Jurisprudentie
AR2082
Datum uitspraak2004-06-22
Datum gepubliceerd2004-09-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/280098-04
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-09-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/280098-04
Statusgepubliceerd
Indicatie
(voorwaardelijk) opzet op toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Meervoudige strafkamer Lelystad
Parketnummer: 07.280098-04
Uitspraak: 22 juni 2004
S T R A F V O N N I S
in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboorte datum verdachte] te [geboorteplaats verdachte]
wonende te [woonplaats verdachte],
gedetineerd in [detentieadres verdachte],
[detentieadres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2004. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.F. Vogel, advocaat te Almere.
De officier van justitie, mr. I.M. Muller, heeft ter terechtzitting gevorderd:
- verdachte vrij te spreken van het onder 1. primair ten laste gelegde;
- verdachte te veroordelen ter zake de onder 1. subsidiair, 2., 3. en 4. ten laste gelegde misdrijven en de onder 5., 6. en 7. ten laste gelegde overtredingen.
De officier van justitie heeft gevorderd:
? de veroordeling van verdachte:
- ter zake de onder 1. subsidiair, 2., 3. en 4. ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- terzake het onder 5. ten laste gelegde feit tot:
? een geldboete van € 300,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis;
? hechtenis voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- ter zake het onder 6. ten laste gelegde feit tot een geldboete van € 189,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis;
- terzake het onder 7. ten laste gelegde feit tot:
? een geldboete van € 436,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis;
? een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 4 maanden;
? onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen cocaïne (5 bolletjes);
? verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen auto (merk Honda, kenteken [kentekennummer]
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
BEWIJS
De verdachte dient van het onder 1. primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De raadsman heeft betoogd dat aan de zijde van verdachte het opzet gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook in voorwaardelijke zin, heeft ontbroken en dat verdachte daarom moet worden vrijgesproken van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Verdachte heeft op 25 februari 2004 als bestuurder van een personenauto tweemaal een door de politie gegeven stopteken genegeerd. Verdachte is er vervolgens met hoge snelheid vandoor gegaan, waarna de betreffende agenten een achtervolging hebben ingezet. Aan deze achtervolging is een einde gekomen nadat de politie – door de keuze voor een andere route en daardoor de vluchtroute afsnijdend – vóór verdachte is komen te rijden en de weg heeft geblokkeerd door de politieauto dwars op de weg te plaatsen. Verdachte heeft vervolgens getracht de politieauto te passeren door tussen deze auto en de langs de weg geplaatste paaltjes te rijden, waarbij verdachte de politieauto heeft geraakt en zijn auto tussen de politieauto en voornoemde paaltjes heeft klemgereden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door te trachten met vrijwel onverminderde snelheid met zijn auto tussen de politieauto en de langs de weg staande paaltjes door te rijden, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard tegen de politieauto te botsen en daarbij zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan de in de politieauto gezeten agenten. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank dat de ruimte tussen de politieauto en voornoemde paaltjes beperkt was en dat verdachte – zoals hij bij de behandeling ter terechtzitting heeft verklaard – bij het naderen van de politieauto een bewuste afweging heeft gemaakt aan welke zijde hij de politieauto zou gaan passeren, waarbij hij een keuze heeft gemaakt voor de doorgang als hiervoor omschreven.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat het opzet van verdachte – in de vorm van voorwaardelijk opzet – was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de in de politieauto gezeten agenten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1. subsidiair, 2., 3., 4., 5., 6. en 7. ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het onder 1. subsidiair, 2., 3., 4., 5., 6. en 7. meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1. subsidiair:
Poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, strafbaar gesteld bij artikel 304, junctis de artikelen 302 en 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2.:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.
Feit 3.:
Overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 4.:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 5.:
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 6.:
Overtreding van artikel 83 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, strafbaar gesteld bij artikel 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Feit 7.:
Als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden, strafbaar gesteld bij artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank vindt in dit geval zowel voor wat betreft de onder 1. subsidiair tot en met 4. bewezen verklaarde misdrijven als voor wat betreft de onder 5. en 7. bewezen verklaarde overtredingen een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde – mede gelet op het strafrechtelijk verleden van de verdachte – door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
De rechtbank is van oordeel dat de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” onder 2 vermelde personenauto (merk Honda, kleur zwart, kenteken [kentekennummer] dient te worden verbeurdverklaard, omdat de onder 1. subsidiair, 3., 4., 5., 6. en 7. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten met behulp van deze aan verdachte toebehorende personenauto zijn begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” onder 1 vermelde cocaïne (5 bolletjes), gelet op het bepaalde in artikel 13a van de Opiumwet, dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 6 mei 2004 uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst;
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de navolgende artikelen:
- Wetboek van Strafrecht: 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 18, 23, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 57, 62 en 91;
- Wegenverkeerswet 1994: 179.
BESLISSING
Het onder 1. primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1. subsidiair, 2., 3., 4., 5., 6. en 7. ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1. subsidiair, 2., 3., 4., 5., 6. en 7. meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Ter zake de onder 1. subsidiair, 2., 3. en 4. bewezen verklaarde misdrijven:
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 2 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank verklaart verbeurd de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde personenauto (merk Honda, kleur zwart, kenteken [kentekennummer].
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde cocaïne (5 bolletjes).
Ter zake de onder 5. bewezen verklaarde overtreding:
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een hechtenis voor de duur van 1 week.
Ter zake de onder 6. bewezen verklaarde overtreding:
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling van een geldboete van € 189,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur
van 3 dagen.
Ter zake de onder 7. bewezen verklaarde overtreding:
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een hechtenis voor de duur van 1 week.
De rechtbank ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 4 maanden.
De ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. G.J.J.M. Essink, voorzitter, mrs. H.J. Deuring en H. Steenhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2004.