Jurisprudentie
AS3541
Datum uitspraak2004-01-26
Datum gepubliceerd2005-01-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/008127-03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-01-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/008127-03
Statusgepubliceerd
Indicatie
De verdachte heeft diverse malen amfetamine verstrekt en is tevens betrokken geweest bij het buiten het Nederlands grondgebied brengen van harddrugs. De verdachte handelde daarbij uit puur financieel gewin en hij heeft volstrekt geen oog gehad voor de maatschappelijke problemen die de handel in verdovende middelen met zich brengt. Harddrugs als de onderhavige zijn stoffen waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid en kan leiden tot verslaving. Bovendien gaat de handel in verdovende middelen veelal gepaard met andere vormen van criminaliteit. Handelingen die tot doel hebben deze stoffen op de markt te brengen, dienen daarom streng te worden bestraft.
Uitspraak
Parketnummer: 03/008127-03
Datum uitspraak: 26 januari 2004
RECHTBANK MAASTRICHT
VONNIS
op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatumdatum verdachte],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in de P.I. Limburg Zuid - HvB ‘Overmaze’ te Maastricht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 oktober 2003, 9 en 12 januari 2004.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is na een nadere omschrijving van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 8 maart 2003 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 25 kilo amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel op de bij de Opiumwet behorende lijst I, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, opzettelijk die 25 kilo amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, ten vervoer aangenomen en/of ten vervoer aangeboden, zulks met de bestemming om die 25 kilo amfetamine naar het buitenland (Zweden) te vervoeren; (zaak 2)
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 8 maart 2003 in de gemeente Heerlen, althans in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 25 kilo amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;(zaak 2)
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2003 tot en met 11 februari 2003 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk ongeveer 25 kilo amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die 25 kilo amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, naar Noorwegen gebracht en/of die 25 kilo amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, ten vervoer aangenomen en/of ten vervoer aangeboden, zulks met de bestemming om die 25 kilo amfetamine naar het buitenland (Noorwegen) te vervoeren; (zaak 3)
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2003 tot en met 11 februari 2003 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 25 kilo amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; (zaak 3)
3.
hij op of omstreeks 10 juni 2003 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 1 kilo amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, opzettelijk die kilo amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, ten vervoer aangenomen en/of ten vervoer aangeboden, zulks met de bestemming om die kilo amfetamine naar het buitenland (Duitsland) te vervoeren; (zaak 4)
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 10 juni 2003 in de gemeente Heerlen, althans in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1 kilo amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; (zaak 4)
4.
hij meermalen, althans eenmaal, in de periode van 1 juni 2002 tot en met 31 januari 2003 en/of in de periode van 12 februari 2003 tot en met 7 maart 2003 en/of in de periode van 9 maart 2003 tot en met 9 juni 2003 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine (telkens) een middel op de bij de Opiumwet behorende lijst I, buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), in voornoemde periode(s) (telkens) opzettelijk die hoeveelheid MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, naar het buitenland (ondermeer Duitsland) gebracht en/of (telkens) die hoeveelheid MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine ten vervoer aangenomen en/of ten vervoer aangeboden, zulks met de bestemming om (telkens) die hoeveelheid MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine naar het buitenland (ondermeer Duitsland) te vervoeren; (zaak 4)
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij meermalen, althans eenmaal, in de periode van 1 juni 2002 tot en met 31 januari 2003 en/of in de periode van 12 februari 2003 tot en met 7 maart 2003 en/of in de periode van 9 maart 2003 tot en met 9 juni 2003 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde MDA, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I. (zaak 4)
De vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en het onder 4 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1 subsidiair
hij op 8 maart 2003 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verstrekt ongeveer 25 kilo amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2 subsidiair
hij in de periode van 1 februari 2003 tot en met 11 februari 2003 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3 primair
hij op 10 juni 2003 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 1 kilo amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders in de gemeente Heerlen, opzettelijk die kilo amfetamine, ten vervoer aangeboden, zulks met de bestemming om die kilo amfetamine naar het buitenland, Duitsland, te vervoeren;
4 primair
hij meermalen, in de periode van 1 juni 2002 tot en met 31 januari 2003 en in de periode van 12 februari 2003 tot en met 7 maart 2003 en in de periode van 9 maart 2003 tot en met 9 juni 2003 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA of MDMA of N-ethyl MDA (=MDEA) of amfetamine, zijnde MDA en MDMA en N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine middelen op de bij de Opiumwet behorende lijst I, buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader, in voornoemde periodes telkens opzettelijk die hoeveelheid MDA of MDMA of N-ethyl MDA (=MDEA) of amfetamine, ten vervoer aangeboden, zulks met de bestemming om die hoeveelheid MDA of MDMA of N-ethyl MDA (=MDEA) of amfetamine naar het buitenland, onder meer Duitsland, te vervoeren.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en onder 4 primair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte de hierboven omschreven feiten heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten, welke moeten worden gekwalificeerd als volgt:
feit 1 subsidiair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10, derde lid, van de Opiumwet juncto artikel 47, eerste lid onder 1° van het Wetboek van Strafrecht;
feit 2 subsidiair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10, derde lid, van de Opiumwet, juncto artikel 47, eerste lid onder 1° van het Wetboek van Strafrecht;
feit 3 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet, juncto artikel 47, eerste lid onder 1° van het Wetboek van Strafrecht;
feit 4 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet, juncto artikel 47, eerste lid onder 1° van het Wetboek van Strafrecht.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft diverse malen amfetamine verstrekt en is tevens betrokken geweest bij het buiten het Nederlands grondgebied brengen van harddrugs. De verdachte handelde daarbij uit puur financieel gewin en hij heeft volstrekt geen oog gehad voor de maatschappelijke problemen die de handel in verdovende middelen met zich brengt. Harddrugs als de onderhavige zijn stoffen waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid en kan leiden tot verslaving. Bovendien gaat de handel in verdovende middelen veelal gepaard met andere vormen van criminaliteit. Handelingen die tot doel hebben deze stoffen op de markt te brengen, dienen daarom streng te worden bestraft.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf voorts in aanmerking genomen de omstandigheid dat de verdachte blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 14 augustus 2003, gecontroleerd aan de hand van Compas d.d. 19 augustus 2003, reeds eerder ter zake overtreding van de Opiumwet is veroordeeld.
De op te leggen straf is -behalve op voormelde artikelen- gegrond op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op artikel 13 van de Opiumwet.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en het onder 4 primair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en het onder 4 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIER JAREN;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. I. Becker-Hartenhof, voorzitter, mr. P.E.C.M. Dahmen en mr. R. Niessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.H.A. Bijl, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 januari 2004.