Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR5876

Datum uitspraak2004-10-22
Datum gepubliceerd2004-11-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.000853.04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, met name gelet op de afgelegde deskundigenverklaring, is gebleken dat verdachte als deelnemer aan een hockeywedstrijd een backhandslag heeft gemaakt, welke slag binnen de hockeysport gangbaar is en, gelet op de manier waarop en de omstandigheden waaronder verdachte deze slagbeweging heeft gemaakt, ook geoorloofd was. Voorts hoefde verdachte niet te verwachten dat tijdens de uitvoering van die backhandslag één van zijn tegenstanders, in casu [betrokkene], op dermate wijze op hem zou inlopen, te weten door hem van achteren en met zijn bovenlichaam voorovergebogen te naderen, dat hij deze daarbij in het gezicht zou raken. Hoewel verdachte met de backhandslag welbewust tegen de bal heeft geslagen, heeft het hof uit de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat met die slag tevens het opzet van verdachte (ook niet in voorwaardelijke zin) was gericht op het toebrengen van pijn of (zwaar) letsel aan [betrokkene]. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het hetgeen hem zowel primair als subsidiair ten laste is gelegd.


Uitspraak

parketnummer: 20.000853.04 datum uitspraak: 22 oktober 2004 tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 8 januari 2004 in de strafzaak onder parketnummer 76037-03 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1970, wonende te [adres]. Het hoger beroep De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 27 april 2003 te Tilburg aan een persoon, genaamd [betrokkene], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (4, althans een of een aantal gebroken tanden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een hockeystick op/in/tegen het gezicht te slaan en/of stoten; subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 27 april 2003 te Tilburg opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [betrokkene]), met een hockeystick op/in/tegen het gelaat heeft geslagen en/of gestoten, ten gevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (4, althans een of een aantal gebroken tanden), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door het hof verbeterd. De verdachte is door deze verbetering niet in de verdediging geschaad. Vrijspraak Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte als bovenvermeld primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof komt tot deze beslissing op grond van het volgende. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, met name gelet op de afgelegde deskundigenverklaring, is gebleken dat verdachte als deelnemer aan een hockeywedstrijd een backhandslag heeft gemaakt, welke slag binnen de hockeysport gangbaar is en, gelet op de manier waarop en de omstandigheden waaronder verdachte deze slagbeweging heeft gemaakt, ook geoorloofd was. Voorts hoefde verdachte niet te verwachten dat tijdens de uitvoering van die backhandslag één van zijn tegenstanders, in casu [betrokkene], op dermate wijze op hem zou inlopen, te weten door hem van achteren en met zijn bovenlichaam voorovergebogen te naderen, dat hij deze daarbij in het gezicht zou raken. Hoewel verdachte met de backhandslag welbewust tegen de bal heeft geslagen, heeft het hof uit de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat met die slag tevens het opzet van verdachte (ook niet in voorwaardelijke zin) was gericht op het toebrengen van pijn of (zwaar) letsel aan [betrokkene]. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het hetgeen hem zowel primair als subsidiair ten laste is gelegd. De vordering van de benadeelde partij [betrokkene], wonende te [adres], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De eerste rechter heeft een bedrag van ? 1.000,-- toegewezen en de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft de eerste rechter bepaald dat de benadeelde partij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij haar in eerste aanleg gedane vordering. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade. Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, in verband met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering, kan de benadeelde partij niet in deze vordering worden ontvangen omdat aan de verdachte noch een straf of maatregel wordt opgelegd noch een schuldig verklaring zonder toepassing van straf wordt uitgesproken. Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. B E S L I S S I N G: Het hof: Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het als voormeld primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart de [benadeelde partij], wonende te [adres], in haar vordering niet-ontvankelijk. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door Mr. Van de Loo, als voorzitter Mrs. Harmsen en De Lange, als raadsheren in tegenwoordigheid van Mr. Van der Velden, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 oktober 2004. U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G zaaknr.: 01 tijd : 09.30 verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1970, wonende te [adres], Is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Breda van 8 januari 2004 ter zake van: "Zware mishandeling"; veroordeeld tot: wrkstrf. 60 uur subs. 30 dgn. hecht., toew. vord. ben. partij ? 1.000,00 (voorschot) subs. 20 dgn. hecht. + sv-mtrgl., toew. kosten ben. partij rechtsbijstand ? 270,-, overige vord. n.o., ;