Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS5730

Datum uitspraak2005-02-14
Datum gepubliceerd2005-02-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers12/000211-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank in Middelburg heeft een 18-jarige verdachte wegens het in 2004 voorbereiden van een terroristische aanslag, bedreiging van de kamerleden Hirsi Ali en Wilders en opruiing, veroordeeld tot 140 dagen jeugddetentie en de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De verdachte was tijdens het plegen van de feiten minderjarig en volgens de rechtbank verminderd toerekeningsvatbaar. De jeugddetentie is gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het vonnis van de rechtbank is conform de eis van de officier van justitie. De voorbereiding van de aanslag bestond uit het via internet verzamelen van informatie over het maken van een bom, het voorhanden hebben van materiaal dat daarvoor geschikt is en met dat materiaal experimenteren. Het terroristisch oogmerk heeft de rechtbank afgeleid uit opvattingen van verdachte over het met geweld stichten van een wereldwijd islamitisch rijk en het gegeven dat verdachte in het bezit was van informatie over locaties van parlementsgebouwen, ambassades en AIVD. Ook is van betekenis geweest dat verdachte een afscheidsbrief bij zich droeg waarin hij zichzelf als martelaar beschrijft en verantwoordelijkheid aflegt voor een door hem gepleegde daad die in ieder geval zijn eigen dood zou veroorzaken. De bedreigingen bestonden uit het op internet plaatsen van een tekst waarin verdachte opriep tot het creëren van haat tegen en het doden van de beide kamerleden. Met deze tekst en een tekst waarin verdachte heeft opgeroepen tot onder andere het plegen van gijzelingen en een staatsgreep heeft verdachte zich volgens de rechtbank ook schuldig gemaakt aan het aanzetten tot het plegen van gewelddadige acties tegen het openbaar gezag.


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG Sector strafrecht meervoudige kamer Parketnummer: Datum uitspraak: 14 februari 2005 Tegenspraak ------------------------------------------------ Datum inverzekeringstelling: 27 september 2004 Datum voorlopige hechtenis: 30 september 2004 Opheffing/schorsing voorlopige hechtenis/invrijheidstelling: nvt ------------------------------------------------ V O N N I S van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen de verdachte: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats en -datum] wonende te [adres] thans gedetineerd in de Rijksinrichting voor jeugdigen [naam inrichting], ter terechtzitting verschenen. Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. H.M. Dunsbergen, advocaat te Goes. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 31 januari 2005. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.T.C.N. Jeuken en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot jeugddetentie die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en voorts dat de maatregel plaatsing in een jeugdinrichting zal worden opgelegd en dat deze ten uitvoer zal worden gelegd in de jeugdinrichting de Hartelborgt. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting op vordering van de officier van justitie gewijzigd. De tekst van de (gewijzigde) tenlastelegging luidt als volgt. Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat: 1. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 augustus 2004 tot en met 27 september 2004, te Sas van Gent en/of te Terneuzen, gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) ter voorbereiding van het misdrijf om al dan niet met een terroristisch oogmerk, als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan levensgevaar voor (een) ander(en) te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft, samen met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk (een mengsel van) ammoniumnitraat en/of ureumnitraat en/of nitroureum en/of ureum en/of andere voor brandstichting of ontploffing geschikte stoffen en/of informatie betreffende ammoniumnitraat en/of andere voor brandstichting of ontploffing geschikte stoffen (via internet) en/of informatiedragers, te weten plattegronden van de binnenstad van Den Haag (met daarop zichtbaar de adressen van parlements-/overheids-gebouwen en/ of ambassades)en/of van Leidschendam (met daarop zichtbaar het adres van het AIVD-kantoor) en/of adreslijsten van buitenlandse ambassades en/of aantekeningen/geschriften/ computerbestanden behelzende beschrijving van (een) ANFO(bom) en/of een booster/ontsteker en/of (een) aanslag(en), kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad; art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht en voor zover terzake het onder 1 tenlastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 augustus 2004 tot en met 27 september 2004, te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, in elk geval in het arrondissement Middelburg, (telkens) al dan niet met terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht, althans met het oogmerk om een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht