Jurisprudentie
AS3261
Datum uitspraak2004-12-28
Datum gepubliceerd2005-01-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/004628-04
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-01-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/004628-04
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vijf jaar gevangenisstraf in Goorse moordzaak.
Verdachte is betrokken bij buitengewoon ernstige misdrijven: er is op een extreem gewelddadige en brute wijze het leven van een jonge moeder opgeofferd, teneinde haar destijds tweejarige dochtertje aan het gezag van deze moeder te onttrekken. Weliswaar heeft verdachte geen rol gespeeld bij de feitelijke handelingen die de dood van het slachtoffer hebben veroorzaakt, zij heeft evenwel aan het gehele plan meegewerkt en zich op geen enkele wijze onttrokken aan de misdrijven, terwijl zij op vele momenten de gelegenheid heeft gehad om in te grijpen.
Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/004628-04
STRAFVONNIS
Uitspraak: 28 december 2004
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[Verdachte],
geboren te [Woonplaats] op [Geboortedatum],
thans verblijvende in P.I. Overijssel, PIV Zwolle
terechtstaande ter terechtzitting terzake de nadere omschrijving tenlastelegging terzake dat:
1.
[Medeverdachte] op of omstreeks 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een vrouw genaamd [Slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben [Medeverdachte] en/of (een of meer van)
zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
zich met touw en tape naar de woonplaats van het slachtoffer begeven,
het slachtoffer met een hard voorwerp tegen het hoofd geslagen dan wel het slachtoffer met het hoofd hard tegen een hard voorwerp geduwd/geslagen,
het slachtoffer strak gebonden met koord aan handen, benen, voeten, hals en lichaam,
het hoofd en de hals van het slachtoffer nagenoeg geheel en strak omwikkeld met tape,
de benen van het lichaam deels omwikkeld met tape
en een zitbank over het slachtoffer heengelegd,
tengevolge waarvan voornoemde [Slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op/in of omstreeks 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, althans in Nederland en België, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door
? [Medeverdachte] haar auto voor vervoer naar Goor ter beschikking te stellen
? [Medeverdachte] te vergezellen naar Goor,
? op verzoek van [Medeverdachte] voorzien van koord en tape naar de woning van het slachtoffer te gaan
? tezamen met [Medeverdachte] het slachtoffer vast te binden met koord en te omwikkelen
? aan [Medeverdachte] (stukken) koord en of (stukken) tape aan te geven voor het omwikkelen van het hoofd en de hals van het slachtoffer
? het slachtoffer onder controle te houden gedurende de tijd dat [Medeverdachte] de dochter van het slachtoffer wegbracht
? [Medeverdachte] vanaf de plaats van misdrijf te vervoeren naar het buitenland.
2.
zij op of omstreeks 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een vrouw genaamd [Slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van)
haar mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
zich met touw en tape naar de woonplaats van het slachtoffer begeven,
het slachtoffer met een hard voorwerp tegen het hoofd geslagen dan wel het slachtoffer met het hoofd hard tegen een hard voorwerp geduwd/geslagen,
het slachtoffer strak gebonden met koord aan handen, benen, voeten, hals en lichaam,
het hoofd en de hals van het slachtoffer nagenoeg geheel en strak omwikkeld met tape,
de benen van het lichaam deels omwikkeld met tape
een zitbank over het slachtoffer heengelegd en
de woning met daarin het slachtoffer slotvast afgesloten,
terwijl dat feit de dood van [Slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
althans voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
[Medeverdachte] op of omstreeks 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een vrouw genaamd [Slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, immers heeft/hebben [Medeverdachte] en/of (een of meer van)
zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
zich met touw en tape naar de woonplaats van het slachtoffer begeven,
het slachtoffer met een hard voorwerp tegen het hoofd geslagen dan wel het slachtoffer met het hoofd hard tegen een hard voorwerp geduwd/geslagen,
het slachtoffer strak gebonden met koord aan handen, benen, voeten, hals en lichaam,
het hoofd en de hals van het slachtoffer nagenoeg geheel en strak omwikkeld met tape,
de benen van het lichaam deels omwikkeld met tape,
een zitbank over het slachtoffer heengelegd en
de woning met daarin het slachtoffer slotvast afgesloten,
terwijl dat feit de dood van [Slachtoffer] ten gevolge heeft gehad,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door
? [Medeverdachte] haar auto voor vervoer naar Goor ter beschikking te stellen
? [Medeverdachte] te vergezellen naar Goor,
? op verzoek van [Medeverdachte] voorzien van koord en tape naar de woning van het slachtoffer te gaan
? tezamen met [Medeverdachte] het slachtoffer vast te binden met koord en te omwikkelen met tape
? aan [Medeverdachte] (stukken) koord en of (stukken) tape aan te geven voor het omwikkelen van het hoofd en de hals van het slachtoffer
? het slachtoffer onder controle te houden gedurende de tijd dat [Medeverdachte] de dochter van het slachtoffer wegbracht
? [Medeverdachte] vanaf de plaats van misdrijf te vervoeren naar het buitenland.
