Jurisprudentie
AR3484
Datum uitspraak2004-10-06
Datum gepubliceerd2004-10-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/090175-04 en 05/052232-04
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-10-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/090175-04 en 05/052232-04
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bewezenverklaard is onder meer het door misleiding een minderjarige bewegen ontuchtige handelingen te plegen. Verdachte had zich tijdens chatgesprekken met het slachtoffer voorgedaan als een jonge vrouw en zo het slachtoffer seksueel opgewonden en bewogen zich voor een webcamera uit te kleden. Het slachtoffer heeft zich vervolgens met seksueel opgewonden lichaam aan verdachte getoond en heeft zich voor de webcamera afgetrokken. De rechtbank achtte niet het primair tenlastegelegde art 247 Sr bewezen, doch wel het subsidiair tenlastegelegde art 248a Sr.
Uitspraak
Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/090175-04 en 05/052232-04
Datum zitting: 22 september 2004
Datum uitspraak: 6 oktober 2004
VERKORT VONNIS
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Breda - HvB De Boschpoort, Nassausingel 26
Breda.
Raadsman: mr. M.K. Rack, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegelaten vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
parketnummer 05/090175-04
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2001
tot en met 26 mei 2003 te Huissen en/of (elders) in Nederland door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) G. [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een) handeling(en) die (mede) bestond(en) uit het seksueel binnendringen van
het lichaam van die [slachtoffer], te weten het door verdachte aftrekken van voornoemde [slachtoffer] en/of het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of in de anus van die [slachtoffer] en/of het door die [slachtoffer] aftrekken van verdachte en/of het laten duwen/brengen van de penis van die [slachtoffer] in de mond en/of in de anus van verdachte en/of het door verdachte (tong)zoenen van die [slachtoffer], welk geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn lichamelijk en/of geestelijk overwicht op voornoemde [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt en/of die [slachtoffer] - bij niet meewerken - heeft gedreigd (een) van hem, [slachtoffer], gemaakte naaktfoto('s) op een website te plaatsen, in elk geval openbaar te maken, en/of een sfeer heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] geen of (te) weinig weerstand tegen hem durfde te bieden en/of aldus voor die [slachtoffer] een
dreigende/beangstigde situatie heeft gecreëerd;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2001
tot en met 25 november 2002 te Huissen, gemeente Bemmel, en/of (elders) in
Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of
opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige G. [slachtoffer], geboren op 26 november 1984, (telkens) hierin bestaande dat verdachte die [slachtoffer] heeft
afgetrokken en/of zijn, verdachtes, penis in de mond en/of in de anus van die
[slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of zich door die [slachtoffer] heeft laten aftrekken
en/of de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond en/of anus heeft laten
duwen/brengen en/of die [slachtoffer] heeft ge(tong)zoend;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2002
tot en met 6 april 2004, in elk geval op of omstreeks 6 april 2004, te Huissen
en/of (elders) in Nederland, (een) afbeelding(en) - en/of (een)
gegevensdrager(s), bevattende (een) afbeelding(en) - van (een) seksuele
gedraging(en) waarbij (een) perso(o)n(en) is/zijn betrokken en/of schijnbaar
is/zijn betrokken die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet
heeft/hebben bereikt, heeft verspreid en/of heeft vervaardigd en/of in bezit
heeft gehad, bestaande die afgebeelde seksuele gedraging(en) (onder meer) uit
(een) geheel/gedeeltelijk ontklede minderjarige(n) die kennelijk de leeftijd
van achttien jaar nog niet heeft/hebben bereikt, die op een dusdanige wijze
poseert/poseren dat diens/hun geslachtsdeel nadrukkelijk in beeld wordt
gebracht, welke wijze van poseren kennelijk bedoeld is om seksuele prikkeling
te wekken en/of uit minderjarigen die seksuele handelingen (met elkaar)
verrichten/plegen;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2004 tot en met 28 maart 2004 te Huissen, gemeente Lingewaard, en/of Wezep,