voor te bereiden of gemakkelijk te maken, en/of op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2004 tot en met 9 augustus 2004 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, in elk geval in het arrondissement Middelburg, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, zonder erkenning één of meer wapens van categorie II onder 7, te weten een plastic bus met (een mengsel van) ammoniumnitraat en/of ureumnitraat en/of nitroureum en/of ureum, in elk geval met (een) ontplofbare stof(fen), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, heeft vervaardigd; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 9 lid 1 Wet wapens en munitie en voor zover terzake het onder 1 subsidiair tenlastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 augustus 2004 tot en met 27 september 2004, te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, in elk geval in het arrondissement Middelburg, (telkens) al dan niet met terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht, althans met het oogmerk om een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht voor te bereiden of gemakkelijk te maken, en/of op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2004 tot en met 9 augustus 2004, te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, in elk geval in het arrondissement Middelburg, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen een wapen van categorie II onder 7, te weten een plastic bus met (een mengsel van) ammoniumnitraat en/of ureumnitraat en/of nitroureum en/of ureum, in elk geval met (een) ontplofbare stof(fen), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 26 lid 1 Wet wapens en munitie en voor zover ook terzake het onder 1 meer subsidiair telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 augustus 2004 tot en met 27 september 2004 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, in elk geval in het arrondissement Middelburg, (telkens) al dan niet met terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht, althans met het oogmerk om een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht voor te bereiden of gemakkelijk te maken, en/of op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2004 tot en met 9 augustus 2004 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, in elk geval in het arrondissement Middelburg, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, explosieven, althans (een) ontplofbare stof(fen), te weten ammonium nitraat kunstmest (ammonium nitrate fertilizer) en/of ammoniumnitraat (ammonium nitrate) met meer dan 0,2% ontvlambaar materiaal, heeft vervaardigd en/of heeft opgeslagen en/of heeft verkregen en/of voorhanden heeft gehad; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan bij of krachtens de Wet explosieven voor civiel gebruik betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 33a lid 1 Wet explosieven voor civiel gebruik art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht en voor zover ook terzake het onder 1 nog meer subsidiair telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat, hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 augustus 2004 tot en met 27 september 2004, te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, in elk geval in het arrondissement Middelburg, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet met terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht, althans met het oogmerk om een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht voor te bereiden of gemakkelijk te maken, en/of op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2004 tot en met 9 augustus 2004 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, in elk geval in het arrondissement Middelburg, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een wapen van categorie II onder 7, met name een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, te vervaardigen, een hoeveelheid ammoniumnitraat en/of ureumnitraat en/of nitroureum en/of ureum, in elk geval (een) ontplofbare stof(fen) heeft gewonnen uit kunstmest en/of ammoniumnitraat, in elk geval (een) ontplofbare stof(fen) heeft verzameld in een plastic bus, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 9 lid 1 Wet wapens en munitie art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht en voor zover ook terzake het onder 1 nog meer subsidiair telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2004 tot en met 27 september 2004, te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, in elk geval in het arrondissement Middelburg, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk, althans niet opzettelijk, zonder erkenning explosieven, te weten ammoniumnitraat kunstmest (ammonium nitrate fertilizer) en/of ammoniumnitraat (ammonium nitrate) met meer dan 0,2% ontvlambaar materiaal, heeft vervaardigd en/of heeft opgeslagen; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan bij of krachtens de Wet explosieven voor civiel gebruik betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 17 lid 1 Wet explosieven voor