3.
zij op of omstreeks 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, althans in Nederland en in België, tezamen en in vereniging met anderen, een meisje, genaamd [Dochtertje Slachtoffer] (geboren [Geboortedatum]), over de grenzen van het Rijk in Europa heeft gevoerd, met het oogmerk die [Dochtertje Slachtoffer] wederrechtelijk (te weten zonder instemming van de moeder en met voorbijgaan aan officiële procedures met betrekking tot het gezag, de omgangsregeling en de verblijfplaats betreffende minderjarigen, alsmede met gebruikmaking van een vervalst paspoort, alsmede in de wetenschap dat het handelen van verdachte en haar mededaders zou leiden tot een situatie waarin [Medeverdachte] niet langer het wettelijk gezag over [Dochtertje Slachtoffer] zou uitoefenen) onder de macht van [Medeverdachte] of diens familieleden, althans anderen te brengen en/of die [Dochtertje Slachtoffer] in een (gezien haar leeftijd en het feit dat haar moeder wederrechtelijk van haar vrijheid was beroofd en/of om het leven was gekomen) hulpeloze toestand te verplaatsen.
4.
zij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2004 tot en met 30 november 2004, althans de periode van 20 augustus 2004 tot en met 30 november 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, althans in Nederland en in België en Libië, tezamen en in vereniging met anderen, een minderjarig meisje, genaamd [Dochtertje Slachtoffer] (geboren [geboortedatum]), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende,
terwijl de minderjarige de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en terwijl bij het plegen van het feit list, geweld en/of bedreiging met geweld zijn gebezigd, immers hebben verdachte en/of haar mededaders een afspraak met de moeder ([Slachtoffer] hierna ook te noemen het slachtoffer) van [Dochtertje Slachtoffer] gemaakt,
zich met touw en tape naar de woonplaats van het slachtoffer begeven,
het slachtoffer met een hard voorwerp tegen het hoofd geslagen dan wel het slachtoffer met het hoofd hard tegen een hard voorwerp geduwd/geslagen,
het slachtoffer strak gebonden met koord aan handen, benen, voeten, hals en lichaam,
het hoofd en de hals van het slachtoffer nagenoeg geheel en strak omwikkeld met tape,
de benen van het lichaam deels omwikkeld met tape;
althans voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
[Medeverdachte] in of omstreeks de periode van 9 augustus 2004 tot en met 30 november 2004, althans de periode van 20 augustus 2004 tot en met 30 november 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, althans in Nederland, althans in België en/of Libië, tezamen en in vereniging met anderen, een minderjarig meisje, genaamd [Dochtertje Slachtoffer] (geboren [geboortedatum]), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende,
terwijl de minderjarige de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en terwijl bij het plegen van het feit list, geweld en/of bedreiging met geweld zijn gebezigd, immers hebben [Medeverdachte] en/of diens mededaders een afspraak met de moeder ([Slachtoffer] hierna ook te noemen het slachtoffer) van [Dochtertje Slachtoffer] gemaakt,
zich met touw en tape naar de woonplaats van het slachtoffer begeven,
het slachtoffer met een hard voorwerp tegen het hoofd geslagen dan wel het slachtoffer met het hoofd hard tegen een hard voorwerp geduwd/geslagen,
het slachtoffer strak gebonden met koord aan handen, benen, voeten, hals en lichaam,
het hoofd en de hals van het slachtoffer nagenoeg geheel en strak omwikkeld met tape,
de benen van het lichaam deels omwikkeld met tape,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, althans in Nederland en in België en/of Libië tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door
? [Medeverdachte] haar auto voor vervoer naar Goor ter beschikking te stellen
? [Medeverdachte] te vergezellen naar Goor,
? op verzoek van [Medeverdachte] voorzien van koord en tape naar de woning van het slachtoffer te gaan
? tezamen met [Medeverdachte] het slachtoffer vast te binden met koord en te omwikkelen met tape
? aan [Medeverdachte] (stukken) koord en of (stukken) tape aan te geven voor het omwikkelen van het hoofd en de hals van het slachtoffer
? het slachtoffer onder controle te houden gedurende de tijd dat [Medeverdachte] de dochter van het slachtoffer wegbracht
? [Medeverdachte] en [Dochtertje Slachtoffer] vanaf de plaats van misdrijf te vervoeren naar het buitenland
? [Dochtertje Slachtoffer] met behulp van een vervalst paspoort op een luchthaven in België langs de paspoortcontrôle te voeren
? [Dochtertje Slachtoffer] per vliegtuig naar Libië over te brengen
5.