gemeente Oldebroek, in elk geval in Nederland, buiten echt ontuchtige
handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam, heeft gepleegd met [M.] [slachtoffer], geboren op 3 september 1988, die
toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, welke ontuchtige handelingen bestonden uit het brengen/duwen van
zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] en/of het aftrekken van die
[slachtoffer] en/of het in de mond nemen door verdachte van de penis van die [slachtoffer] en/of het door die [slachtoffer] laten aftrekken van hem, verdachte, en/of het door verdachte (tong)zoenen met die [slachtoffer];
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004
tot en met 28 maart 2004 te Huissen, gemeente Lingewaard, en/of Wezep,
gemeente Oldebroek, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [M.] [slachtoffer], geboren op 3 september 1988, hierin bestaande dat hij, verdachte zijn penis in de mond van [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd en/of dat hij, verdachte, de penis van die [slachtoffer] in de mond heeft genomen en/of dat hij, verdachte, die [slachtoffer] heeft afgetrokken en/of dat die [slachtoffer] hem, verdachte, heeft afgetrokken en/of dat hij die [slachtoffer] heeft ge(tong)zoend;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2003 tot en met 28 maart 2004 te
Huissen, gemeente Lingewaard, en/of Wezep, gemeente Oldebroek, in elk geval
in Nederland met [M.] [slachtoffer], geboren op 3 september 1988, die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt (telkens) (een)
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande (telkens) hierin dat
verdachte opzettelijk ontuchtig met voornoemde [slachtoffer] (een) seksueel geladen
en/of prikkelend(e) chatgesprekken heeft gevoerd, waardoor verdachte en die
[slachtoffer] elkaar seksueel hebben opgewonden en/of die [slachtoffer] zich op verzoek van hem, verdachte, heeft uitgekleed en/of zich (vervolgens) middels een webcamera naakt en/of seksueel opgewonden heeft getoond aan hem, verdachte, en/of die [slachtoffer] zichzelf (vervolgens) heeft afgetrokken;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2003
tot en met 28 maart 2004 te Huissen, gemeente Lingewaard en/of Wezep,
gemeente Oldebroek, in elk geval in Nederland, door misleiding de
minderjarige [M.] [slachtoffer], geboren op 3 september 1988, wiens
minderjarigheid verdachte kent of redelijkerwijs moest vermoeden, (telkens)
opzettelijk heeft bewogen (een) ontuchtige handeling(en) met hem, verdachte
te plegen of (een) zodanige handeling(en) van hem, verdachte, te dulden,
bestaande voormelde ontuchtige handeling(en) (telkens) hierin dat verdachte met voornoemde [slachtoffer] (een) seksueel geladen en/of prikkelend(e) chatgesprekken heeft gevoerd, waardoor verdachte en die [slachtoffer] elkaar seksueel hebben opgewonden en/of die [slachtoffer] zich op verzoek van hem, verdachte, heeft uitgekleed en/of zich (vervolgens) middels een webcamera naakt en/of seksueel opgewonden heeft getoond aan hem, verdachte, en/of die [slachtoffer] zichzelf (vervolgens) heeft afgetrokken;
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 maart 2004
tot en met 28 maart 2004 te Huissen en/of te Arnhem G. [slachtoffer] (telkens) heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, hierin bestaande dat verdachte voornoemde [slachtoffer] dreigend (onder meer) de woorden heeft toegevoegd: "Het is zeker gezellig, he? Je dagen zijn geteld, jongen!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 05/052232-04
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 1993 tot
en met en 07 september 1993 te Arnhem en/of te Doornenburg,
met F.J.N. [slachtoffer], geboren op 8 september 1977, die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft
gepleegd, bestaande in het (telkens) opzettelijk ontuchtig betasten en/of
vastpakken en/of wrijven over het geslachtsdeel van de voornoemde [slachtoffer] en/of het door verdachte aftrekken van voornoemde [slachtoffer] en/of het door die [slachtoffer] aftrekken van verdachte en/of het brengen en/of duwen van de penis van die [slachtoffer] in de mond van de verdachte;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op laatstelijk 22 september 2004 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.K. Rack, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd en zijn ter terechtzitting verschenen:
