Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS3745

Datum uitspraak2005-01-25
Datum gepubliceerd2005-01-25
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummerszaaknr./rolnr.: 187274 KG ZA 04-1142
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Eiser is auteur van het boek Judas. Eiser noemt dit boek een erotische triller. Hij heeft voor zijn boek een reclamespotje gemaakt en wil dat laten uitzenden door RTV Utrecht en Omroep West. Die weigeren de commercial uit te zenden. De voorzieningenrechter oordeelt dat het recht op vrije meningsuiting van eiser daardoor niet is beperkt. De beide zenders hebben geen monopoliepositie als aanbieders van reclamezendtijd, terwijl bovendien van belang is dat het om een commercieel reclamespotje gaat.


Uitspraak

zaaknr./rolnr.: 187274 KG ZA 04-1142 RECHTBANK UTRECHT Sector handels- en familierecht VONNIS van de voorzieningenrechter in het kort geding van: [eiser], h.o.d.n. PLATO PUBLISHERS, wonende te Amsterdam, eiser, procureur: mr. G.C. van Daal, advocaat: mr. O. Hammerstein te Amsterdam, - t e g e n - 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RTV UTRECHT RECLAME B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht, 2. de stichting STICHTING REGIONALE OMROEP WEST, gevestigd en kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage, gedaagden, procureur : mr. B.F. Keulen, advocaat: mr. K. Gilhuis te Amsterdam, 3. de stichting STICHTING SAMENWERKENDE OMROEPEN MIDDEN-NEDERLAND, gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht, vrijwillig verschenen in de persoon van haar directeur [naam betrokkene]. 1. Het verloop van de procedure 1.1. Het verloop van de procedure is als volgt: - dagvaarding d.d. 7 december 2004, die in fotokopie aan dit vonnis is gehecht; - mondelinge behandeling op 10 januari 2005; - vrijwillige verschijning van de stichting Samenwerkende Omroepen Midden-Nederland; - producties en pleitnotities van beide partijen. 1.2. Partijen (hierna respectievelijk: [eiser], RTV Utrecht, Omroep West en Stichting Omroep Midden-Nederland) hebben vonnis gevraagd. 2. De feiten 2.1. [eiser] is auteur van het boek “Judas”. In dit boek zijn een drietal verhalen opgenomen die de band van het Christendom met homoseksualiteit als overeenkomstig thema hebben. [eiser] kwalificeert dit boek als een erotische triller. 2.2. [eiser] heeft ter promotie van het boek een reclamespotje laten maken. Dit spotje duurt ongeveer 15 seconden laat beelden zien van het interieur van een kerk, afbeeldingen van Jezus en van Judas. In combinatie met deze beelden klinkt orgelmuziek en wordt door middel van een voice-over een aantal vragen gesteld, waaronder: “Waar waren Christus’ aanhangers toen hij aan het kruis hing?”, “Waar komt de homohaat van het Christendom vandaan?”, “Had Christus een minnaar?” en “Was Jezus homo?”. Vervolgens wordt het boek van [eiser] getoond vergezeld van de voice-over “Lees Judas, de spannende erotische thriller van [eiser].” 2.3. [eiser] heeft het hiervoor bedoelde reclamespotje aangeboden bij verschillende regionale tv-zenders. Een aantal daarvan, waaronder AT5, TV Noord-Holland en TV Rijnmond hebben de commercial uitgezonden. RTV Utrecht en Omroep West hebben geweigerd de commercial uit te zenden. RTV Utrecht heeft zich daarbij beroepen op de artikelen 3.4 en 3.6. van de door haar gehanteerde Algemene Voorwaarden. Bedoelde artikelen luiden als volgt: “3.4. RTV Utrecht Reclame B.V. is gerechtigd bij het aangaan van de overeenkomst eisen te stellen (technisch dan wel inhoudelijk) ten aanzien van het door Contractant aan te leveren Materiaal. (….) 