Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR3417

Datum uitspraak2004-10-04
Datum gepubliceerd2004-10-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/017076-02, 09/017085-02 (gev. ttz.)
Statusgepubliceerd


Indicatie

[...] Verdachte heeft in de jaren 1998, 1999 en 2000 diverse particulieren voor miljoenen opgelicht. Hij heeft miljoenen aangetrokken van verschillende beleggers. Deze beleggers heeft hij voorgespiegeld dat hetzij hun geld op een bankrekening geblokkeerd zou blijven staan en zodoende als zekerheid gebruikt kon worden voor andere beleggingen waarmee een hoog rendement behaald zou kunnen worden, hetzij hun geld gebruikt zou worden voor risicoloze beleggingen met een hoog rendement met een A bankgarantie. Van alle "mooie" beleggingsvoorstellen is niets terechtgekomen. Het geld van de beleggers is verdwenen. [...]


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummers 09/017076-02, 09/017085-02 (gev. ttz.) rolnummers 0002, 0003 's-Gravenhage, 4 oktober 2004 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], adres: [adres]. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 september 2004. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr Kellermann, is verschenen en gehoord. Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd. De officier van justitie mr Van Die heeft gevorderd dat - het openbaar ministerie niet ontvankelijk wordt verklaard ten aanzien van de feiten 1 en 4 van de dagvaarding met parketnummer 09/017076-02 voor zover deze betrekking hebben op de periode tot 8 januari 1998; - verdachte terzake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/017076-02 onder feit 2 eerste alternatief/cumulatief telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/017076-02 onder feit 1 primair, feit 2 tweede alternatief/cumulatief, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 5 primair, feit 6 primair en van het bij dagvaarding met parketnummer 09/017085-02 onder feit 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief en feit 2 eerste en tweede alternatief/cumulatief telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vorderingen van de benadeelde partijen: * [benadeelde partij 1]; * [benadeelde partij 2]; * [benadeelde partij 3]; * [benadeelde partij 4]; en tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen: * [benadeelde partij 5]/ [benadeelde partij 4] tot een bedrag van ? 3.902.510,= (fl. 8.600.000,=), voor het overige niet-ontvankelijk; * [benadeelde partij 6] een bedrag van ? 453.780,= (fl. 1.000.000,=); * [benadeelde partij 7] een bedrag van ? 713.479,= (fl. 1.572.301,=). De telastlegging. Aan verdachte is telastgelegd - na wijzigingen van de telastleggingen ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopieën van de dagvaardingen, gemerkt A en AA, en van de vorderingen wijzigingen telastleggingen, gemerkt A1, A2 en AA1. De ontvankelijkheid van de officier van justitie De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht vervalt het recht tot strafvordering door verjaring na verloop van zes jaren voor de misdrijven waarop niet meer dan drie jaren is gesteld, zoals het geval is bij oplichting. In artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat een daad van vervolging de verjaring stuit. Nu op 8 januari 2004 de dagvaarding aan verdachte is uitgereikt en betekend, zijnde een daad van vervolging, is op dat moment de verjaring gestuit. Dit heeft tot gevolg dat de onder 1 en 4 telastgelegde oplichtingen van voor 8 januari 1998 zijn verjaard. De rechtbank zal de officier van justitie derhalve met betrekking tot de feiten 1 en 4 deels niet-ontvankelijk verklaren. Vrijspraak. De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/017076-02 onder feit 2 eerste alternatief/cumulatief, feit 5 primair en subsidiair en feit 6 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de vrijspraak van het onder 5 primair tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat een geheel onjuiste periode is tenlastegelegd. Ten aanzien van de vrijspraak van het onder 5 subsidiair tenlastegelegde geldt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat de toeëigening van het bedrag binnen de tenlastegelegde periode is geschied. Ten aanzien van het onder 6 primair tenlastegelegde geldt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat het slachtoffer is bewogen tot afgifte van € 2.495.791,= (fl. 5.500.000,=) ten gevolge van de handelingen van verdachte. De bewijsmiddelen. P.M. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/017076-02 onder 1 primair, 2 tweede alternatief/cumulatief, 3 primair, 4 primair, 6 subsidiair alsmede dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/017085-02 onder 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief en onder 2 eerste en tweede alternatief/cumulatief vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastleggingen voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastleggingen, zoals deze is vermeld in de fotokopieën daarvan, gemerkt B, BB. