Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR4354

Datum uitspraak2004-07-19
Datum gepubliceerd2004-11-24
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 04/30807
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bewaring / toegangsweigering / rechtsmiddelen. Eiser is de toegang tot Nederland geweigerd wegens gevaar voor de openbare orde. Eiser is in verzekering gesteld wegens verdenking van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van drugs. Uit het formulier ‘invrijheidstelling’ van 7 juli 2004 met betrekking tot de strafdetentie blijkt dat eiser na twee keer productie schoon is bevonden. Verweerder was bevoegd de maatregel bedoeld in artikel 6 Vw 2000 toe te passen, maar voorafgaand aan de oplegging dient een belangenafweging plaats te vinden. Uit het formulier ‘invrijheidstelling’ blijkt dat er op dat moment geen concrete aanwijzingen meer waren voor gevaar voor de openbare orde. Verweerder heeft bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet kunnen oordelen dat de nadelige gevolgen voor eiser bij het toepassen van de maatregel niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het opleggen van deze maatregel te dienen doelen. Beroep gegrond.


Uitspraak

Rechtbank te 's-Gravenhage zittinghoudende te Amsterdam enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken Uitspraak op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) jo artikel 94 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) reg. nr.: AWB 04/30807 VRONTN IND-nr.: 0407.07.0153 inzake: A, geboren op [...] 1958, van Surinaamse nationaliteit, eiser, gemachtigde: mr. R. Niemer, advocaat te Amsterdam, tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde: mr. S. Euwema, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Op 29 juni 2004 is eiser op grond van artikel 3 van de Vw 2000 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiser is op 4 juli 2004 de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast. Verweerder heeft de rechtbank hiervan op 7 juli 2004 in kennis gesteld. Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 wordt de vreemdeling daarmee geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel. Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 strekt het beroep tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding. Op 8 juli 2004 is eiser Nederland uitgereisd naar Paramaribo, hetgeen inhoudt dat op deze datum de maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 is opgeheven. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 14 juli 2004. Eiser is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. II. OVERWEGINGEN Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Eiser is de toegang tot Nederland geweigerd wegens concrete aanwijzingen voor gevaar voor de openbare orde. Eiser werd verdacht van het smokkelen van drugs en is daarom in verzekering gesteld. De verdenking is ongegrond gebleken, waarna eiser is vrijgelaten. Ten tijde van de beschikking tot aanwijzing ruimte of plaats ingevolge artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000, stond derhalve vast dat eiser geen gevaar voor de openbare orde vormde. Deze toegangsweigering is derhalve onrechtmatig. Eiser verzoekt om schadevergoeding. Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Eiser heeft tegen de toegangsweigering tot Nederland geen rechtsmiddelen aangewend. Voor deze toegangsweigering staat een aparte procedure voor open, welke eiser niet heeft gevolgd. De opgelegde maatregel is dan ook rechtmatig toegepast. De rechtbank overweegt het volgende. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Vw 2000 kan de vreemdeling aan wie de toegang is geweigerd worden verplicht zich op te houden in een door de ambtenaar belast met grensbewaking aangewezen ruimte of plaats. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan een ruimte of plaats, bedoeld in het eerste lid, worden beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek. De door eiser betwiste toegangsweigering kan thans niet aan de orde komen, nu eiser heeft nagelaten hiertegen de geëigende rechtsmiddelen aan te wenden. Gelet hierop was verweerder bevoegd de maatregel bedoeld in artikel 6 van de Vw 2000 toe te passen. Het toepassen van deze maatregel is evenwel geen verplichting. Voorafgaand aan de oplegging dient een belangenafweging plaats te vinden. Blijkens de toegangsweigering van 29 juni 2004 is aan eiser uitsluitend de toegang geweigerd wegens gevaar voor de openbare orde. Eiser is in verzekering gesteld op grond van artikel 57 van het Wetboek van Strafvordering, omdat hij werd verdacht van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van drugs. Uit het formulier ‘invrijheidstelling’ van 7 juli 2004 met betrekking tot de strafdetentie blijkt dat eiser na twee keer productie schoon is bevonden. Derhalve waren er op dat moment geen concrete aanwijzingen meer voor gevaar voor de openbare orde. Onder deze omstandigheden heeft verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet kunnen oordelen dat de nadelige gevolgen voor eiser bij het toepassen van de maatregel als bedoeld in artikel 6 van de Vw 2000 niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het opleggen van deze maatregel te dienen doelen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het in de rede had gelegen dat verweerder ambtshalve de toegangsweigering had ingetrokken. Derhalve wordt het beroep gegrond verklaard. De voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel is met ingang van 4 juli 2004 in strijd met artikel 3.4, tweede lid, van de Awb. De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 toe te kennen en wel tot een bedrag van € 70,-- per dag dat eiser in het Justitieel Complex Schiphol-Oost te Oude Meer ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, derhalve in totaal € 280,--. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 322,-- (1 punt voor het verschijnen ter zitting). III. BESLISSING De rechtbank - verklaart het beroep gegrond; - veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot € 280,-- (zegge: tweehonderd en tachtig euro), te betalen door de griffier van de rechtbank aan eiser; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot € 322,-- (zegge: driehonderd en tweeëntwintig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank. Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, voorzitter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2004, in tegenwoordigheid van mr. J. Gardenier, griffier. Afschrift verzonden op: 22 juli 2004 Conc.: JGa Coll: Bp: - D: B Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Ingevolge artikel 69, derde lid, van de Vw 2000 bedraagt de termijn voor het instellen van hoger beroep één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.