? (05/090175-04) G. [slachtoffer], wonende [adres];
? (05/090175-04) M. [slachtoffer], wonende [adres];
? (05/052232-04) F.J.N. [slachtoffer], wonende [adres].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het bij parketnummer 05/090175-04 onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 primair en 5 en het bij parketnummer 05/052232-04 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaar-delijk met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasse-ringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij Grote Beek, Kairos of een soortgelijke instelling en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen goederen worden onttrokken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 18.566,18 wordt toegewezen en dat er een schadever-goedingsmaat-regel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opge-legd tot dit bedrag.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 5.405,09 wordt toegewezen en dat er een schadever-goedingsmaat-regel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opge-legd tot dit bedrag.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], heeft de officier van justitie verzocht de vordering tot een bedrag van € 680,00 toe te wijzen en een schadever-goedingsmaat-regel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij parketnummer 05/090175-04 onder 1 primair, 3 primair en subsidiair en 4 primair is tenlastege-legd en zal hem daarvan vrij-spreken.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt:
Ten aanzien van parketnummer 05/090175094, feit 1 primair:
In het dossier is een onder verdachte inbeslaggenomen videoband aanwezig waarop te zien is dat het slachtoffer seksuele handelingen met verdachte ondergaat. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze videobanden niet dat het slachtoffer deze handelingen niet wilde. Deze seksuele handelingen bestaan mede uit het seksueel binnendringen door verdachte van het lichaam van het slachtoffer. Uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat het slachtoffer op enig moment door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid gedwongen is tot het ondergaan van deze seksuele handelingen.
Ten aanzien van feit 3 primair en subsidiair:
In het dossier bevindt zich slechts de verklaring van het slachtoffer waarin deze gewag maakt van het tenlastegelegde strafbare feit. Deze verklaring wordt niet door enig ander bewijsmiddel ondersteund.
Ten aanzien van feit 4 primair:
De tenlastelegging ziet op het per 1 oktober 2002 gewijzigde artikel 247 van het Wetboek van strafrecht, waarin strafbaar is gesteld het buiten echt plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren. In de feitelijke omschrijving wordt verdachte tenlastegelegd dat hij één of meer seksueel geladen en/of prikkelende chatgesprekken heeft gevoerd met een jonge jongen, waardoor deze jongen werd opgewonden en zich vervolgens op verzoek van verdachte heeft uitgekleed en voor de webcamera zich naakt en opgewonden heeft getoond en zich vervolgens heeft afgetrokken.
Het gaat dus hoofdzakelijk om eenzijdige ontuchtige handelingen door die jongen. Weliswaar heeft verdachte (volgens de tenlastelegging) de handelingen gestimuleerd, maar verdachte heeft zich daarbij niet bekend gemaakt. In die gesprekken, waarbij hij zelf onzichtbaar bleef, deed verdachte zich voor als een mooie jonge vrouw.
De vraag is of dit voldoende is om bewezen te kunnen verklaren dat hier sprake is van ontuchtige handelingen plegen ‘met’ die jongen. Weliswaar heeft de Hoge Raad onder vigeur van de oude wettekst uitgemaakt dat doorvoor geen contact in de zin van lichamelijke aanraking is vereist (HR 31 oktober 1972, NJ 1973, 39 en HR 20 januari 1998, NJ 1998, 336) maar dit neemt niet weg dat het element ‘met iemand’ toch nog steeds impliceert dat het moet gaan om een wederkerige handeling of een handeling van de dader op het slachtoffer (zie ook Noyon-Langemeijer-Remmelink, Het Wetboek van Strafrecht, art 247, aant. 1). Dat dit de zienswijze van de wetgever is, volgt uit de Wet van 13 juli 2002, Stb 388, in werking getreden op 1 oktober 2002 (partiële wijziging van de zedelijkheidswetgeving) waarin deze de bestanddelen ‘met iemand’ in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht (oud) heeft gehandhaafd terwijl hij in artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht (oud) de woorden ‘met hem’ heeft geschrapt.