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2004 tot en met 11 augustus 2004 te
’s-Gravenhage en/of Goor, gemeente Hof van Twente, althans in Nederland en in België, tezamen en in vereniging met een ander, in het bezit was van een reisdocument, te weten een haar, verdachte toebehorend Nederlands paspoort, waarvan zij en/of haar mededader(s) wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was, welke valsheid/vervalsing eruit bestond dat in het paspoort in strijd met de waarheid en door anderen dan de daartoe bevoegde instanties, met een andere dan de daartoe voorgeschreven printer en in een andere dan de daartoe voorgeschreven volgorde voor gegevens stond bijgeschreven (als kind van verdachte): “[Achternaam].[Geboortedatum].[Geboorteplaats].V”.
met tape
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in haar verdediging niet geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte sub 1 en sub 2 primair is tenlastegelegd, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 2 subsidiair, sub 3, sub 4 primair en sub 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
[Medeverdachte] op 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een vrouw genaamd [Slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, immers hebben [Medeverdachte] en zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, zich met touw en tape naar de woonplaats van het slachtoffer begeven, het slachtoffer strak gebonden met koord aan handen, benen, voeten, hals en lichaam,
het hoofd en de hals van het slachtoffer nagenoeg geheel en strak omwikkeld met tape, de benen deels omwikkeld met tape, een zitbank over het slachtoffer heengelegd en de woning met daarin het slachtoffer slotvast afgesloten, terwijl dat feit de dood van [Slachtoffer] ten gevolge heeft gehad,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente opzettelijk behulpzaam is geweest door
? [Medeverdachte] haar auto voor vervoer naar Goor ter beschikking te stellen
? [Medeverdachte] te vergezellen naar Goor,
? [Medeverdachte] vanaf de plaats van misdrijf te vervoeren naar het buitenland.
3.
zij op 9 augustus 2004 in Nederland en in België, tezamen en in vereniging met een ander, een meisje, genaamd [Dochtertje Slachtoffer] (geboren [geboortedatum]), over de grenzen van het Rijk in Europa heeft gevoerd, met het oogmerk die [Dochtertje Slachtoffer] wederrechtelijk (te weten zonder instemming van de moeder en met voorbijgaan aan officiële procedures met betrekking tot het gezag, de omgangsregeling en de verblijfplaats betreffende minderjarigen, alsmede met gebruikmaking van een vervalst paspoort) onder de macht van [Medeverdachte] en diens familieleden te brengen.
4.
zij in de periode van 9 augustus 2004 tot en met 30 november 2004 in Nederland en in België, tezamen en in vereniging met anderen, een minderjarig meisje, genaamd [Dochtertje Slachtoffer] (geboren [geboortedatum]), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, terwijl de minderjarige de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en terwijl bij het plegen van het feit list en geweld zijn gebezigd, immers hebben verdachte en/of haar mededaders een afspraak met de moeder ([Slachtoffer] hierna ook te noemen het slachtoffer) van [Dochtertje Slachtoffer] gemaakt, zich met touw en tape naar de woonplaats van het slachtoffer begeven,
het slachtoffer strak gebonden met koord aan handen, benen, voeten, hals en lichaam,
het hoofd en de hals van het slachtoffer nagenoeg geheel en strak omwikkeld met tape, de benen deels omwikkeld met tape;
5.
zij in de periode van 1 maart 2004 tot en met 11 augustus 2004 te ’s-Gravenhage en Goor, gemeente Hof van Twente en in België, tezamen en in vereniging met een ander, in het bezit was van een reisdocument, te weten een haar, verdachte, toebehorend Nederlands paspoort, waarvan zij en haar mededaders wisten dat het reisdocument vervalst was, welke vervalsing eruit bestond dat in het paspoort in strijd met de waarheid en door anderen dan de daartoe bevoegde instanties, met een andere dan de daartoe voorgeschreven printer en in een andere dan de daartoe voorgeschreven volgorde voor gegevens stond bijgeschreven (als kind van verdachte): “[Achternaam].[Geboortedatum].[Geboorteplaats].V”.
