Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR4689

Datum uitspraak2004-10-22
Datum gepubliceerd2004-11-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/850208-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich voorgedaan als bekwaam chiropractor, terwijl hij zulks niet was. Uit de hiervoor opgenomen verklaring van Kuipers, chiropractor en oud voorzitter van overkoepelend orgaan terzake chiropractie, blijkt dat door verdachte verrichte handelingen geen chiropractische handelingen waren. Uit de uitlatingen van dokter Sie, neuroloog, kan volgen dat voor zover de behandeling door verdachte al van chiropractische aard zou zijn, deze niet als die verricht door een bekwaam chiropractor is uitgevoerd.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Meervoudige kamer voor strafzaken Parketnummer: 06/850208-03 Uitspraak d.d.: 22 oktober 2004 Tegenspraak (overeenkomstig artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering)/ dip - onip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op 16 november 1954, verblijvende te [adres verdachte] Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 oktober 2004. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 09 december 2002 t/m 25 juli 2003 te Epse, gemeente Gorssel, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en) (totaal ongeveer 13.191 euro), in elk geval van enig goed, hierin bestaande dat verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich heeft voorgedaan als een gediplomeerd en/of bekwaam chiropractor en/of (daarbij) op zijn nota's de naam "Massage en Chiropraktijk [naam verdachte]" heeft opgevoerd en/of vermeld en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] heeft voorgehouden en/of medegedeeld dat door behandeling van een chiropractor, de lichamelijke conditie en/of situatie van die [slachtoffer] zou verbeteren en/of dat die [slachtoffer] (met een stok) zou kunnen lopen en/of dat die [slachtoffer] een (metalen) plaatje in haar nek had en/of (vervolgens) die [slachtoffer] veelvuldig heeft behandeld en/of gemasseerd en/of elektroden op haar lichaam heeft geplaatst en/of deze behandelingen langer dan (de in de branche gebruikelijke) 15 minuten heeft laten duren, waardoor [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte art 326 Wetboek van Strafrecht Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij op tijdstippen in de periode van 09 december 2002 t/m 25 juli 2003 te Epse, gemeente Gorssel, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, telkens [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen (totaal 13.181,20 euro), hierin bestaande dat verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich heeft voorgedaan als bekwaam chiropractor en/of (daarbij) op zijn nota's de naam "Massage en Chiropraktijk [naam verdachte]" heeft opgevoerd en vermeld en (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] heeft voorgehouden en medegedeeld dat door behandeling van een chiropractor, de lichamelijke conditie en situatie van die [slachtoffer] zou verbeteren en dat die [slachtoffer] (met een stok) zou kunnen lopen en dat die [slachtoffer] een metalen plaatje in haar nek had en (vervolgens) die [slachtoffer] veelvuldig heeft behandeld en gemasseerd en elektroden op haar lichaam heeft geplaatst, waardoor [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte Bewijsoverwegingen Ter toelichting merkt de rechtbank het volgende op. Verdachte heeft zich voorgedaan als bekwaam chiropractor, terwijl hij zulks niet was. Uit de hiervoor opgenomen verklaring van Kuipers, chiropractor en oud voorzitter van overkoepelend orgaan terzake chiropractie, blijkt dat door verdachte verrichte handelingen geen chiropractische handelingen waren. Uit de uitlatingen van dokter Sie, neuroloog, kan volgen dat voor zover de behandeling door verdachte al van chiropractische aard zou zijn, deze niet als die verricht door een bekwaam chiropractor is uitgevoerd. Verdachte heeft zich voorgedaan als bekwaam chiropractor door zich als zodanig aan [slachtoffer] voor te stellen in het kennismakingsgesprek, welke valse voorstelling hij is blijven vestigen door boven zijn schriftelijke afrekeningen te zetten “Massage en Chiropraktijk [naam verdachte]” en voorts in die afrekeningen de aard van de behandelde aandoeningen te vermelden. Hij heeft [slachtoffer] vanuit zijn voorgespiegelde deskundigheid doen geloven dat zij een metalen plaatje in de nek had, terwijl zulks niet waar was. Hij heeft [slachtoffer] meermalen verzekerd dat het resultaat van de ‘behandeling’ zou zijn dat zij binnen afzienbare tijd (al dan niet met stok) weer zou kunnen lopen, terwijl met zijn ‘behandeling’ dit resultaat niet te bereiken was. Door het aannemen door verdachte van de valse hoedanigheid van bekwaam chiropractor en door het samenweefsel van de hiervoor genoemde onwaarheden is [slachtoffer] bewogen hem geld te geven tot het aanzienlijk totaalbedrag van € 13.181,20. De bevoordeling van verdachte is wederrechtelijk. De pseudo-behandelingen rechtvaardigden niet een honorarium zoals door hem per ‘behandeling’ in rekening werd gebracht. Door de raadsman van verdachte is naar voren gebracht dat de verklaringen van [slachtoffer] niet voor het bewijs gebezigd mogen worden, omdat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest [slachtoffer] nadere vragen te stellen. Door het voortijdig overlijden van [slachtoffer], is zij niet meer, zoals was voorgenomen, ten overstaan van de rechter-commissaris in strafzaken, gehoord kunnen worden. Het niet (kunnen) horen van [slachtoffer] staat, naar het oordeel van de rechtbank, het gebruik van de verklaringen van [slachtoffer], zoals opgenomen in het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal, niet in de weg. De verklaringen van [slachtoffer] als zodanig nopen niet tot bewijsuitsluiting, terwijl zij voorts gebezigd worden samen met diverse van anderen afkomstige verklaringen. Samen en in onderlinge samenhang dragen zij het bewijs van het bewezen verklaarde. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: oplichting, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, voor zover van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een vermogensdelict waarbij hij de benadeelde partij grote financiële schade heeft berokkend. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat verdachte gespeeld heeft met de gezondheid van het slachtoffer en dat hij haar valse hoop heeft gegeven. De rechtbank heeft overigens geen inzicht kunnen verkrijgen in de beweegredenen van de verdachte en acht in dit geval slechts een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats. Vordering tot schadevergoeding De benadeelde partij [slachtoffer], gewoond hebbende aan [woonadres] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 13.181,20 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar en zal, nu het slachtoffer is overleden, worden toegewezen aan de nabestaanden van het slachtoffer. Schadevergoedingsmaatregel Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemde nabestaanden. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan (de nabestaanden van) de benadeelde partij [slachtoffer], gewoond hebbende te Epse, van een bedrag van € 13.181,20, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van (de nabestaanden van) het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 13.181,20, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 206 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Aldus gewezen door mrs. Brouns, voorzitter, Van Hoorn en Van Baaren, rechters, in tegenwoordigheid van Van Aalst, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 oktober 2004.