Jurisprudentie
AR5552
Datum uitspraak2004-10-22
Datum gepubliceerd2004-11-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/610098-02
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-11-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/610098-02
Statusgepubliceerd
Indicatie
Wet wapens en munitie; het voorhanden hebben van (vuur)wapens: deels vrijspraak, deels OVAR.
Verdachte had 5 vuurwapens, 1 lichtkogelpistool, 1 stroomstootwapen, 2 patronen, 2 werpmessen en een te lang vouwmes in huis.
De politierechter, die als rechter-commissaris het gerechtelijk vooronderzoek gesloten had, acht zich bevoegd over de zaak te oordelen: het sluiten van het GVO was een louter formele handeling zonder inhoudelijke beoordeling, dus had de politierechter niet als rechter-commisaris "enig onderzoek" in de voorfase verricht (zie ook HR 27 oktober 2004, LJN AN9941).
Op grond van een deskundigenrapport wordt niet bewezen geacht dat een van de vuurwapens, dat ingekort was, niét was ingekort om het dragen te verbergen of om de vuurkracht te verhogen. De 2 als werpmessen aangeduide messen worden geacht niet primair bestemd te zijn om mee te werpen. Vrijspraak op deze onderdelen.
Op grond van een rapport en de verklaringen ter terechtzitting van een ingeschakelde getuige-deskundige worden de resterende 4 vuurwapens en het lichtkogelpistool geacht te vallen onder de vrijstellingsregeling van artikel 18 Regeling wapens en munitie. Volgt ontslag van alle rechtsvervolging voor deze onderdelen, want dan zijn deze feiten niet strafbaar.
Uitspraak
RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/610098-02
uitspraak d.d. : 22 oktober 2004
TEGENSPRAAK
VONNIS
van de politierechter te Roermond, in de zaak tegen:
naam : [naam verdachte]
voornamen : [voornamen verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 september 2004 en 19 oktober 2004.
2. De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 5 augustus 2002 in de gemeente [naam] voorhanden heeft gehad:
a. een wapen van de categorie III onder 1, te weten een (dubbelloops) hagelgeweer, (merk Husqvarna, kaliber 12, serienummer 177428), zijnde voornoemd wapen een vuurwapen in de vorm van een geweer, niet vallende onder categorie II sub 2,3 of 6 en/of
b. een wapen van de categorie III onder 1, te weten een (dubbelloops) hagelgeweer, (merk Husqvarna, kaliber 16, serienummer 42131), zijnde voornoemd wapen een vuurwapen in de vorm van een geweer, niet vallende onder categorie II sub 2,3 of 6 en/of
c. een wapen van de categorie III onder 1, te weten een (enkelloops) hagelgeweer, (merk Remington, kaliber 16, serienummer 19649), zijnde voornoemd wapen een vuurwapen in de vorm van een geweer, niet vallende onder categorie II sub 2,3 of 6 en/of
d. een wapen van de categorie III onder 1, te weten een (enkelloops) hagelgeweer, (merk onbekend, kaliber 16, voorzien van het nummer 48), zijnde voornoemd wapen een vuurwapen in de vorm van een geweer, niet vallende onder categorie II sub 2,3 of 6 en/of
e. een wapen van categorie III onder 1, te weten een (enkelloops) lichtkogelpistool (merk onbekend, kaliber 26 mm, serienummer 189), zijnde voornoemd wapen een vuurwapen in de vorm van een pistool, niet vallende onder categorie II sub 2,3 of 6 en/of
f. een wapen van de categorie II onder 3, te weten een (dubbelloops) hagelgeweer (merk Husqvarna, kaliber 12, serienummer 59589), zijnde voornoemd wapen een vuurwapen dat zodanig is vervaardigd of gewijzigd dat door het inkorten van de loop het dragen niet of minder zichtbaar is danwel dat de aanvalskracht wordt verhoogd en/of
g. munitie van de categorie III, te weten twee, in elk geval een aantal, patronen en/of
h. een wapen van de categorie II onder 5, te weten een voorwerp (stroomstootwapen) waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel en/of
i. twee wapens van de categorie III onder 3, te weten twee werpmessen;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet Wapens en Munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 26 Wet Wapens en munitie)
2.
hij op of omstreeks 5 augustus 2002 in de gemeente [naam] voorhanden heeft gehad, een wapen van de categorie I onder 2, te weten een opvouwbaar mes waarvan de lengte in opengevouwen toestand 29 cm, in elk geval langer dan 28 cm was;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet Wapens en Munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 13 Wet Wapens en munitie)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de politierechter verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de politierechter.
