Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ9939

Datum uitspraak2004-09-08
Datum gepubliceerd2004-09-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200307664/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 14 oktober 2003 heeft verweerder een verzoek van appellant om toepassing van de artikelen 8.23 en 8.25, eerste lid, onder a, van de Wet milieubeheer met betrekking tot de vergunningen die zijn verleend voor een door de vereniging “Schutterij St. Cornelis” gedreven schietinrichting te Weert afgewezen. Dit besluit is op 12 november 2003 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200307664/1. Datum uitspraak: 8 september 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Weert, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 14 oktober 2003 heeft verweerder een verzoek van appellant om toepassing van de artikelen 8.23 en 8.25, eerste lid, onder a, van de Wet milieubeheer met betrekking tot de vergunningen die zijn verleend voor een door de vereniging “Schutterij St. Cornelis” gedreven schietinrichting te Weert afgewezen. Dit besluit is op 12 november 2003 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 19 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. Bij brief van 2 februari 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 27 mei 2004. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van vergunninghoudster. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2004, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door J. Truijen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. E.J.M. Stals, advocaat te Weert, als partij gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Appellant heeft bij brief van 9 oktober 2000 een aanvraag gedaan om toepassing van de artikelen 8.23 en 8.25 van de Wet milieubeheer (hierna: de eerste aanvraag). Het besluit van verweerder op die aanvraag is bij uitspraak van de Afdeling van 4 december 2002, in zaak 200101075/2, 200101081/2, 200101084/2, 200101086/2 en 2001003933/1, vernietigd. 2.2.    Appellant heeft kort na de uitspraak van de Afdeling – bij brief van 30 december 2002 – opnieuw een, met de eerste aanvraag vergelijkbare, aanvraag gedaan (hierna: de tweede aanvraag). Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder de tweede aanvraag afgewezen. 2.3.    Op het moment van het indienen van de tweede aanvraag diende verweerder nog, als gevolg van de uitspraak van de Afdeling van 4 december 2002, opnieuw te beslissen op de eerste aanvraag. Verweerder heeft er onder deze omstandigheden voor kunnen kiezen om de tweede aanvraag, mede onder verwijzing naar het nog te nemen besluit op de eerste aanvraag, af te wijzen. 2.4.    Het beroep is ongegrond. 2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en drs. H. Borstlap, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat. w.g. Drupsteen    w.g. Oudenaller Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2004 262.