In de wetsgeschiedenis van voornoemde wet, Kamerstukken 2001-2002, 27745, nr. 6, Tweede Kamer, p. 20, stelt de minister van justitie, naar aanleiding van vragen over de reikwijdte van artikel 248c van het Wetboek van Strafrecht, dat die bepaling “niet ziet op de klant die via technische hulpmiddelen – bij voorbeeld via Internet – kinderpornografisch optreden elders bevordert en op een andere plek gadeslaat dan de plaats waar de minderjarige optreedt.” De minister vervolgt: “Ik ben (...) van mening dat dit gedrag strafwaardig is en strafbaar behoort te zijn. Vooralsnog ben ik van oordeel dat strafrechtelijk optreden in deze gevallen mogelijk is op basis van de artikelen 240b of 248a Sr.” De minister noemt hier dus niet het thans tenlastegelegde artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer en acht zij derhalve het onder 4 primair tenlastegelegde niet bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij parketnummer 05/090175-04 onder 1 subsidiair, 2, 4 subsidiair en 5 en het bij parketnummer 05/052232-04 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
parketnummer 05/090175-04
1.
hij, op tijdstippen, in de periode van 1 januari 2001
tot en met 25 november 2002 te Huissen, gemeente Bemmel, en/of elders in
Nederland, telkens ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige G. [slachtoffer], geboren op 26 november 1984, hierin bestaande dat verdachte die [slachtoffer] heeft
afgetrokken en/of zijn, verdachtes, penis in de mond en/of in de anus van die
[slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of zich door die [slachtoffer] heeft laten aftrekken
en/of de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond en/of anus heeft laten
duwen/brengen en/of die [slachtoffer] heeft ge(tong)zoend;
2.
hij in de periode van 1 oktober 2002
tot en met 6 april 2004, te Huissen gegevensdrager(s), bevattende afbeelding(en) - van (seksuele gedraging(en) waarbij personen zijn betrokken die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt,in bezit heeft gehad, bestaande die afgebeelde seksuele gedragingen uit geheel ontklede minderjarigen die kennelijk de leeftijd
van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en/of uit minderjarigen die seksuele handelingen (met elkaar)
verrichten/plegen;
4.
hij in de periode van 1 juli 2003
tot en met 28 maart 2004 te Huissen, gemeente Lingewaard en/of Wezep,
gemeente Oldebroek, door misleiding de
minderjarige [M.] [slachtoffer], geboren op 3 september 1988, wiens
minderjarigheid verdachte kent opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen bestaande voormelde ontuchtige handelingen hierin dat verdachte met voornoemde [slachtoffer] een seksueel geladen en/of prikkelend chatgesprek heeft gevoerd, waardoor die [slachtoffer] seksueel werd opgewonden en die [slachtoffer] zich op verzoek van hem, verdachte, heeft uitgekleed en zich (vervolgens) middels een webcamera naakt en seksueel opgewonden heeft getoond aan hem, verdachte, en die [slachtoffer] zichzelf (vervolgens) heeft afgetrokken;
5.
hij in de periode van 21 maart 2004
tot en met 28 maart 2004 te Arnhem G. [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht hierin bestaande dat verdachte voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: Je dagen zijn geteld, jongen!";
parketnummer 05/052232-04
hij op tijdstippen in de periode van 01 mei 1993 tot
en met en 07 september 1993 te Arnhem en te Doornenburg,
met F.J.N. [slachtoffer], geboren op 8 september 1977, die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft
gepleegd, bestaande in het ontuchtig betasten van het geslachtsdeel van de voornoemde [slachtoffer] en het door verdachte aftrekken van voornoemde [slachtoffer] ;
De rechtbank overweegt als volgt:
Ten aanzien van parketnummer 05/090175-04, feit 1 subsidiair:
Uit het dossier is naar voren gekomen dat het slachtoffer in de tenlastegelegde periode veelvuldig met toestemming van zijn ouders bij de verdachte logeerde. De vader van het slachtoffer heeft verklaard dat het contact met zijn zoon niet zo goed was, dat hij dacht dat verdachte een soort vaderfiguur voor zijn zoon was en dat verdachte aan zijn zoon wel de aandacht kon geven die hij hem zelf niet kon geven. Verdachte heeft verklaard het slachtoffer als zijn zoon te hebben gezien. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en gelet op het arrest van de Hoge Raad van 1 december 1998, NJ 1999, 181, is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer aan de zorg van verdachte was toevertrouwd, in de zin van artikel 249, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, gedurende de periodes dat het slachtoffer bij verdachte verbleef.