In het dossier bevindt zich een beschikking d.d. 02 augustus 2002 waarmee tegen de verdachte een gerechtelijk vooronderzoek is geopend. Deze beschikking is genomen en ondertekend door mr. O.M. de Lange als rechter-commissaris. Op 05 augustus 2002 heeft onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte. De betrokken rechter-commissaris was mr. O. M. de Lange. Tijdens deze doorzoeking is een groot aantal wapens in beslag genomen en overgedragen aan de politie. Later is, op verzoek van het openbaar ministerie en bij gebreke van door de verdediging opgegeven onderzoekshandelingen, het gerechtelijk vooronderzoek gesloten. Deze sluiting is verricht door mr. V.P. van Deventer. In deze zaak was de beslissing het gerechtelijk vooronderzoek te sluiten een louter formele handeling. Een inhoudelijke beoordeling van de zaak heeft daaraan niet ten grondslag gelegen. Dit zo zijnde, staat naar het oordeel van de politierechter (mede gezien in het licht van HR 27 oktober 2004, 00823/23 LJN: AN 9941) het bepaalde in artikel 268, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, niet in de weg aan behandeling door hem, mr. V.P. van Deventer, van deze zaak. Immers als rechter-commissaris heeft hij niet "enig onderzoek" in de zaak verricht.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de politierechter derhalve bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewezenverklaring.
De politierechter acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub 1f en sub 1i ten laste is gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 a, 1b, 1c, 1d, 1e, 1g, 1h en het sub 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 5 augustus 2002 in de gemeente [naam] voorhanden heeft gehad:
a. een wapen van de categorie III onder 1, te weten een (dubbelloops) hagelgeweer, (merk Husqvarna, kaliber 12, serienummer 177428), zijnde voornoemd wapen een vuurwapen in de vorm van een geweer, niet vallende onder categorie II sub 2,3 of 6 en
b. een wapen van de categorie III onder 1, te weten een (dubbelloops) hagelgeweer, (merk Husqvarna, kaliber 16, serienummer 42131), zijnde voornoemd wapen een vuurwapen in de vorm van een geweer, niet vallende onder categorie II sub 2,3 of 6 en
c. een wapen van de categorie III onder 1, te weten een (enkelloops) hagelgeweer, (merk Remington, kaliber 16, serienummer 19649), zijnde voornoemd wapen een vuurwapen in de vorm van een geweer, niet vallende onder categorie II sub 2,3 of 6 en
d. een wapen van de categorie III onder 1, te weten een (enkelloops) hagelgeweer, (merk onbekend, kaliber 16, voorzien van het nummer 48), zijnde voornoemd wapen een vuurwapen in de vorm van een geweer, niet vallende onder categorie II sub 2,3 of 6 en
e. een wapen van categorie III onder 1, te weten een (enkelloops) lichtkogelpistool (merk onbekend, kaliber 26 mm, serienummer 189), zijnde voornoemd wapen een vuurwapen in de vorm van een pistool, niet vallende onder categorie II sub 2,3 of 6 en
g. munitie van de categorie III, te weten twee patronen en
h. een wapen van de categorie II onder 5, te weten een voorwerp (stroomstootwapen) waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel.
2.
