
Jurisprudentie
AQ9896
Datum uitspraak2004-09-02
Datum gepubliceerd2004-09-13
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersKG180687 KG ZA04-654
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-09-13
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersKG180687 KG ZA04-654
Statusgepubliceerd
Indicatie
Inzake veel voorkomende procedure (dwangsom bij omgangsregeling). Geen afwijking van de hoofdregel van art. 99 Rv.
Uitspraak
Rechtbank Utrecht
VONNIS van de voorzieningenrechter van de
rechtbank Utrecht in het kort geding van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
e i s e r e s,
procureur: mr. J. van Andel,
- t e g e n -
[de man],
wonende te [woonplaats],
gemeente Haarlemmermeer,
g e d a a g d e,
advocaat: mr. B. Kochheim-Bossink,
advocaat en procureur te Aerdenhout.
1. Het verloop van het geding
Eiseres, hierna ook te noemen: de vrouw, heeft gedaagde, verder ook te noemen: de man, in kort geding doen dagvaarden. Op de dienende dag, 25 augustus 2004, heeft zij van eis geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van het exploot van dagvaarding, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht.
Bij gefaxte brief van 18 augustus 2004 hebben:
- de procureur van de vrouw, en
- mr. B. Kochheim-Bossink voornoemd,
produkties aan de rechtbank toegezonden.
De man heeft zich daarbij beroepen op de relatieve onbevoegdheid van deze rechtbank.
Na de behandeling ter terechtzitting heeft de rechtbank van de procureur van de vrouw een gefaxte brief d.d. 25 augustus 2004 ontvangen.
2. De bevoegdheid van de voorzieningenrechter in deze rechtbank
De gedaagde heeft de relatieve onbevoegdheid van deze rechtbank om van de zaak kennis te nemen ingeroepen.
De vrouw heeft zich daartegen verweerd. Zij heeft zich daarbij beroepen op art. 99 Rv en jurisprudentie (HR 23 november 1917, NJ 1918, 6, W 10202 en het Hof Leeuwarden van 18 december 1996, NJ 1998/215).
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt:
Volgens de dagvaardingsprocedure is bevoegd de rechtbank van de woonplaats van gedaagde, in dit geval de rechtbank Haarlem. Het specifieke karakter van het Kort Geding kan inderdaad volgens genoemde jurisprudentie en de literatuur meebrengen dat tevens bevoegd is de rechtbank binnen wiens arrondissement de gevraagde onmiddellijke voorziening ten uitvoer moet worden gelegd. In het belang van de rechtszekerheid dient deze uitzondering echter beperkt te blijven tot zaken van beslag en executie, en daarnaast wellicht tot zeer uitzonderlijke zaken, zoals zaken met een internationaal karakter.
Waar het hier gaat om de veel voorkomende procedure strekkende tot het opleggen van een dwangsom teneinde de tenuitvoerlegging van een in rechte vastgestelde omgangsregeling te bewerkstelligen is het van groot belang dat vaststaat welke rechtbank bevoegd is. De voorzieningenrechter ziet geen grond om de rechter van de plaats waar de omgangsregeling ten uitvoer moet worden gelegd tevens bevoegd te achten. Onduidelijkheid doet afbreuk aan de spoedeisendheid van de procedure.
Daarom wordt als volgt beslist:
3. De beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1. Verklaart zich onbevoegd om van deze zaak kennis te nemen.
3.2. Verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Quik-Schuijt, voorzieningenrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 2 september 2004.
w.g. griffier w.g. rechter