3], voorzover deze geen betrekking hebben op de niet betaalde overnachtingen (inclusief toeristen belasting en huisdierentoeslag) en de in rekening gebrachte BTW, zijn door de verdediging niet weersproken, en zijn door de bij het betreffende Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd. Deze vorderingen zijn in zoverre eenvoudig van aard en vinden rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - hun grondslag in het bij dagvaarding onder 4 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat deze benadeelde partijen gedeeltelijk ontvankelijk zijn in hun respectievelijke vorderingen en zal deze vorderingen deels toewijzen en wel tot een bedrag van € 378,84 respectievelijk € 57,96.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] voor het overige deel niet ontvankelijk verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien dit deel geen schade behelst die rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit.
De vorderingen van [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 9], zijn door de verdediging niet weersproken, en zijn door de bij het betreffende Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl deze vorderingen, die eenvoudig van aard zijn, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - hun grondslag vinden in het bij dagvaarding onder 4 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat deze benadeelde partijen ontvankelijk zijn in hun vorderingen en zal deze vorderingen toewijzen met uitzondering van de gevorderde BTW, ten aanzien waarvan zij niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de rechtbank ervan uitgaat dat dit verrekend wordt en derhalve geen schade is.
De vorderingen van [benadeelde partij 5] respectievelijk [benadeelde partij 13], voorzover deze geen betrekking heeft op de gevorderde BTW, zijn door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl deze vorderingen, die eenvoudig van aard zijn, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - hun grondslag vinden in het bij dagvaarding onder 4 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partijen gedeeltelijk ontvankelijk zijn in hun vorderingen en zal deze vorderingen toewijzen tot een bedrag van € 310,89 respectievelijk ? 50,45.
Ten aanzien van de gevorderde BTW zal de rechtbank de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering niet als schade kan worden aangemerkt voor deze benadeelde partijen.
De rechtbank zal [benadeelde partij 8] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien dit formulier niet is ondertekend en overigens ook niet door bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden is gestaafd.
De rechtbank zal [benadeelde partij 12] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien gebleken is dat hij reeds een executoriale titel ten aanzien van deze vordering heeft verkregen, zijnde een vonnis van de rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Groenlo, d.d. 22 december 2003, welk vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
De vordering van [benadeelde partij 10], voorzover deze betrekking heeft op de huur van de auto en de gereden kilometers exclusief BTW, is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 5 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen tot een bedrag van € 723,-. Daarbij verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsvrouw inhoudende dat de vordering niet is geadstrueerd met een huurovereenkomst of iets dergelijks. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde schade heeft geleden ter hoogte van het bedrag dat voor het gebruik van deze auto betaald had moeten worden indien de benadeelde niet door de onrechtmatige daad van verdachte zou zijn bewogen tot gratis meegeven ervan. Dat dit bedrag overeenkomstig de vordering zou zijn is onvoldoende weersproken en komt redelijk en aannemelijk voor.
Voor het overige bedrag zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien van de annuleringskosten en de BTW niet is komen vast te staan dat dit schade is welke rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit.
De vordering van [benadeelde partij 11], voorzover deze betrekking heeft op de waarde van de Citroën, is, in weerwil van de enkele weerspreking van de raadsvrouw dat dit onvoldoende onderbouwd zou zijn, naar het oordeel van de rechtbank door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 6 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen tot een bedrag van € 400,-.
De rechtbank zal deze benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien deze schade niet rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit.
