Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR5333

Datum uitspraak2004-10-21
Datum gepubliceerd2004-11-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-002667-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is veroordeeld voor bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, poging tot zware mishandeling gepleegd tegen een ambtenaar meermalen gepleegd, mishandeling van zijn vader, opzettelijk een goed vernielen en handelen in strijd met artikel 27 eerste lid van de Wet wapens en munitie. Op grond van verschillende rapportages is het hof van oordeel dat het ingrijpende bevel dat verdachte van overheidswege moet worden verpleegd (nog) achterwege kan blijven. Bij dit oordeel heeft het hof in belangrijke mate meegewogen de indruk die het hof heeft gekregen van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting, verdachte is gemotiveerd mee te werken aan een TBS met voorwaarden. Verdachte heeft verklaard bereid te zijn de te stellen voorwaarden na te zullen komen. Uit de brief van de ouders van verdachte van 27 september 2004 blijkt dat zij de verdachte steunen. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof van 3 augustus 2004, TBS met dwangverpleging gevorderd. Hetgeen ter terechtzitting van 7 oktober 2004 naar voren is gebracht heeft de advocaat-generaal van mening doen veranderen en hij heeft alsnog een TBS met voorwaarden gevorderd.


Uitspraak

Parketnummer: 21-002667-03 Uitspraak dd.: 21 oktober 2004 TEGENSPRAAK Gerechtshof te Arnhem meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Zutphen van 4 juni 2003 in de strafzaak tegen Naam verdachte, geboren te , thans verblijvende in (detentieplaats) Het hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 21 november 2003, 3 augustus 2004 en 7 oktober 2004 en overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen. De tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: (zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II) Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat: (zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III) Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde misdrijf: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde misdrijf: Poging tot zware mishandeling gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd. ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde misdrijf: Mishandeling begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat. ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde misdrijf: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen. ten aanzien van de onder 5 bewezenverklaarde overtreding: Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid van de Wet wapens en munitie. Strafbaarheid van de verdachte Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt, bestaande uit een rapport van Dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater gedateerd 12 mei 2003 en een rapport van Drs. I.E.I.M. Van Eynde, psycholoog gedateerd 13 mei 2003. Op verzoek van het hof is er een nader multidisciplinair rapport opgemaakt, bestaande uit een rapport van Drs. F. Van Nunen, klinisch psycholoog, gedateerd 16 februari 2004 en een rapport van A. Pen, psychiater gedateerd 1 maart 2004. Met de eensluidende conclusie van beide laastgenoemde rapporteurs kan het hof zich verenigen. Deze conclusie houdt in dat de verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens dat het tenlastegelegde -indien bewezen- hem slechts in verminderde mate kan worden toegerekend. Het hof neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Oplegging van straf en/of maatregel Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De conclusie en het advies van het rapport, opgemaakt door A. Pen, psychiater gedateerd 1 maart 2004, luiden: (pag. 9) Onderzochte is een man met een ernstige persoonlijkheidstoornis, in de vorm van een antisociale (psychopathische) persoonlijkheidsstoornis en een aantal trekken van de borderlinepersoonlijkheid. Bovendien is sprake van geweest van langdurig cannabismisbruik en het experimenteren met harddrugs. Het antisociale en criminele gedrag van onderzochte lijkt te zijn verankerd in een psychopathische persoonlijkheidsstructuur, waarin vooral temperaments-kenmerken opvallend aanwezig zijn (de afwezigheid van anticipatoire angst, ongevoeligheid voor beloning of straf, en het rusteloos zoeken naar prikkels, om daarmee leegte en verveling te verdrijven). Uit de beschrijving van de persoonlijkheid moge duidelijk zijn dat er sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis die alle kenmerken vertoont van een vroege, waarschijnlijk