Uit het dossier is voorts gebleken dat verdachte en het slachtoffer in de tenlastegelegde periode seksuele handelingen met elkaar hebben gepleegd.
Ten aanzien van parketnummer 05/090175-04, feit 2 merkt de rechtbank op dat zij slechts bewezen acht de afbeeldingen die zijn opgenomen in de zich in het dossier bevindende fotomap. Van andere afbeeldingen heeft de rechtbank geen kennis kunnen nemen.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/090175-04:
feit 1 subsidiair:
ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige;
feit 2:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, bezitten;
feit 4 subsidiair:
door misleiding een minderjarige, wiens minderjarigheid hij kent, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen;
feit 5:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
parketnummer 05/052232-04:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt door prof. dr. J.J. Baneke, psycholoog, en dr. L.H.W.M. Kaiser, psychi-ater, respectievelijk geda-teerd 19 augustus 2004 en 23 augustus 2004, waarin zij conclu-deren dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit sprake was van een ziekelijke stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van de geestvermo-gens, zodat hij zijn wil verminderd conform een dergelijk besef kon bepalen en hij als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 7 september 2004;
-
- de onder 5. genoemde multidisciplinaire rapportage; en
- een voorlichtingsrapport van de (stichting) Reclassering Nederland, gedateerd 11 mei 2004, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft in de periode van 1 januari 2001 tot en met 25 november 2002 seksuele handelingen gepleegd met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige jongen. Het slachtoffer, dat verlegen was en een moeilijke tijd doormaakte, logeerde in die periode veelvuldig bij verdachte en diens gezin, tijdens welke logeerpartijen het seksueel misbruik plaatsvond. Toen het slachtoffer liet blijken geen contact meer met verdachte te willen hebben, heeft verdachte het, ten einde toch contact met het slachtoffer te krijgen of te houden, zelfs doen voorkomen alsof hij aan een ernstige ziekte leed en niet lang meer te leven had. Ook is verdachte later door de straat gereden waar het slachtoffer woonde en heeft hij hem bedreigd.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 juli 2003 tot en met 28 maart 2004, toen hij als mentor in een opvangtehuis voor jongeren werkzaam was, middels e-mail/internet tegenover één van de aldaar verblijvende minderjarige jongens voorgedaan als een meisje genaamd [naam]. Verdachte voerde chatgesprekken met het slachtoffer onder de naam [naam] en stuurde per e-mail/internet foto’s van [naam] aan het slachtoffer. Tijdens één van deze chatgesprekken heeft verdachte het slachtoffer seksueel opgewonden en heeft hij het slachtoffer verzocht om zich middels een webcamera voor hem uit te kleden. Het slachtoffer heeft zichzelf vervolgens, met een seksueel opgewonden lichaam, aan verdachte getoond en heeft zich voor die webcamera afgetrokken.
Voorts heeft verdachte in de periode van 1 mei 1993 tot en met 7 september 1993 seksuele handelingen gepleegd met een jongen die toen nog geen zestien jaar oud was en tevens was verdachte, in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 6 april 2004, in het bezit van gegevensdragers met kinderpornografische afbeeldingen.
De rechtbank acht deze feiten zeer strafwaardig.
De rechtbank neemt het de verdachte vooral zeer kwalijk dat hij gedurende langere tijd een minderjarige, aan zijn zorg toevertrouwde, jongen heeft misbruikt.
Ook acht de rechtbank het zeer laakbaar dat verdachte, door zich voor te doen als een meisje, een minderjarige jongen verleid heeft zich seksueel opgewonden aan verdachte te tonen.
Tevens rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij de bevrediging van zijn lusten keer op keer heeft laten prevaleren boven het besef dat minderjarigen, die worden onderworpen aan dit soort seksuele handelingen, grote psychische, lichamelijke en emotionele schade kunnen oplopen, die hun verdere ontwikkeling ernstig kan belemmeren.