Het hiervoor overwogene brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Voorzover verdachte als medepleger wordt aangemerkt, zal de rechtbank hem hoofdelijk veroordelen.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens hierboven genoemde benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 2 subsidiair, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot:
- € 27.172,-, subsidiair 270 dagen hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats];
- € 378,84, subsidiair 7 dagen hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats];
- € 57,96, subsidiair 1 dag hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats];
- € 410,89, subsidiair 8 dagen hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 4], gevestigd te [vestigingsplaats];
- € 310,89, subsidiair 6 dagen hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 5], gevestigd te [vestigingsplaats];
- € 16,19, subsidiair 1 dag hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 6] h.o.d.n. "De echte Groenteman", wonende te [woonplaats];
- € 99,55, subsidiair 1 dag hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 7] h.o.d.n. "Super de Boer", wonende te [woonplaats];
- € 50,45, subsidiair 1 dag hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 13], gevestigd te [vestigingsplaats];
- € 616,-, subsidiair 12 dagen hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 9], wonende te [woonplaats];
- € 723,-, subsidiair 14 dagen hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 10], wonende te [woonplaats];
- € 400,-, subsidiair 8 dagen hechtenis, ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 11], wonende te [woonplaats].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14g, 24c, 36f, 47, 57, 63, 321, 326, 326a en 341 van het Wetboek van Strafrecht;
- 82 (oud) van de Wet toezicht kredietwezen 1992;
- 1 (oud), 2 en 6 (oud) Wet op de economische delicten.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1 onder A voor zover dit betreft [benadeelde partij 1], 1 onder B, 2 primair voor zover dit betreft [benadeelde partij 1] telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1 onder A en 2 primair, beide voor zover dit betreft [betrokkene 1] en [betrokkene 2], 2 subsidiair voor zover dit betreft [benadeelde partij 1], 3, 4 onder A t/m L, 5 onder A, B en C en 6 onder A en B telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van feit 1 onder A:
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 82 lid 1 (oud) van de Wet toezicht kredietwezen 1992, meermalen gepleegd
en
opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 82 lid 1 (oud) van de Wet toezicht kredietwezen 1992;
Ten aanzien van feiten 2 primair en 5 onder A, B en C:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2 primair voorts:
oplichting;
Ten aanzien van feiten 2 subsidiair en 6 onder A en B:
medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 4:
medeplegen van een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren;
en
een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 MAANDEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 24 maart 2003;
in vrijheid gesteld op: 26 maart 2003;
in verzekering gesteld op: 23 september 2003,
in vrijheid gesteld op: 25 september 2003;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 2 september 2003, gewezen onder parketnummer 09/028733-03, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 1 week;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
- [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats] een bedrag van € 27.172,-, hoofdelijk met [medeverdachte 1];
- [benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats] een bedrag van € 378,84, hoofdelijk met [medeverdachte 2];
- [benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats] een bedrag van € 57,96, hoofdelijk met [medeverdachte 2];
- [benadeelde partij 4], gevestigd te [vestigingsplaats] een bedrag van € 410,89, hoofdelijk met [medeverdachte 2];
- [benadeelde partij 5], gevestigd te [vestigingsplaats] een bedrag van € 310,89, hoofdelijk met [medeverdachte 2];
- [benadeelde partij 6] h.o.d.n. "De echte Groenteman", wonende te [woonplaats] een bedrag van € 16,19, hoofdelijk met [medeverdachte 2];
- [benadeelde partij 7] h.o.d.n. "Super de Boer", wonende te [woonplaats] een bedrag van € 99,55, hoofdelijk met [medeverdachte 2];
- [benadeelde partij 13], gevestigd te [vestigingsplaats] een bedrag van € 50,45, hoofdelijk met [medeverdachte 2];
- [benadeelde partij 9], wonende te [woonplaats] een bedrag van € 616,- , hoofdelijk met [medeverdachte 2];
- [benadeelde partij 10], wonende te [woonplaats] een bedrag van € 723,- , hoofdelijk met [medeverdachte 2];
- [benadeelde partij 11], wonende te [woonplaats] een bedrag van € 400,- , hoofdelijk met [medeverdachte 2];
met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn betreffende medeverdachte(n) aan de benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van de betaalde bedragen;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 13], [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 11] voor het overige niet ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat deze dit deel van de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 12] niet ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat deze de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot:
- € 27.172,- ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 270 dagen hechtenis;
- € 378,84 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 dagen hechtenis;
- € 57,96 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag hechtenis;
- € 410,89 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 4], gevestigd te [vestigingsplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 8 dagen hechtenis;
- € 310,89 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 5], gevestigd te [vestigingsplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 6 dagen hechtenis;
- € 16,19 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 6] h.o.d.n. "De echte Groenteman", wonende te [woonplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag hechtenis;
- € 99,55 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 7] h.o.d.n. "Super de Boer", wonende te [woonplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag hechtenis;
- € 50,45 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 13], gevestigd te [vestigingsplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag hechtenis;
- € 616,- ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 9], wonende te [woonplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 12 dagen hechtenis;
- € 723,- ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 10], wonende te [woonplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen hechtenis;
- € 400,- ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 11], wonende te [woonplaats] en bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 8 dagen hechtenis;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening door verdachte dan wel zijn mededader(s) van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de staat door verdachte dan wel zijn mededader(s) de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Donker, voorzitter,
Van der Veen en Hartmann, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Candido, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 maart 2005.
Mr Hartmann is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.