3.6. RTV Utrecht Reclame B.V. is zonder opgave van redenen bevoegd om een aanvraag te weigeren op grond van: A. technische bezwaren; B. inhoud, aard, strekking of vorm van de commercial; (…)” 2.4. Omroep West, althans HOB Exploitatiemaatschappij met wie een overeenkomst pleegt te worden gesloten ter zake van de uitzending van commercials in of tussen programma’s van Omroep West, heeft zich beroepen op de artikelen 9 en 10 van haar Algemene Leveringsvoorwaarden. Artikel 10.2 van die voorwaarden bepaalt: “Het staat TV West te allen tijde echter vrij reserveringen te weigeren of te annuleren voor bepaalde tv-commercials om redenen die verband houden met de inhoud van de reclame-uiting. Redenen voor weigeren kunnen zijn (maar zijn niet beperkt tot) het feit dat de belangen van overige Wederpartijen van TV West of het feit dat tegen de uitzending van de tv-commercial, naar de mening van TV West, gegronde bezwaren zijn gemaakt of protesten zijn gerezen, of deze bij verdere uitzending zijn te verwachten, of vanwege het feit dat een of meer van de Omroeporganisatie de tv- commercial om hen moverende redenen weigeren.” 2.5. De Stichting Samenwerkende Publieke Omroepen Midden Nederland is verantwoordelijk voor de uitzendingen van RTV Utrecht. 3. Het geschil en de beoordeling ervan 3.1. Voor de inhoud van vordering van [eiser] wordt verwezen naar de aangehechte dagvaarding. Kort weergegeven strekt de vordering tot veroordeling van gedaagden tot uitzending van het reclamespotje tegen het door hen gebruikelijk gehanteerde tarief op straffe van een dwangsom. 3.2. [eiser] stelt daartoe, verkort weergegeven, het volgende: RTV Utrecht en Omroep West hebben geen valide gronden om de uitzending van het aangeboden spotje te weigeren en doen ten onrechte een beroep op hun Algemene Voorwaarden. Het spotje is immers niet onnodig kwetsend en er worden geen schokkende beelden getoond of kwetsende termen gebruikt. Tot op heden is er geen enkele klacht binnengekomen over het spotje zoals dat in dezelfde vorm door andere televisiemaatschappijen wordt uitgezonden. RTV Utrecht en Omroep West hebben het spotje geweigerd omdat zij het kennelijk niet eens zijn met de inhoud van dat spotje. Dit is geen gerechtvaardigde grond om de uitzending te weigeren en is strijd met het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet en in artikel 10 EVRM terzake de vrijheid van meningsuiting die het voor een ieder mogelijk maakt zijn gedachten zonder beperkingen te openbaren. Het door [eiser] aangeboden spotje kan immers niet worden aangemerkt als handelsreclame als bedoeld in het vierde lid van artikel 7 van de Grondwet, aangezien er sprake is van reclame met ideële doeleinden, zoals waarheidsvinding en de bevordering van integratie. [eiser] stelt voorts dat de wetgever heeft bepaald dat reclame voor boeken als zodanig al een ideëel aspect heeft, ook al worden deze goederen voor commerciële doeleinden aangeprezen. [eiser] wenst zijn mening via zijn boek en de daarbij behorende reclame-uiting openbaar te maken en de inhoudelijke toetsing daarvan door RTV Utrecht en Omroep West zijn in strijd met de aan [eiser] toekomende vrijheid van meningsuiting. [eiser] heeft daarnaast gesteld dat RTV Utrecht en Omroep West geen beroep kunnen doen op de aan hen in beginsel toekomende contracts-vrijheid. Voor de beide omroepen heeft immers te gelden dat zij een monopoliepositie bekleden met betrekking tot regionale televisie in respectievelijk de regio Utrecht en de regio Den Haag. Uitsluiting betekent dat het [eiser] onmogelijk wordt gemaakt zijn mening in die regio’s te openbaren. Een regionale televisiezender dient evenals de overheid een algemeen belang en dient op één lijn te worden gesteld met een privaatrechtelijk optredende overheid. Beide zenders hebben bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijk overeenkomsten de plicht het algemeen belang te behartigen en de grondrechten van [eiser] te respecteren. 3.3. RTV Utrecht en Omroep West hebben zich op het standpunt gesteld dat de inhoud van het spotje, met name de door de voice-over opgeworpen vragen, als onnodig kwetsend ervaren zou kunnen worden door een deel van hun kijkerspubliek, met name het publiek in de oostelijke helft van de provincie Utrecht en het publiek in de kustgemeenten van Zuid-Holland. Beide zenders stellen dat zij om die reden een beroep hebben gedaan op de hiervoor onder 2.3 en 2.4. weergegeven bepalingen uit de door hen gehanteerde voorwaarden. 