civiel gebruik art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2004 tot en met 7 oktober 2004, te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, en/of in de gemeente ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, Ayaan Hirsi Ali en/of Geert Wilders heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op een (algemeen toegankelijk) internetforum te weten www.marokko.nl, onder de gebruikersnaam AIVDdoder een bericht geplaatst (gehouden) met de tekst "Als ik die vervloekte Hirsi een keer tegenkom zal ik haar strot doorsnijden. Met zijn allen moeten we haat creëren jegens gestoorde figuren zoals Hirsi Ali, het moet een gewoonte worden dat personen zoals Pim, Hirsi en Wilders gedood worden.", van welke tekst die Ayaan Hirsi Ali en/of die Geert Wilders kennis hebben gekregen; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht en voor zover terzake het onder 2 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2004 tot en met 27 september 2004, te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, en/of in de gemeente ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om Ayaan Hirsi Ali en/of Geert Wilders te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, op een (algemeen toegankelijk) internetforum te weten www.marokko.nl, onder de gebruikersnaam AIVDdoder een bericht heeft geplaatst (gehouden) met de tekst "Als ik die vervloekte Hirsi een keer tegenkom zal ik haar strot doorsnijden. Met zijn allen moeten we haat creëren jegens gestoorde figuren zoals Hirsi Ali, het moet een gewoonte worden dat personen zoals Pim, Hirsi en Wilders gedood worden.", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2004 tot en met 27 september 2004, te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland, in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen één of meer leden van het Nederlandse parlement en/of enig ander openbaar gezag, heeft opgeruid, immers heeft verdachte: - op het (algemeen toegankelijk) internetforum www.marokko.nl onder de gebruikersnaam AIVDdoder een bericht geplaatst (gehouden) met de tekst "Als ik die vervloekte Hirsi een keer tegenkom zal ik haar strot doorsnijden. Met zijn allen moeten we haat creëren jegens gestoorde figuren zoals Hirsi Ali, het moet een gewoonte worden dat personen zoals Pim, Hirsi en Wilders gedood worden.", en/of - op het (algemeen toegankelijk) internetforum www.Islaam.nl een bericht geplaatst (gehouden) met de tekst "Wij moeten dmv gijzelingen en andere tactieken onze rechten zien af te dwingen en wij moeten een militaire staatsgreep zien te bewerkstelligen, een groep van betrouwbare Ulama met het liefst politiek en militair inzicht moeten ons dan ontstane rijk regeren."; art 131 Wetboek van Strafrecht Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat: 1.primair hij in de periode van 10 augustus 2004 tot en met 27 september 2004, te Sas van Gent en/of te Terneuzen, gemeente Terneuzen, ter voorbereiding van het misdrijf om met een terroristisch oogmerk, als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan levensgevaar voor anderen te duchten is, opzettelijk (een mengsel van) ammoniumnitraat en/of ureumnitraat en/of nitroureum en ureum en een andere voor ontploffing geschikte stof eninformatie betreffende ammoniumnitraat en andere voor ontploffing geschikte stoffen (via internet) en informatiedragers, te weten plattegronden van de binnenstad van Den Haag (met daarop zichtbaar de adressen van parlementsgebouwen) en van Leidschendam (met daarop zichtbaar het adres van het AIVD-kantoor) en adreslijsten van ambassades en aantekeningen/geschriften/ computerbestanden behelzende beschrijving van een ANFObom en een booster/ontsteker en een aanslag, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en vervaardigd en voorhanden heeft gehad; 2. hij in de periode van 1 mei 2004 tot en met 7 oktober 2004, te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, Ayaan Hirsi Ali en Geert Wilders heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op een algemeen toegankelijk internetforum te weten www.marokko.nl, onder de gebruikersnaam AIVDdoder een bericht geplaatst met de tekst "Als ik die vervloekte Hirsi een keer tegenkom zal ik haar strot doorsnijden. Met zijn allen moeten we haat creëren jegens gestoorde figuren zoals Hirsi Ali, het moet een gewoonte worden dat personen zoals Pim, Hirsi en Wilders gedood worden.", van welke tekst die Ayaan Hirsi Ali en die Geert Wilders kennis hebben gekregen; 3. hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2004 tot en met 27 september 2004, te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, in het openbaar bij geschrift, tot enig strafbaar feit tegen leden van het Nederlandse parlement en enig ander openbaar gezag, heeft opgeruid, immers heeft verdachte: - op het algemeen toegankelijk internetforum www.marokko.nl onder de gebruikersnaam AIVDdoder een bericht geplaatst met de tekst "Als ik die vervloekte Hirsi een keer tegenkom zal ik haar strot doorsnijden. Met zijn allen moeten we haat creëren jegens gestoorde figuren zoals Hirsi Ali, het moet een gewoonte worden dat personen zoals Pim, Hirsi en Wilders gedood worden.", en - op het algemeen toegankelijk internetforum www.Islaam.nl een bericht geplaatst met de tekst "Wij moeten dmv gijzelingen en andere tactieken onze rechten zien af te dwingen en wij moeten een militaire staatsgreep zien te bewerkstelligen, een groep van betrouwbare Ulama met het liefst politiek en militair inzicht moeten ons dan ontstane rijk regeren." Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op. Voorbereiding van het opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, terwijl dit feit is begaan met een terroristisch oogmerk. Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd. Het onder 3 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op. Het in het openbaar, bij geschrift opruien tot enig strafbaar feit tegen het openbaar gezag, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Blijkens de over de verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportage, d.d. 20 januari 2005, wordt verdachte door de gedragsdeskundigen op basis van de aard en de ernst van de bij hem vastgestelde ziekelijke stoornis als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare. Overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Motivering van de op te leggen sancties Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende: - de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft voorbereidingen getroffen een ontploffing teweeg te brengen waarvan levensgevaar voor een ander te duchten was. Hij heeft daartoe blijkens zijn zoekgedrag en conversaties op het internet informatie verzameld betreffende het vervaardigen van een zogenaamde ANFObom, een bom bevattende onder meer ammoniumnitraat. Voorts heeft hij blijkens de betreffende rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut onder andere ammoniumnitraat en ureum voorhanden gehad, welke stoffen geschikt zijn voor het teweeg brengen van een ontploffing. Bovendien heeft hij meermalen met voornoemde stoffen geëxperimenteerd, zoals mede blijkt uit zijn eigen zich in het dossier bevindende verklaring. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte deze voorbereidingen getroffen met het oogmerk de politieke en constitutionele structuren van Nederland ernstig te ontwrichten. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat verdachte zijn mening over de Nederlandse samenleving en over het stichten van een wereldwijd kalifaat (islamitisch rijk) door middel van geweld meermalen uitgebreid in conversaties op internetfora en in chatsessies met vrienden heeft verkondigd. Verdachte heeft vervolgens een begin gemaakt met het omzetten van deze woorden in daden. Zo heeft hij naast het uitvoeren van eerdergenoemde experimenten met ammoniumnitraat tevens informatie verzameld omtrent locaties van parlementsgebouwen, ambassades en de AIVD. Op de dag van zijn aanhouding droeg hij uitgeprinte plattegronden van Den Haag en Leidschendam met daarop de adressen van parlementsgebouwen en de AIVD, adreslijsten van ambassades en informatie betreffende ammoniumnitraat bij zich in zijn jaszak. Tevens droeg hij een diskette bij zich met daarop een document genaamd “In de naam van Allah.doc”, welk document blijkens de inhoud een afscheidsbrief is van de verdachte waarin hij zichzelf als martelaar beschrijft en verantwoordelijkheid aflegt voor een door hem gepleegde daad. Weliswaar specificeert hij deze daad niet, maar ging hij er wel vanuit dat hij bij deze daad in ieder geval zijn eigen dood zou veroorzaken. Door zo te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan voorbereiding van één van de ernstigste misdrijven tegen de Nederlandse democratische rechtsstaat. Tevens heeft hij de gevoelens van angst en onveiligheid die sinds de terroristische aanslagen van de afgelopen jaren de samenleving beheersen, aangewakkerd, hetgeen de rechtbank hem zwaar aanrekent. Wel neemt de rechtbank daarbij in overweging dat de voorbereidingshandelingen van verdachte vooralsnog beperkt zijn gebleven tot het vergaren van informatie en stoffen en er nog geen zodanige nadere bewerking van die stoffen had plaatsgevonden dat deze geschikt waren om een ontploffing van substantiële aard teweeg te brengen. De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan bedreiging van A. Hirsi Ali en G. Wilders, beiden leden van de Tweede Kamer. Hij heeft daartoe op het internet een tekst geplaatst waarin hij opriep tot het creëren van haat jegens en het doden van voornoemde kamerleden. Door deze tekst te plaatsen op een openbaar voor iedereen toegankelijk internetforum hebben beide kamerleden zich blijkens de namens hen gedane aangiften bedreigd gevoeld. Voorts heeft verdachte door het plaatsen van voorbedoelde tekst en een tekst waarin hij opriep tot onder andere het plegen van gijzelingen en een militaire staatsgreep aangezet tot het plegen van gewelddadige acties tegen het openbaar gezag. Door voornoemde volksvertegenwoordigers te bedreigen naar aanleiding van hun politieke standpunten heeft verdachte getracht hen te beletten hun