Door de deskundigen is gerapporteerd dat verdachte lijdt aan een scheefgroei in zijn psychoseksuele ontwikkeling en dat de kans op herhaling niet wordt uitgesloten. Om de kans op recidive te verminderen adviseren de deskundigen dat verdachte een specifieke behandeling ondergaat gericht op zijn seksuele problematiek bij de Grote Beek te Eindhoven of bij Kaïros.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenisstraf die deels voorwaardelijk zal zijn.
De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaarde-lijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclasse-ring, ook als dat mocht inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij de Grote Beek te Eindhoven, Kairos of een soortgelijke instelling.
De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard de door slachtoffer [slachtoffer] geleden immateriële schade, door het slachtoffer geschat op € 4.500,00, te vergoeden. De rechtbank ziet daarin aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf voorts de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis aan het slachtoffer [slachtoffer] deze schade zal vergoeden.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwer-pen zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen goederen, met betrekking tot en/of met behulp waarvan het bij parketnummer 05/090175-04 onder 2 en onder 4 subsidiair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrok-ken aan het verkeer, aangezien het ongecon-troleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
6a. De beoordeling van de civiele vorde-ring(en), alsmede de
gevor-derde op-legging van de schadevergoedings-maat-regel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde-ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De rechtbank zal de civiele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand overeenkomstig het liquidatietarief voor civiele zaken toewijzen tot een bedrag van € 768,00 (twee punten à € 384,00).
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het deel van de vordering ter zake vergoeding van materiële schade omdat het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de schade en de omvang van de schade onvoldoende duidelijk is. Mogelijk kan de benadeelde partij de schade verhalen via de burgerlijke rechter.
De rechtbank acht voldoende bewezen dat de benadeelde partij [slachtoffer] door hetgeen hem is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat hij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 5.000,00 aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag bij wijze van voorschot zal toewijzen aan het slachtoffer. De vordering is voorzo-ver zij strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade niet van eenvoudige aard zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoe-dingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplich-ting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebe-drag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de schade niet althans onvoldoende is toegelicht/beantwoord. Mogelijk kan de benadeelde partij de schade verhalen via de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij vordert schadevergoeding ter zake van een jegens hem in 1993 gepleegd strafbaar feit. Onder verwijzing naar HR 7 mei 2002, NJ 2002, 390
oordeelt de rechtbank dat de benadeelde zich, overeenkomstig het in 1993 geldende recht, als beledigde partij mondeling ter zitting had dienen te voegen. Nu de benadeelde partij dat niet heeft gedaan, is hij dan ook niet-ontvankelijk in zijn vordering.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 240b, 247 (oud), 248a, 249 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de bij parketnummer 05/090175-04 onder 1 primair, 3 primair en subsidiair en 4 primair tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf tien (10) maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, ten-zij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van drie (3) jaren. De tenuitvoerleg-ging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proef-tijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dan wel niet is nagekomen de volgende bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzin-gen die hem door of namens de (stich-ting) Re-classe-ring Nederland zullen worden gegeven, (ook als dit zal inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij de Grote Beek, Kairos of een andere, vergelijkbare instelling), voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling no-dig wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
- Betaling aan F.J.N. [slachtoffer], wonende [adres], van een geldbedrag van € 4.500,00 (zegge: vierduizend en vijfhonderd euro).
Deze betaling dient binnen zes maanden na onherroepelijk worden van dit vonnis te zijn gedaan.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwer-pen, zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan G. [slachtoffer], wonende [adres], te betalen € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op € 768,00 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 5.000,00, subsidiair 100 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer G. [slachtoffer], wonende [adres], te betalen € 5.000,00, (zegge: vijfduizend euro), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 100 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij M. [slachtoffer], wonende [adres].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij F.J.N. [slachtoffer], wonende [adres] .
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. N.W. Huijgen, rechter, als vice-president
mr. M.C.G.J. van Well, rechter,
mr. A.E.B. ter Heide, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.G. Eskes, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 oktober 2004.