hij op 5 augustus 2002 in de gemeente [naam] voorhanden heeft gehad, een wapen van de categorie I onder 2, te weten een opvouwbaar mes waarvan de lengte in opengevouwen toestand langer dan 28 cm was.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de politierechter niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De politierechter overweegt in het bijzonder ten aanzien van het wapen onder 1f het navolgende. Indien het genoemde wapen met de kolf onder de oksel wordt vastgehouden, reikt het wapen tot aan de knie. Op deze wijze kan het wapen net onder een lange jas worden verborgen, zij het dat het wapen dan voortdurend in een ongemakkelijke houding moet worden vastgehouden, hetgeen onpraktisch is. Naar het oordeel van de politierechter kan in redelijkheid niet gesteld worden dat dit wapen daarom zodanig is vervaardigd of gewijzigd dat door het inkorten van de loop het dragen niet of minder zichtbaar is, zoals bedoeld in de wet. Naar het oordeel van de politierechter komt een hagelgeweer daarvoor in aanmerking indien het voldoet aan de criteria genoemd in het rapport van de heer Van Driel, te weten: een wapen "dat dusdanig veranderd is dat het een loop heeft die korter is dan 30 cm of een totale lengte van minder dan 60 cm" (pagina 5 van het rapport). Overigens betekent, naar het oordeel van de politierechter, een dergelijke inkorting dat de aanvalskracht wordt verhoogd. Die verhoging ontstaat doordat de zeer korte lengte van het wapen de mogelijkheid opent om op snelle wijze meerdere doelen voor de loop te brengen, terwijl de impact van het schot niet wordt verminderd.
Gezien het bovenstaande zal de verdachte moeten worden vrijgesproken van het onder 1f tenlastegelegde.
De politierechter overweegt voorts ten aanzien van de wapens onder 1i het navolgende.
Een werpmes is primair bedoeld om naar een doel te worden geworpen. Daarbij dient vooral gedacht te worden aan messen met een totale dikte van niet meer dan 0,5 centimeter, met een bladvormig lemmet en zonder enige of noemenswaardige handbescherming. De messen die in beslag zijn genomen zijn naar hun uiterlijk en aard niet kennelijk primair bestemd om te worden geworpen. Naar het oordeel van de politierechter zijn de onderhavige messen géén werpmessen in de zin van de Wet wapens en munitie. De verdachte dient derhalve van het feit tenlastegelegde sub 1i te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 2. tenlastegelegde opvouwbare mes overweegt de politierechter dat zowel door de politie, als door de deskundige Van Driel, als door de politierechter is vastgesteld dat de totale lengte meer is dan 28 cm. De wetgever heeft deze limiet gesteld. Iedere overschrijding is daarmee in strijd. De stelling van de deskundige Van Driel dat het mes na één keer slijpen wel binnen de wettelijke normen valt, gaat niet op. Het mes was te lang op 5 augustus 2002 (en is dat nog steeds).
8. Het bewijs.
De overtuiging van de politierechter dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de politierechter gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering.
9.1. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde.
Uitgangspunt van de Wet wapens en munitie is dat de daarin opgenomen verbodsbepalingen van kracht zijn, tenzij positief blijkt dat aan de voorwaarden van enige vrijstelling is voldaan.
Voor wat betreft de onder 1a, 1b, 1c en 1d genoemde hagelgeweren en het onder 1e genoemde lichtkogelpistool is de vraag aan de orde of deze wapens vallen onder de vrijstelling van artikel 18 Regeling wapens en munitie (RWM). Door de verdediging is ter terechtzitting d.d. 20 februari 2004 een rapport overgelegd van de hand van J. van Driel van [naam firma]. Deze heeft onderbouwd betoogd dat zijns inziens de hagelgeweren genoemd onder 1b, 1c en 1d en het lichtpistool genoemd onder 1e vallen onder de vrijstelling van artikel 18 RWM. Bij proces-verbaal van technisch onderzoek d.d. 17 mei 2004 heeft de coördinator van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie, inspecteur van politie, [naam], zich geconformeerd aan deze conclusies van de deskundige J. van Driel. De politierechter neemt deze conclusies over en maakt die tot de zijne. Dit betekent dat vast staat dat de verdachte de genoemde vuurwapens voorhanden heeft gehad, doch dat dat, vanwege de vrijstelling van artikel 18 RWM, geen strafbaar feit is. Verdachte zal dienaangaande van alle rechtsvervolging worden ontslagen.
Met betrekking tot het onder 1a genoemde hagelgeweer is de deskundige J. van Driel - en met hem inspecteur [naam] - van mening dat dit vuurwapen niet valt onder de vrijstelling van artikel 18 RWM. In zijn rapport (pagina 6) schrijft J. van Driel over dit wapen dat het vóór 1945 is geproduceerd, zijns inziens in 1943. Voorts merkt hij op: "Het aanschietmerk, H met kroon, klein, geeft aan dat het wapen voor nitropatronen aangeschoten is. De kamer is waarschijnlijk uitgeboord. Dit wapen is alleen geleverd in kaliber 12/65 en 12/70." De kamers van het wapen blijken te zijn opgeboord tot 78 mm, waardoor het wapen geschikt zou zijn voor het "typisch nitro-hagel kaliber" 12/76 patronen. Overigens acht Van Driel dit wapen ondanks de opboring "zeker niet...geschikt" voor het afvuren van nitropatronen.