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 2 subsidiair, sub 3, sub 4 en sub 5 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 2 subsidiair, het misdrijf:
"medeplichtigheid aan: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft",
strafbaar gesteld bij artikel 282 junctis de artikelen 48 en 49 van het Wetboek van Strafrecht;
wat betreft sub 3, het misdrijf:
“medeplegen van: mensenroof”
strafbaar gesteld bij artikel 278 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
wat betreft sub 4 primair, het misdrijf:
“medeplegen van: opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, terwijl list en geweld zijn gebezigd en terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaar oud is”
strafbaar gesteld bij artikel 279 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
wat betreft sub 5, het misdrijf:
”het in zijn bezit hebben van een reisdocument, waarvan hij weet dat het vervalst is”
strafbaar gesteld bij artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een haar strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De raadsman van verdachte heeft onder meer aangevoerd dat, indien en voorzover sub 3 en 4 bewezen wordt verklaard, verdachte dient te worden vrijgesproken, nu het er op lijkt dat [Medeverdachte] [Dochtertje Slachtoffer] mee heeft genomen naar Libië teneinde haar onder zijn eigen macht te brengen en haar conform de in Libië geldende normen op te voeden. Nu [Medeverdachte] zich, zo stelt de raadsman, niet schuldig kan hebben gemaakt aan voornoemd feit, kan verdachte dit feit evenmin mede hebben gepleegd.
De raadsman van verdachte heeft voorts aangevoerd dat, indien en voorzover sub 3 en 4 bewezen wordt verklaard, verdachte dient te worden vrijgesproken, nu het slachtoffer naar alle waarschijnlijkheid al overleden was op het moment dat [Medeverdachte] zich nog in Nederland bevond. Na het overlijden van de moeder berust het ouderlijk gezag enkel bij [Medeverdachte], zodat er geen sprake van wederrechtelijkheid is, aldus de raadsman. Hij stelt dat, nu [Medeverdachte] niet strafbaar is, er evenmin sprake kan zijn van strafbaarheid van verdachte.
De rechtbank overweegt dat [Medeverdachte] en het slachtoffer na hun scheiding gezamenlijk met het gezag over [Dochtertje Slachtoffer] belast zijn gebleven. De hoofdverblijfplaats van [Dochtertje Slachtoffer] was bij haar moeder. Bij beschikking van 14 juni 2004 is het gezag van Askema feitelijk ingeperkt, in die zin dat er een omgangsregeling is vastgesteld, waarbij is bepaald dat [Medeverdachte] toestemming had om eenmaal per week gedurende drie uren, in het bijzijn en onder toezicht van de moeder, dan wel haar zuster, [Dochtertje Slachtoffer] te ontmoeten. Gezamenlijk gezag impliceert, zeker nu er bij rechterlijke beschikking nadere regels (ter invulling) zijn vastgesteld, overleg tussen de ouders aangaande de minderjarige. [Medeverdachte] heeft, wetende dat het slachtoffer nimmer in zou stemmen met verblijf van [Dochtertje Slachtoffer] bij [Medeverdachte] in zijn land van herkomst, zijn ex-vrouw van het leven beroofd, enkel met het doel om zijn dochter te ontvoeren naar zijn land van herkomst, hiermee voorbijgaand – als gezegd – aan alle officiële procedures met betrekking tot het gezag, de omgangsregeling en de verblijfplaats van [Dochtertje Slachtoffer], dit met gebruikmaking van een vervalst paspoort. [Medeverdachte] kon voorzien dat hij met zijn handelwijze het wettelijk gezag over zijn dochter zou verliezen en heeft zich aldus schuldig gemaakt aan het tegen de wil van de moeder ontvoeren van zijn dochter en het daarmee onttrekken van die dochter aan het feitelijk over het kind gesteld en te stellen gezag en opzicht, zulks in de wetenschap dat dat gezag aan hem niet langer toekwam. De omstandigheid dat de moeder mogelijk op het moment van het onttrekken reeds was overleden of kort daarna is overleden doet daar niet aan af.
