Jurisprudentie
AR4218
Datum uitspraak2004-10-08
Datum gepubliceerd2004-10-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13.097.023-2004
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-10-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13.097.023-2004
Statusgepubliceerd
Indicatie
Overleveringswet, Europees Aanhoudingsbevel (EAB), Zweden
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER
Parketnummer: 13.097.023-2004
RK nummer: 04/3239
Datum uitspraak: 8 oktober 2004
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 september 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door de District Prosecutor T. Malmros te Malmö (Zweden), d.d. 27 augustus 2004. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[Opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
wonende te [adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 oktober 2004. Daarbij zijn de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, gehoord.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een arrest warrant issued on 11 September 2003 by the District Court of Lund, Court of Eslöv ten grondslag.
Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan drie naar Zweeds recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
4. Strafbaarheid
4.1 Feiten vermeld op bijlage 1 bij de Overleveringswet
De gedragingen, genoemd onder e) in het EAB als feit 2, ten tweede, en als feit 3 zijn vermeld onder de nummers 14 en 16 op bijlage 1 van de Overleveringswet (OLW), te weten:
- zware mishandeling, en
- wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Op deze feiten is naar Zweeds recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
Nu de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit bezit, heeft de rechtbank met het oog op de hierna onder 7. te bespreken terugkeer garantie vastgesteld dat de bedoelde lijstfeiten ook in Nederland strafbaar zijn, dat daarop een straf van ten minste twaalf maanden is gesteld en de feiten naar Nederlands recht kunnen worden gekwalificeerd als:
- poging tot zware mishandeling, en
- opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven/beroofd houden.
4.2 Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De overige feiten -in het EAB onder e) genoemd als feit 1 en feit 2, ten eerste, zijn zowel naar Zweeds recht als naar Nederlands recht strafbaar.
Op deze feiten is in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden gesteld, nu de feiten waarvoor overlevering wordt gevraagd naar Zweeds recht niet als “petty” zijn aan te merken, gelet op de hierna onder 5. te bespreken fax van 30 september 2004 van de Zweedse liaison officer.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
- mishandeling, meermalen gepleegd.
5. Verweren
De raadsman heeft verzocht een deskundige te benoemen die medische rapportage over zijn cliënt uit zal brengen, meer in het bijzonder over de psychische gezondheid van zijn cliënt, teneinde vast te stellen of deze al dan niet in staat is een proces in Zweden te ondergaan.
Primair heeft de raadsman daaraan de conclusie verbonden dat op grond van artikel 35, derde lid, OLW, de overlevering dient te worden geweigerd.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de behandeling van de zaak te dien einde aan te houden.
De rechtbank is van oordeel dat het gestelde in artikel 35, derde lid, OLW, niet relevant is voor enige door de rechtbank te nemen beslissing, omdat het ziet op de situatie nadat de overlevering is toegestaan, zodat dit verzoek niet kan worden toegewezen. Om die reden wijst de rechtbank ook het verzoek tot aanhouding van de behandeling af.
Uit de zich in het dossier bevindende Engelse vertaling van Chapter 3 Section 5 van de Zweedse strafwet blijkt dat op mishandeling een straf van ten hoogste twee jaar staat, maar dat de straf ten hoogste zes maanden gevangenisstraf bedraagt als het misdrijf “petty” (de rechtbank verstaat: “onbetekenend, gering”) is. In een aanvullende fax d.d. 30 september 2004 deelt A. Fallgren van het Swedish International Liaison Office desgevraagd mede dat de gevallen van mishandeling waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht zeker niet “petty” kunnen worden genoemd.
De raadsman heeft betoogd dat deze fax niet mag worden betrokken bij de beoordeling of overlevering voor die feiten kan worden toegestaan, nu niet is gebleken dat de liaison officer bevoegd is die informatie te verstrekken, tenzij de Zweedse prosecutor die het EAB heeft uitgevaardigd het Liaison Office een volmacht heeft gegeven, waarvan niet is gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat de liaison officer in het internationale recht een erkende functionaris is op wiens informatie mag worden vertrouwd. Een en ander geldt te meer, nu de
raadsman geen verweer heeft gevoerd tegen de inhoud van genoemd faxbericht.
Tenslotte heeft de raadsman betoogd dat de zogenoemde lijstfeiten in de Engelse vertaling van het EAB niet zijn aangekruist op lijst I, zodat het EAB niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Nu in het originele Zweedse EAB het 14de en het 16de hokje zijn aangekruist snijdt dit verweer geen hout.
6. Onschuldverweer
De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen.
Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan deze feiten, is niet gebleken.
7. Terugkeergarantie
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien door de uitvaardigende justitiële autoriteit de in artikel 6, eerste lid, van de Overleveringswet bedoelde garantie is gegeven.
De Director of Prosecution te Malmö, L. Moore, heeft de volgende garantie gegeven:
“... Consequently, if [opgeëiste persoon] is convicted to a custodial sentence or detention order, [opgeëiste persoon] will be returned to the Netherlands in order to serve the sentence after the judgement has gained legal force. The Netherlands may convert the sentence in accordance with Article 11 of the Council of Europe Convention of the Transfer of Sentenced Persons of 21st of March 1983.”
Naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo de opgeëiste persoon ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan en dat deze straf met toepassing van artikel 11 van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983 (Trb. 1983, 74) zal kunnen worden omgezet.
8. Slotsom
Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de Overleveringswet daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan.
9. Toepasselijke wetsbepalingen
artikelen 45, 282, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
artikelen 2, 5, 6 en 7 van de Overleveringswet.
10. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persson] aan de Zweedse justitiële autoriteit ten behoeve van strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzitter,
mrs. P.B. Martens en J.N.A. Jolink, rechters,
in tegenwoordigheid van G. Bos, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 oktober 2004.
De oudste rechter is buiten staat
deze uitspraak te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.