Op pagina 3 van genoemd rapport stelt Van Driel enerzijds dat de Lefaucheux sluiting is gepatenteerd in 1858 en dat Husqvarna vuurwapens met dat systeem is gaan produceren vanaf 1877. Beide data liggen vóór de introductie van het nitro-kruit. A fortiori vermeldt hij dat de Lefaucheux sluiting een tamelijk zwak systeem is.
Vervolgens stelt Van Driel op dezelfde pagina dat Husqvarna, na wapens met damaststalen lopen, wapens is gaan produceren met lopen van beter staal. Vanaf 1908 zouden alleen lopen van Svenskstaal geproduceerd zijn. Naar het oordeel van de deskundige zijn deze lopen beter geschikt voor het gebruik van nitro-kruit. Ook zouden, aldus Van Driel, vanaf die tijd de hagelgeweren met Lefaucheux sluiting zijn aangeschoten met nitro-kruit. Dit zou zijn weergegeven door een kleiner aanschietmerk. De politierechter merkt op dat bij de conclusies van de heer Van Driel, dat de wapens onder 1a en 1f niet onder de vrijstelling vallen, hij zich telkens bedient van de constatering dat het aanschietmerk van klein formaat is, wat aangeeft "dat de loop voor nitropatronen aangeschoten is". Ter terechtzitting heeft de heer Van Driel evenwel gesteld: "Het merkteken (groot of klein) van het kroontje met de letter H betekent slechts dat het wapen is aangeschoten door de fabriek en zegt niets over het soort kruit waarvoor het wapen bestemd is. Bovendien werd het kroontje te onregelmatig in het merkteken gebruikt en is derhalve onvoldoende om een definitieve conclusie aan te verbinden".
De politierechter stelt vast dat alle deskundigen stellen dat de Lefaucheux sluiting ongeschikt is voor het gebruik van nitro-kruit. Het type sluiting staat los van het materiaal waarvan de loop is vervaardigd. Nota bene: de deskundige Van Driel acht het wapen genoemd onder 1a ongeschikt voor het gebruik van nitro-kruit, ondanks het materiaal van de loop (dat volgens zijn bevindingen Svenskstaal moet zijn) en de opgeboorde kamers.
Uit de overige afgelegde en overgelegde deskundigenverklaringen blijkt genoegzaam dat het opboren van de kamers van hagelgeweren met Lefaucheuxsluiting nodig kan zijn om gebruikte en herlaade zwart-kruit patronen te kunnen bevatten. Deze patroonhulzen kunnen door gebruik uitzetten, waardoor een grotere kamer nodig is.
De politierechter komt tot de slotsom, dat het enkele gegeven, dat een hagelgeweer met Lefaucheuxsluiting is uitgerust met lopen gemaakt van een materiaal dat bestand is tegen nitro-kruit, nog niet betekent dat het wapen daardoor is ontworpen en bestemd voor het gebruik van nitro-kruit munitie. De zwakte van de Lefaucheuxsluiting met zich mee dat een daarmee uitgerust hagelgeweer geacht moet worden te zijn ontworpen en bestemd voor zwart-kruit munitie.
Voorts zijn alle geraadpleegde deskundigen het erover eens dat het onder 1a genoemde wapen is geproduceerd vóór 1 januari 1945. Mitsdien valt het onder de termen van artikel 18 RWM. De verdachte zal ook ten aanzien van dit wapen worden ontslagen van alle rechtvervolging.
9.2. Kwalificatie van het bewezenverklaarde.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 g:
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van feit 1 h:
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III.
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 13 eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
Voor het overige levert het bewezenverklaarde geen strafbare feiten op.
10. De strafbaarheid van verdachte.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde, voor zover dit misdrijven betreft, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
11. De straffen en/of maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen.
Op grond van de aard van het bewezenverklaarde misdrijven, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de politierechter van oordeel dat aan verdachte na te melden straf en maatregel behoort te worden opgelegd.