De raadsman van verdachte heeft voorts aangevoerd dat, indien en voorzover één van de sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 tenlastegelegde feiten bewezen wordt verklaard, verdachte op het moment van handelen verkeerde in een situatie van psychische overmacht. Bij verdachte ontbreekt daarom iedere strafrechtelijk verwijtbaarheid voor haar medewerking aan het haar tenlastegelegde, aldus de raadsman. Ter onderbouwing van dit verweer heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte, vanwege de voortdurende lichamelijke en geestelijke intimidatie door [Medeverdachte] zich niet meer kon c.q. durfde te verzetten tegen de door hem verstrekte opdrachten, nu [Medeverdachte] verdachte regelmatig mishandelde en bedreigde. Volgens de raadsman van verdachte kan hieruit niets anders volgen dan dat het handelen van verdachte is voortgevloeid uit de psychische dwang die [Medeverdachte] op haar uitoefende, waaraan zij geen weerstand kon bieden.
De rechtbank overweegt het volgende. Van psychische overmacht kan worden gesproken indien de verdachte in een zodanige toestand van psychische drang verkeerde dat zij niet anders kon of behoorde te handelen dan zij heeft gedaan. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen de mate van drang, de vraag of weerstand tegen die drang redelijkerwijs te vergen was en of anders handelen redelijkerwijs tot de mogelijkheden behoorde.
Uit de stukken van het geding en het verhandelde ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat [Medeverdachte] gedurende een langere periode druk op verdachte heeft uitgeoefend, door het bedreigen en mishandelen van verdachte. De rechtbank acht het tevens aannemelijk dat een en ander bij verdachte heeft geleid tot het bestaan van een angst voor deze [Medeverdachte]. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte in een zodanige toestand verkeerde dat zij niet anders kon of behoorde te handelen dan zij heeft gedaan. De beïnvloeding van [Medeverdachte] is niet van zodanige aard geweest, dat verdachte daar in redelijkheid geen weerstand aan had kunnen bieden. Verdachte heeft blijk gegeven te beschikken over voldoende normbesef en zij had, blijkens haar verklaringen omtrent de gebeurtenissen op 9 augustus 2004, voldoende inzicht in de wederrechtelijkheid van het handelen van [Medeverdachte] en het aandeel dat zij hieraan leverde. Voorts is, blijkens de zich in het dossier bevindende psychiatrische rapportage bij verdachte geen sprake van enig in de persoon gelegen onvermogen om een andere keuze te maken dan betrokken te raken bij de delicten. Het beroep op psychische overmacht wordt derhalve verworpen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake sub 2 primair, sub 3 primair, sub 4 primair en sub 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaren onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met toewijzing van de civiele vordering van [Gevoegde partij 1] en [Gevoegde partij 2] en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte is betrokken bij buitengewoon ernstige misdrijven: er is op een extreem gewelddadige en brute wijze het leven van een jonge moeder opgeofferd, teneinde haar destijds tweejarige dochtertje aan het gezag van deze moeder te onttrekken. Weliswaar heeft verdachte geen rol gespeeld bij de feitelijke handelingen die de dood van voornoemd slachtoffer hebben veroorzaakt, zij heeft evenwel aan het gehele plan meegewerkt en zich op geen enkele wijze onttrokken aan de misdrijven, terwijl zij op vele momenten de gelegenheid heeft gehad om in te grijpen. Verdachte heeft daarentegen doelbewust haar ogen gesloten voor de mogelijke gevolgen, terwijl zij zich blijkens haar verklaringen wel degelijk realiseerde wat er stond te gebeuren, gelet op de gang van zaken:
- [Medeverdachte] heeft in maart 2004 [Dochtertje Slachtoffer] onder een valse naam bijgeschreven in het paspoort van verdachte;
- [Medeverdachte] heeft het tapen en vastbinden tot twee maal toe op verdachte geoefend;
- [Medeverdachte] heeft diverse malen tegenover verdachte verklaard dat hij zijn ex-vrouw; zou vastbinden en opsluiten, zodat hij [Dochtertje Slachtoffer] mee zou kunnen nemen naar Libië;
- het slachtoffer was niet thuis, terwijl [Medeverdachte] beweerde een afspraak met haar te hebben;
- [Medeverdachte] verzocht verdachte het huis van het slachtoffer voorbij te rijden en in een andere straat te wachten, terwijl hij zijn dochter zou gaan halen;
- Verdachte leest een sms van [Medeverdachte] aan Al Darnisi met de tekst ‘come here’, waarna Al Darnisi vertrekt om [Medeverdachte] bijstand te verlenen in de woning van het slachtoffer;
- [Medeverdachte] bracht zijn dochter naar de auto van verdachte en keerde voor een periode van ruim een kwartier terug naar de woning;
