Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR2376

Datum uitspraak2004-09-16
Datum gepubliceerd2004-09-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13.097.135-2004
Statusgepubliceerd


Indicatie

Europees aanhoudingsbevel (EAB), Belgie, georganiseerde of gewapende diefstal.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM, NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER D Parketnummer: 13.097.135-2004 RK nummer: 04/3018 Datum uitspraak: 16 september 2004 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 augustus 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door D. Meesen, onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg te Tongeren (België). Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van: [opgeëiste persoon] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende [adres], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland, Huis van Bewaring “Almere Binnen” te Almere. hierna te noemen de opgeëiste persoon. 1. Procesgang. De vordering is, na aanhouding van de behandeling op 3 september 2004, behandeld op de openbare zitting van 10 september 2004. Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw mr. P.M.S. Dijks, advocaat te Maastricht, gehoord. 1.2 Eerdere behandeling De rechtbank heeft onder meer gelet op de inhoud van ? het proces-verbaal van de behandeling d.d. 3 september 2004, ? de bij die gelegenheid door de raadsvrouw mr. P.M.S. Dijks overgelegde pleitnota en de beslissing die genomen is op het verzoek tot opheffing van de detentie van de opgeëiste persoon. Deze beslissing dateert eveneens van 3 september 2004 en ? de aanvullende informatie die de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Tongeren, België, op 3 september 2004 op verzoek van de rechtbank heeft verstrekt. 2. Grondslag en inhoud van het EAB Aan het EAB ligt ten grondslag een “Bevel tot aanhouding bij verstek in fine uitlevering” afgegeven door D. Meesen, onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg te Tongeren, België, en gedateerd 30 juni 2004. Dit bevel draagt het dossiernummer 61/04. Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan naar het recht van de uitvaardigende staat strafbare feiten. De feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht. 3. Identiteit van de opgeëiste persoon De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse maar de Joegoslavische nationaliteit heeft. De opgeëiste persoon heeft bestreden dat hij degene is die door de Belgische justitie wordt gezocht. De verdenking zou zich in feite richten op ene [andere verdachte]. De rechtbank verwerpt dit verweer. Indien niet aanstonds duidelijk is dat sprake is van een persoonsverwisseling is een oordeel over de vraag of de verdenking zich tegen een of meer anderen dan de opgeëiste persoon richt, niet aan de overleveringsrechter. Nu de opgeëiste persoon heeft verklaard dat de personalia zoals zij op de vordering en op het EAB voorkomen, juist zijn en dat hij de daar bedoelde persoon is, is een nader onderzoek naar de identiteit in het kader van de verdenking niet aan de orde. Dit punt kan aan de orde worden gesteld tijdens de gerechtelijke procedure in België. 4. Strafbaarheid 4.1. Feiten vermeld op bijlage 1 bij de Overleveringswet De feiten zijn vermeld onder nummer 18 op bijlage 1 bij de Overleveringswet, te weten: georganiseerde of gewapende diefstal. Op deze feiten is, naar het recht van de uitvaardigende staat, een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld. 5. Onschuldverweer De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Tijdens zijn verhoor heeft de opgeëiste persoon aan de rechtbank fotokopieën overgelegd van – onder meer - een op zijn naam staand paspoort. De opgeëiste persoon heeft gesteld dat hij op basis hiervan onverwijld kan aantonen dat hij onmogelijk betrokken kan zijn bij het aan hem verweten feit dat op 19 november 2003 zou zijn gepleegd, aangezien hij op dat moment onderweg was van Pristina, voormalig Joegoslavië, via Duitsland naar Nederland. De rechtbank verwerpt dit verweer. Wat er ook zij van de overgelegde stukken, duidelijk is dat de overlevering van de opgeëiste persoon verzocht is in verband met een complex aan feiten. Zelfs als vast komt te staan dat de opgeëiste persoon op een bepaalde datum niet in België is geweest – zoals wordt gesteld - doet dit niet af aan de mogelijkheid dat hij als mededader, danwel als medeplichtige betrokken kan zijn bij een in België op die datum gepleegd strafbaar feit of strafbare feiten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de opgeëiste persoon zijn onschuld ter zitting niet heeft kunnen aantonen. Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan die feiten, is niet gebleken. 6. Slotsom Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de Overleveringswet daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan. 7. Toepasselijke wetsbepalingen Artikelen 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. de artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet; 8. Beslissing STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Belgische autoriteiten ten behoeve van strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Aldus gedaan door mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzit-ter, mrs. F. Salomon en R.B. Kleiss, rech-ters, in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, grif-fier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 september 2004.