11.2 De bijzondere overwegingen.
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 19 oktober 2004 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraf gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van EUR 150,00 subsidiair 3 dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van 2 jaar.
De raadsman refereert zich aanzien van de gevorderde straf.
De politierechter heeft bij de strafoplegging meer in het bijzonder rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede met het belang van een juiste normhandhaving;
- de omstandigheid dat de verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister nog niet eerder terzake van soortgelijke feiten is veroordeeld;
- de omstandigheid dat verdachte inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn handelwijze voor wat betreft het stroomstootwapen;
- het tijdverloop tussen de bewezenverklaarde feiten en de uitspraak;
- de omstandigheid dat verdachte voor het overgrote deel van de hem aanvankelijk en later ter terechtzitting verweten gedragingen rechtmatig handelde;
- de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die overigens zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Hoewel de politierechter meer feiten bewezen acht dan de officier van justitie, ziet de politierechter geen aanleiding een hogere straf dan door de officier van justitie gevorderd op te leggen.
Bij de vaststelling van de voorwaardelijke geldboete heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte in een mate waarin dat nodig wordt geacht met het oog op een passende bestraffing van verdachte. Verdachte wordt door die vaststelling in diens inkomen en vermogen niet onevenredig getroffen.
11.3 Verbeurdverklaring.
De politierechter is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: munitie, 2 patronen, zijnde scherpe patronen, kaliber .357 magnum en 7.65 mm, dienen te worden verbeurdverklaard. Hoewel deze voorwerpen niet staan vermeld op de door de officier van justitie overgelegde beslaglijst, staan zij wel vermeld op de stukken betreffende de doorzoeking en het onderzoek door de taakaccenthouder van de politie. Voorts bleken ter terechtzitting van 29 september 2004 deze voorwerpen zich te bevinden bij de overige inbeslaggenomen goederen. Mitsdien waren zij nog niet teruggegeven.
11.4 Onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten 02-108267 9 1.00 STK Mes, te weten een vouwmes langer dan 28 cm, dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Genoemd aan de verdachte toebehorend mes is een wapen van Categorie I van de WWM en daarom van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, terwijl dat voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar het misdrijf waarvan hij wordt verdacht is aangetroffen en kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.
12. Toepasselijke wetsartikelen.
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 57, 91
Wet wapens en munitie art. 13, 26, 55
BESLISSING
De politierechter:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 1f en het sub 1i ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1a, 1b, 1c, 1d, 1e, 1g, 1h en het sub 2 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van de feiten sub 1 a, 1 b, 1 c, 1 d en 1 e, omdat deze feiten niet strafbaar zijn;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde sub 1g, 1h en sub 2 de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte terzake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een geldboete van EUR 150,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 3 dagen;
bepaalt dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomene, te weten:
02-108267 9 1.00 STK Mes, zijnde een vouwmes langer dan 28 cm;
verklaart verbeurd het inbeslaggenomene, te weten:
munitie, 2 patronen, zijnde scherpe patronen, kaliber .357 magnum en 7.65 mm;
gelast de teruggave aan de veroordeelde van de navolgende inbeslaggenomen goederen:
02-108267 1 1.00 STK Geweer
HUSQVARNA dubbelloop 177428
kaliber 12
02-108267 2 1.00 STK Geweer
HUSQVARNA dubbelloop 42131
kaliber 16
02-108267 3 1.00 STK Geweer
HUSQVARNA dubbelloop 59589
afgezaagde loop,kaliber 12
02-108267 4 1.00 STK Geweer
REMINGTON enkelloops 19649
kaliber 16
02-108267 5 1.00 STK Geweer
enkelloops 48
kaliber 16,merk onbekend
02-108267 6 1.00 STK Pistool
enkelloops 189
lichtkogelpistool, kaliber 26 mm, merk onbekend
02-108267 8 2.00 STK Mes
werpmes
art 2 lid 1,cat III onder 3 van WWM
02-108267 11 12.00 STK Huls
lege hulzen kaliber .45.
Vonnis gewezen door de politierechter mr. V.P. van Deventer, in tegenwoordigheid van mr. W.A.M. de Loo als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechter voornoemd op 22 oktober 2004.