in belangrijke mate genetisch meebepaalde stoornis. Voorts moet worden gesteld dat er sprake is van een inzichtelijke relatie tussen stoornis en delict. Zijn geringe anticipatieangst in combinatie met zijn ongevoeligheid voor zowel beloning als straf zijn de oorzaak geweest van de pedagogische onstuurbaarheid van onderzochte, waarvan al vanaf zijn kindertijd sprake was. Deze onbeïnvloedbaarheid wordt verder in de hand gewerkt door een onvermogen tot empathie en een externaliseren van de schuldvraag. (pag. 10) Een probleem dat als een rode draad door zijn geschiedenis loopt is een chronische prikkelhonger die samenhangt met een innerlijke leegte. Onderzochte is een man met een beperkte creativiteit, die slecht invulling aan zijn bestaan kan geven. De vraag of onderzochte inzicht had in de wederrechtelijkheid van zijn gedrag, kan niet zonder meer bevestigend worden beantwoord. Hoewel hij beslist niet trots is op de klappen die hij zijn vader heeft gegeven, meent hij toch dat hij genoodzaakt was om vader ‘een lesje te leren’. Ook de bedreigingen van de zwager van zijn buurman lag in de rede, aangezien de man zich merkwaardig gedroeg, en op zijn plaats moest worden gezet. Wel houdt hij het voor mogelijk dat hij daarbij wat ver is gegaan. De trappen die hij aan de beide politiebeambten heeft uitgedeeld waren misschien niet verstandig, maar begrijpelijk, aangezien ze hem onnodig hard bejegenden. Met wat meer tact van hun kant zou alles anders zijn gelopen. Alles overziende zijn we van mening dat onderzochte verminderd toerekeningsvatbaar is voor de hem tenlastegelegde feiten. Voor wat betreft een inschatting van de kans op recidive moet worden gesteld dat deze zeer hoog is. Behalve een aantal historische feiten (lange justitiële voorgeschiedenis, vroegtijdig begin van de problemen, verslaving etc.) is er sprake van sterke klinische indicatoren (psychopathie, geen ziekteinzicht, impulsiviteit) die alle een duidelijke indicatie zijn voor een verhoogde kans op recidive. (pag. 11) Het is zonder meer duidelijk dat het aanhoudende criminele gedrag van onderzochte in combinatie met zijn geringe beïnvloedbaarheid, vraagt om een behandelingsvorm c.q. bejegening binnen een strak juridisch kader. Wat dat betreft was de situatie binnen een gesloten pij-setting nog het beste hanteerbaar. De vele en intensieve pogingen om onderzochte te begeleiden in een ambulante setting hebben alle schipbreuk geleden. Als enige mogelijkheid zien wij een TBS-maatregel, hetzij een TBS met voorwaarden hetzij een TBS met dwangverpleging. Een TBS met voorwaarden zou ons inziens het beste passen bij de ernst van de delicten. Hoewel onderzochte een groot aantal delicten heeft gepleegd, veronderstellen wij dat de rechtbank geen van deze delicten TBS (met dwangverpleging) waardig zal achten. Dit geldt met name voor wat betreft de in de onderhavige telastelegging genoemde delicten. Daartegenover staat dat de voor een TBS met voorwaarden gevraagde behandelmotivatie van onderzochte moeilijk beoordeelbaar is. Spontaan geeft hij die motivatie niet aan, aanvankelijk onderkende hij zelf geen noodzaak tot enige behandeling doch hij lijkt zich evenmin te verzetten. Ook is gebleken dat onderzochte tijdens de uitvoering van de pij-maatregel redelijk heeft meegewerkt, zolang hij maar in een maximaal gesloten en duidelijke setting verkeerde. Een TBS met dwangverpleging heeft als voordeel dat de structuur waarbinnen de maatregel wordt opgelegd consequenter en overzichtelijker is dan bij de TBS met voorwaarden. Daartegenover staat dat onderzochte althans tot nu toe, nooit blijk heeft gegeven van een mate van gewelddadigheid, waarop de beveiliging van een TBS-kliniek het enige denkbare antwoord is. Het hof verenigt zich met de conclusies. Op verzoek van de advocaat-generaal heeft de heer M. Lammertink, reclasseringswerker S.P.W. een maatregelrapport, gedateerd 25 mei 2004, omtrent de verdachte opgemaakt. In het rapport komt de heer Lammertink tot de volgende conclusie en advies: Wij zijn tot de conclusie gekomen dat we vanuit reclasseringsoogpunt geen plan van aanpak kunnen opstellen met betrekking tot TBS met voorwaarden. In de contacten die we in het verleden hebben gehad met betrokkene heeft hij duidelijk laten blijken dat hij niet gemotiveerd is tot behandeling en begeleiding. Tijdens detentie belooft hij zijn medewerking (wenselijk gedrag) maar eenmaal uit detentie hebben deze beloftes voor betrokkene geen waarde. Gezien bovenstaande is ons inziens een TBS met voorwaarden waarin wij betrokkene begeleiden niet haalbaar. Ter terechtzitting van het hof