- [Medeverdachte] bleek verdwenen te zijn op het moment dat [Verdachte] met de dochter van [Medeverdachte] de paspoortcontrole in Brussel passeerde;
Er waren derhalve diverse momenten, zowel in de periode vóór als op 9 augustus 2004 dat verdachte, door bijvoorbeeld het waarschuwen van de politie, had kunnen ingrijpen en de vreselijke gebeurtenissen dan wel de gevolgen daarvan had kunnen voorkomen. Dat verdachte er niet voor heeft gekozen een einde te maken aan de situatie, maar juist – tegen beter weten in – is doorgegaan en welbewust haar medewerking heeft verleend, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Gelet op vorenstaande omstandigheden heeft verdachte voorzien dat [Medeverdachte] het kind op gewelddadige wijze aan de moeder zou onttrekken door middel van vrijheidsberoving. Bovendien heeft verdachte steeds verklaard dat [Medeverdachte] haar mishandeld en bedreigd heeft. Zij had dus, zeker gelet op de uitlatingen van [Medeverdachte], moeten voorzien dat [Medeverdachte] zich zeer gewelddadig tegenover zijn ex-vrouw zou gaan gedragen. Voorts heeft verdachte, hoewel hier ter terechtzitting mee geconfronteerd, op geen enkele wijze blijk gegeven het laakbare van haar handelen in te zien, dan wel op enige wijze verantwoordelijkheid te nemen terzake de bewezen verklaarde feiten.
De enige passende reactie is naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur, met dien verstande dat, gelet op de gedeeltelijke vrijspraak, een gevangenisstraf van kortere duur dan die door de officier van justitie is gevorderd, aan de orde is. Bij het bepalen van de na te melden straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de omtrent verdachte opgemaakte rapportages, waaruit onder meer blijkt dat verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten volledig toerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft die conclusie overgenomen en tot de hare gemaakt. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte gedurende lange tijd drang van de zijde van [Medeverdachte] heeft ondervonden en zij geen strafrechtelijke documentatie heeft.
Civiele vordering
De rechtbank overweegt verder, dat [Gevoegde partij 1] en [Gevoegde partij 2], ter zake van feit 1 en feit 2, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier zich benadeelde partij hebben gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave hebben gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 13910,06 bestaande uit de volgende posten:
- niet vergoede kosten uitvaartverzorging Tijhuis
- begroting grafsteen
- shockschade.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze niet gemotiveerd door verdachte betwiste, vordering van de benadeelde partij ten dele gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht.
De civiele vordering kan slechts worden toegewezen tot een bedrag van € 3910,06 voor niet vergoede kosten van de uitvaartverzorging en de grafsteen, met niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering. Laatstgenoemde deel van de vordering is niet van zodanig eenvoudige aard dat het zich leent voor behandeling in onderhavige strafzaak.
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 2 is toegebracht.
De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op artikel 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 en sub 2 primair is tenlastegelegd en haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat het sub 2 subsidiair, sub 3, sub 4 primair en sub 5 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van
vijf (5) jaren.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte, terzake van het bewezen feit 2 tot betaling aan de benadeelde partij, [Gevoegde partij 1] en [Gevoegde partij 2], [Adres], [PC + Woonplaats], van een bedrag groot: € 3910,06 (zegge: negenendertighonderdtien euro en zes eurocent), voorzover dit bedrag niet door een mededader zal zijn betaald.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 2 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot
€ 3910,06 ten behoeve van de benadeelde [Gevoegde partij 1] en [Gevoegde partij 2], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 39 dagen zal worden toegepast, een en ander voorzover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan.
Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij: [Gevoegde partij 1] en [Gevoegde partij 2], in het voor een deel van € 10.000,- niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 2 subsidiar, sub 3, sub 4 primair en sub 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
Aldus gewezen door mr. Stoové, voorzitter, mr. Wentink en Groener, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hofstee, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 december 2004.