werk te doen en daarmee de Nederlandse democratie in haar wezen aangetast. Bovendien heeft hij door zijn bedreigende en opruiende teksten op openbare internetfora te plaatsen welbewust het risico genomen dat derden worden geïnspireerd tot geweldpleging jegens politici en het Nederlandse openbare gezag in zijn algemeenheid. Hij kon en moest zich ervan bewust zijn dat de verhoudingen in de Nederlandse samenleving thans zodanig geprikkeld zijn dat sommigen weinig aanmoediging nodig hebben om tot het plegen van dergelijk geweld te komen. De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat de tekst van de bedreiging van Ayaan Hirsi Ali en Geert Wilders tevens als opruiende tekst bewezen is verklaard en er in zoverre dus sprake is van eendaadse samenloop. Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 2 oktober 2004, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld; - het over de verdachte uitgebrachte rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 30 september 2004, opgemaakt door J.M. Markwat en N. Volkers, raadsonderzoeksters; - het over de verdachte uitgebrachte screeningsrapport d.d. 30 september 2004, opgemaakt door dr.drs. L.E.E. Ligthart, forensisch psycholoog en orthopedagoog; - de groepsobservatie Den Heyacker, d.d. 20 december 2004, betreffende de periode 20 oktober 2004 tot 14 december 2004; - de aanvullende groepsobservatie Den Heyacker d.d. 18 januari 2005, betreffende de periode 14 december 2004 tot 14 januari 2005; - de over de verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportage d.d. 20 januari 2005, opgemaakt door dr.drs. L.E.E. Ligthart, forensisch psycholoog en orthopedagoog, drs. A.J.W.M. Trompenaars, psychiater en A. Ghalbzouri, maatschappelijk werker (KARAM). - Het de over de verdachte uitgebrachte rapport van de jeugdreclassering d.d. 21 januari 2005, opgemaakt door B. Vanassche, jeugdreclasseerder en P. Castel, teamleider jeugdreclassering; - het over de verdachte uitgebrachte advies met betrekking tot eventuele plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 25 januari 2005, opgemaakt door P. Bakker, teamleider. De bovengenoemde Pro Justitia rapportage van 20 januari 2005 opgemaakt omtrent verdachte houdt als conclusies en advies van de psycholoog L.E.E. Lighthart, de psychiater A.J.W.M. Trompenaars en de maatschappelijk werker A. Ghalbzouri onder meer het volgende in - zakelijk weergegeven -: Uit de levensbeschrijving van betrokkene kan geconcludeerd worden dat de betrokkene in sociaal opzicht tamelijk geïsoleerd leeft. Daarnaast is sprake van een diffuse identiteit. Het valt op hoe weinig eigenheid en innerlijke vorm betrokkene heeft. Zijn identiteit bestaat vooral uit zijn vermogen tot discussiëren en anderen overtuigen. Het contact dat betrokkene heeft is vooral oppervlakkig gericht om anderen te overtuigen en versterkt eerder het sociaal isolement dan dat het er door opgeheven wordt. Door de zwakke identiteit van betrokkene naast de mogelijke psychotische persoonlijkheidsorganisatie en zijn neiging tot impulsiviteit, extraversie en behoefte aan “thrill”, maken dat men dit alles niet zo maar als ‘fantasie’ of ‘puberaal gedrag’ kan afdoen. Bij de beoordeling speelt tevens een rol dat betrokkene kennelijk daadwerkelijke voorbereidingen trof voor destructieve actie. De membraam tussen fantasie en werkelijkheid wordt daardoor flinterdun en het risico van daadwerkelijke ontsporing neemt toe. Het risico van daadwerkelijk uitoefenen van destructief geweld wordt daarom in de ogen van onderzoekers als groot beschouwd. Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. In diagnostisch opzicht is er sprake van ernstige, waarschijnlijk vroeg aangelegde persoonlijkheidsproblematiek met narcistische en antisociale trekken en een achterstand in de sociaal emotionele ontwikkeling, voor zover dit tot uitdrukking komt in de beperkte ontwikkelingstaken die betrokkene tot op heden, gezien zijn voortschrijdende leeftijd heeft afgelegd. Van voornoemde ziekelijke stoornis was sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Betrokkene wordt op basis van de aard en de ernst van de bij hem vastgestelde ziekelijke stoornis als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. Factoren voortkomend uit de bij betrokkene aanwezige stoornis die van belang kunnen zijn bij de kans op recidive zijn de ernst van het ziektebeeld, de ontkenning van de aanwezigheid daarvan, de combinatie van (de fascinatie voor) seksualiteit en agressiviteit en tevens de ontkenning van de aanwezigheid van deze fascinatie. Andere factoren en condities die hierbij in ogenschouw genomen dienen te worden zijn onder andere het gegeven dat de problemen in het gezin van herkomst niet onderkend zijn en dat betrokkene de neiging heeft om kwetsbare leeftijdsgenoten met zijn uitgesproken gedachten te benaderen en hen mogelijk daarmee te beïnvloeden. Ter preventie van recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van betrokkene is het dringend aangewezen dat hij behandeling krijgt voor de bij hem vastgestelde psychische stoornis. Gezien