3.4. Ter beantwoording ligt in de eerste plaats de vraag of [eiser] in zijn recht op vrije meningsuiting is beperkt door de weigering van TRV Utrecht en Omroep West. Geoordeeld wordt dat het beide zenders in beginsel vrij staat aangeboden reclame-uitingen of programma’s te weigeren. Van belang daarbij is dat het niet aannemelijk is dat de beide zenders in de door hen bediende regio’s een monopoliepositie innemen als aanbieders van reclamezendtijd. [eiser] heeft in dat kader onvoldoende betwist dat voor hem de mogelijkheid bestaat zijn spotje aan te bieden bij andere, lokale zenders die in genoemde regio’s actief zijn. Voorts is gesteld noch gebleken dat de zenders gezamenlijk (dan wel met andere aanbieders op deze markt) afspraken hebben gemaakt die op een algehele uitsluiting van [eiser] als adverteerder neerkomen. Derhalve is geen sprake van enige beperking in de hiervoor bedoelde zin. 3.5. [eiser] heeft overigens onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn wens om het spotje te laten uitzenden wordt beschermd door artikel 7 van de Grondwet omdat het zuiver ideële reclame zou betreffen. Doel van het spotje is immers commercieel, namelijk het promoten van de verkoop van het boek en derhalve het belang van de adverteerder die het boek op de markt brengt. In hoeverre [eiser] met het boek zelf een ideëel doel nastreeft, ligt hier niet ter beoordeling. De beide zenders hebben ook geen bezwaar tegen de inhoud van dat boek geuit, maar tegen de wijze waarop dat boek wordt aangeprezen. Uit de tekst van artikel 7 van de Grondwet kan voorshands niet worden afgeleid dat reclame voor een boek reeds naar haar aard ideëel is en om die reden niet als handelsreclame zou moeten worden aangemerkt. Daarnaast komt [eiser] geen beroep toe op het bepaalde in artikel 10 EVRM. De door de beide zenders gehanteerde voorwaarden zijn niet strijdig met het in artikel 30 van de Mediawet voor zenders geformuleerde doel om programma’s te verzorgen die in zodanige mate zijn “gericht op de bevrediging van de in de gemeente of provincie waarop de omroepinstelling zich richt, levende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke behoefte, dat de instelling geacht kan worden van algemeen nut te zijn (…)”. 3.6. In het licht van het voorgaande hebben beide zenders gesteld dat aan henzelf evenzeer een vrijheid van meningsuiting toekomt en dat zij de vrijheid hebben om zelf een beleid te voeren met betrekking tot wat er aan programma’s en reclame-uitingen op hun zenders verschijnt. Daarbij is gesteld dat ook advertenties het gezicht van een zender bepalen en dat de zenders niet kunnen worden verplicht zich bij overeenkomst te verbinden tot medewerking aan de verspreiding van gedachten en gevoelens die zij niet via hun zender willen verspreiden. 3.7. Het door [eiser] ingenomen standpunt dat beide zenders zich dienen te gedragen gelijk het de overheid in privaatrechtelijke overeenkomsten betaamt, kan niet worden gevolgd. Niet valt in te zien dat de beide zenders een publieke taak vervullen en op die grond geen programmabeleid zouden mogen voeren. Genoemde zenders behoeven dan ook niet als platform te fungeren voor een ieder die (al dan niet tegen betaling) zijn mening wenst te uiten. 3.8. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gevraagde voorziening wordt geweigerd. 3.9. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van gedaagden. 4. De beslissing De voorzieningenrechter: 4.1. weigert de gevraagde voorzieningen; 4.2. veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van RTV Utrecht en Omroep West gezamenlijk, begroot op € 816,-- voor salaris van de procureur en op € 241,-- voor verschotten, en aan de zijde van Stichting Samenwerkende Omroepen Midden-Nederland op nihil; 4.3. verklaart onderdeel 4.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2005.