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft in de jaren 1998, 1999 en 2000 diverse particulieren voor miljoenen opgelicht. Hij heeft miljoenen aangetrokken van verschillende beleggers. Deze beleggers heeft hij voorgespiegeld dat hetzij hun geld op een bankrekening geblokkeerd zou blijven staan en zodoende als zekerheid gebruikt kon worden voor andere beleggingen waarmee een hoog rendement behaald zou kunnen worden, hetzij hun geld gebruikt zou worden voor risicoloze beleggingen met een hoog rendement met een A bankgarantie. Van alle "mooie" beleggingsvoorstellen is niets terechtgekomen. Het geld van de beleggers is verdwenen. Om een belegger zoet te houden heeft verdachte zelfs een bankafschrift vervalst, zodat leek alsof zijn geld nog op de bankrekening stond. Daarnaast heeft verdachte, in de maand voor zijn faillietverklaring en in de dagen erna (€ 17.244,= (fl.38.000,=) van [betrokkene] ontvangen op 30 oktober 2000), diverse geldbedragen aan de boedel onttrokken en niet gemeld aan de curator. De rechtbank rekent voornoemde gedragingen van verdachte hem zwaar aan. Het zijn ernstige strafbare feiten. Hij heeft totaal geen oog gehad voor de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers die voor miljoenen het schip in zijn gegaan. Hij heeft op grove wijze het door de beleggers in hem gestelde vertrouwen beschaamd en misbruikt. Verdachte heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de emotionele gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Daarbij komt dat verdachte zich ook nog eens niets aantrekt van zijn verplichtingen jegens de slachtoffers door het onttrekken van geldbedragen aan het faillissement en het niet melden van geldbedragen aan de curator. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij nog niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank is, gelet op het hiervoor overwogene, van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. Een deel daarvan wordt voorwaardelijk opgelegd teneinde verdachte ervan te weerhouden wederom soortgelijke feiten te plegen. De vorderingen van de benadeelde partijen. De navolgende benadeelde partijen hebben zich gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding: - [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], een bedrag groot € 108.907,= (fl. 240.000,=); - [benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], een bedrag groot € 113.445,= (fl. 250.000,=); - [benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats], een bedrag groot € 304.033,= (fl. 670.000,=); - [benadeelde partij 4], wonende te [woonplaats], een bedrag groot € 771.426 (fl. 1.700.000,=); - [benadeelde partij 5], gevestigd te [woonplaats], een bedrag groot € 5.127.716,= (fl. 11.300.000,=); - [benadeelde partij 6], wonende te Voorschoten, een bedrag groot € 453.780,= (fl. 1.000.000,=); - [benadeelde partij 7], wonende te [woonplaats], een bedrag groot € 713.479,= (fl. 1.572.301,=). De rechtbank zal alle hiervoor genoemde benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaren, aangezien het faillissement van verdachte is uitgesproken en artikel 23 jo. artikel 26 van de Faillissementswet aan indiening van vorderingen als de onderhavige na een faillissement in de weg staat. De vorderingen van [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] zijn ook niet-ontvankelijk, omdat hen geen schade is toegebracht door de telastgelegde/ bewezenverklaarde feiten. Tevens zijn de vorderingen van [benadeelde partij 5]/ [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 7] niet-ontvankelijk voor de bedragen € 1.134.451,= (fl. 2.500.000,=) respectievelijk € 226.890,= (fl. 500.000,=), aangezien deze bedragen buiten de bewezenverklaarde periode vallen. Ten slotte merkt de rechtbank op dat de benadeelde partijen hun vorderingen thans bij de curator kunnen aanmelden ter verificatie, voor zover dit niet reeds is gebeurd. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 14a, 14b, 14c, 51, 57, 225, 321, 326 en 341 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing. De rechtbank, verklaart de officier van justitie voor de feiten 1 en 4 van de - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/017076-02 niet-ontvankelijk, voorzover het daarin telastgelegde betrekking heeft op de periode voor 8 januari 1998; verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/017076-02 onder feit 2 eerste alternatief/cumulatief, feit 5 primair en subsidiair en feit 6 primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/017076-02 onder 1 primair, 2 tweede alternatief/cumulatief, 3 primair, 4 primair, 6 subsidiair alsmede dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/017085-02 onder 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief en onder 2 eerste en tweede alternatief/cumulatief vermelde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: Dagvaarding met parketnummer 09/017076-02: Feiten 1 primair, 3 primair, 4 primair Oplichting, meermalen gepleegd; Feit 2 tweede alternatief/cumulatief Opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst; Feit 6 subsidiair: Verduistering; Dagvaarding met parketnummer 09/017085-02: Feit 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief Bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd; Feit 2 eerste en tweede alternatief/cumulatief Bedrieglijke bankbreuk, gepleegd door een rechtspersoon, aan welke verboden gedragingen verdachte feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd; verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden; bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 10 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs Elkerbout, voorzitter, Glass en Walgemoed, rechters, in tegenwoordigheid van mr Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 oktober 2004.