de aard en de ernst van de problematiek en de leeftijd van betrokkene wordt geadviseerd deze behandeling te doen plaatsvinden binnen het juridische kader van een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Betrokkene heeft gespecialiseerde hulp nodig voor zijn ernstige problemen. Mede gezien de ontkenning van de problematiek waarvan bij betrokkene sprake is, dient deze behandeling plaats te vinden binnen een setting die is toegerust om betrokkene adequaat te kunnen behandelen en opvangen tijdens moeilijke momenten. Ter terechtzitting hebben de rapporteurs, gehoord als deskundigen, aangegeven dat ambulante behandeling gelet op de persoonlijkheidsstructuur van de verdachte geen mogelijkheid is en dat gesloten behandeling van de verdachte noodzakelijk is. De raadsman heeft bij voornoemd rapport kritische kanttekeningen geplaatst en verzocht om een contra-expertise. De raadsman heeft daarbij gewezen op de omstandigheid dat verdachte zeer intensief is gehoord en de periode van de gesprekken met de deskundigen (3 uur per sessie) te uitputtend lijkt om tot een goed oordeel te kunnen komen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. De rapporteurs, dr.drs. Ligthart, drs. Trompenaars en Ghalbzouri, zijn ter terechtzitting als deskundigen uitgebreid ondervraagd en gehoord omtrent de door hen gedane onderzoeken en de daaruit getrokken conclusies. Ook hebben de verdachte, zijn raadsman en de officier van justitie ruimschoots de gelegenheid gehad de deskundigen te ondervragen. De deskundigen hebben ter zitting gemotiveerd weerlegd dat het gedrag van verdachte tijdens het onderzoek op vertekenende wijze zou zijn beïnvloed door de wijze waarop verdachte is ondervraagd en de frequentie van de gesprekken. Volgens de deskundigen is het contact met verdachte niet anders c.q. intensiever geweest dan wanneer een observatie in een daartoe bestemde inrichting zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat de onderzoeken van de deskundigen grondig zijn geweest, waarbij zij overweegt dat verdachte meermalen in wisselende samenstellingen van het team van onderzoekers en gedurende kortere en langere sessies is bevraagd. De conclusies van de deskundigen volgen uit hun bevindingen. De raadsman heeft ook niet aangevoerd op welke aspecten de rapportage tekortschiet dan wel een contra-expertise een ander licht zou kunnen werpen. De rechtbank ziet onvoldoende noodzaak een contra-expertise te bevelen en wijst het verzoek van de verdediging af. De rechtbank neemt de conclusies en het advies van genoemde gedragsdeskundigen over en maakt deze tot de hare. Op grond hiervan is zij van oordeel dat de persoonlijkheid van de verdachte alsmede de ernst van de begane feiten bepaaldelijk vorderen dat wordt opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, als bedoeld in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overweegt hierbij dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van voornoemde maatregel is voldaan, met name nu de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten; de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist, en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Voorts houdt de rechtbank op grond van hetgeen zij hiervoor heeft overwogen rekening met de omstandigheid dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was toen hij de bewezenverklaarde feiten pleegde en dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank zal adviseren om de maatregel ten uitvoer te leggen in de Rijksinrichting voor jongeren De Hartelborgt te Spijkenisse, omdat deze jeugdinrichting blijkens het advies van de Raad van de Kinderbescherming van 25 januari 2005 en de toelichting van de jeugdreclassering ter terechtzitting, heeft aangegeven de verdachte op adequate wijze te kunnen behandelen, dan wel een andere daartoe geschikte gesloten inrichting, zulks ter uiteindelijke beslissing van de Minister van Justitie. De rechtbank acht voorts een onvoorwaardelijke jeugddetentie van een duur gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden. Toepasselijke wettelijke voorschriften De rechtbank heeft gelet op de artikelen 46, 55, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77v, 77gg, 83a, 131, 157, 176a en 285 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan. Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Zij bepaalt dat het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar. Zij veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 140 (HONDERDVEERTIG) DAGEN. Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Zij legt aan de verdachte op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Zij adviseert de maatregel ten uitvoer te leggen in de Rijksinrichting voor jongeren De Hartelborgt te Spijkenisse of een andere daartoe geschikte gesloten inrichting. Dit vonnis is gewezen door: mr. C. Kool, voorzitter, tevens kinderrechter mrs. E.K. van der Lende-Mulder Smit en T. van de Poll, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.B. Smeenk als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 februari 2005.