van 3 augustus 2004 heeft verdachte aangegeven het niet eens te zijn met het maatregelrapport, gedateerd 25 mei 2004, opgemaakt door de heer Lammertink. Hij verklaart gemotiveerd te zijn om mee te werken aan een TBS met voorwaarden. Het hof heeft de heer Lammertink ter terechtzitting van 7 oktober 2004 met inachtneming van verdachte, de raadsman en de advocaat-generaal verzocht aanvullend te rapporteren inzake de verdachte, met betrekking tot de voorwaarden te verbinden aan een (eventuele) maatregel TBS met voorwaarden. De heer Lammertink, heeft een adviesrapport, gedateerd 14 oktober 2004, omtrent de verdachte opgemaakt. In het rapport zijn enkele ruime voorwaarden opgesteld die volgens de reclassering dekkend zijn voor later uit te werken specifieke voorwaarden. Het hof is van oordeel dat het ingrijpende bevel dat verdachte van overheidswege moet worden verpleegd (nog) achterwege kan blijven. Bij dit oordeel heeft het hof in belangrijke mate meegewogen de indruk die het hof heeft gekregen van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting, verdachte is gemotiveerd mee te werken aan een TBS met voorwaarden. Verdachte heeft verklaard bereid te zijn de te stellen voorwaarden na te zullen komen. Uit de brief van de ouders van verdachte van 27 september 2004 blijkt dat zij de verdachte steunen. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof van 3 augustus 2004, TBS met dwangverpleging gevorderd. Hetgeen ter terechtzitting van 7 oktober 2004 naar voren is gebracht heeft de advocaat-generaal van mening doen veranderen en hij heeft alsnog een TBS met voorwaarden gevorderd. Op grond van het vorenstaande stelt het hof vast dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Het door hem begane misdrijf onder 1 bewezenverklaard staat vermeld onder artikel 37a lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht. Op het door hem begane misdrijf onder 2 bewezenverklaard is naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaar gesteld. Het hof is van oordeel dat de veiligheid van anderen alsmede de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Het hof acht daarnaast voor de feiten 1 t/m 4 een gevangenisstraf van na te melden duur passend. Ten aanzien van feit 5, een overtreding zal het hof een voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte opleggen. Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een zwaard, met behulp waarvan het onder 5 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet. Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een priem, is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 5 begane misdrijf werd aangetroffen en dit aan verdachte toebehorende voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet. Het inbeslaggenomen foedraal voor vishengels dient te worden teruggegeven aan verdachte. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36b, 36c, 36d, 37a, 38, 38a, 45, 57, 62, 285, 300, 302, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 27 van de Wet wapens en munitie. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht: Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. ten aanzien van de onder 1, 2 primair, 3 en 4 bewezenverklaarde: Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. de voorlopige hechtenis Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 21 oktober 2004 en beveelt de invrijheidstelling van verdachte. ten aanzien van de onder 1, 2 primair bewezenverklaarde misdrijven: Beveelt in verband met het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde dat verdachte ter beschikking wordt gesteld. Stelt als voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde dat hij: - zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt dat hij: - mee zal werken aan een (eventuele) intake en zich zal laten opnemen in de FPK Assen dan wel FPK Eindhoven, of een andere door de reclassering Nederland aan te wijzen instelling en zich zal houden aan de behandelvoorschriften van de hierboven bedoelde instelling. ten aanzien van de onder onder 5 bewezenverklaarde overtreding: Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (vijf) dagen hechtenis. Beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. de in beslag genomen voorwerpen Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: zwaard en een priem. Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: foedraal voor vishengels. Aldus gewezen door mr Coster van Voorhout, voorzitter, mrs Koksma en De Vries, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr Huijbers, griffier, en op 21 oktober 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.