Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ9890

Datum uitspraak2004-09-03
Datum gepubliceerd2004-09-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers243650
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Arbeidsrecht. Na ontslag op staande voet wordt de gevorderde loondoorbetaling geweigerd aan schoonmaker die blijkens verklaringen meerdere malen ongewenst gedrag vertoont naar vrouwelijke medewerkers van inlener.


Uitspraak

Rechtbank Haarlem sector kanton, locatie Haarlem zaak/rolnummer: 243650/VV EXPL 04-192 datum uitspraak: 3 september 2004 VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING in de zaak van [eiser] te [woonplaats] eisende partij hierna te noemen [eiser] gemachtigde mr. S. Wehl --tegen-- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SUCCES SCHOONMAAK BV te Volendam gedaagde partij hierna te noemen Succes gemachtigde mr. R. Hulkenberg De procedure [eiser] heeft Succes op 2 augustus 2004 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2004, waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities. Succes heeft nog stukken in het geding gebracht. De feiten a. [eiser] is op 1 oktober 1999 in dienst getreden bij Succes als schoonmaker tegen een salaris van laatstelijk € 1.724,61 bruto per 4 weken exclusief 8 % vakantietoeslag. Succes heeft [eiser] te werk gesteld bij NedTrain B.V. voor het schoonmaken van treinstellen. Op 12 mei 2004 heeft Succes [eiser] op staande voet ontslagen. b. In de ontslagbrief staat onder meer: “Zoals (…)is aangekondigd hebben wij een klacht van onze opdrachtgever NedTrain ontvangen, alsmede drie verklaringen van medewerkers van NedTrain (…) Uit die verklaringen blijkt dat u meerdere malen ongewenst gedrag in de vorm van (sexuele) intimidatie heeft vertoond naar een aantal vrouwelijke medewerkers van NedTrain, tijdens de uitoefening van uw werkzaamheden. Uw gedragingen leveren in ieder geval in onderlinge samenhang bezien een dringende reden voor ontslag op staande voet op. (…) De door de medewerkers van NedTrain aan u verweten gedragingen zijn absoluut niet te tolereren en uw ontkenningen achten wij absoluut ongeloofwaardig. (…) Bij onze besluitvorming hebben wij (…) ook in aanmerking genomen dat u al meerdere malen werd berispt en ook al eerder geschorst voor onaanvaardbaar (agressief) gedrag (…).” c. In één van de in de ontslagbrief genoemde verklaringen staat onder meer: “Een paar weken terug echter hoorde ik ineens gemor van diverse vrouwelijke collega’s dat een schoonmaker vervelend werd. Vrijwel direct daarop werd ik er zelf ook weer mee geconfronteerd. Op 16 april j.l. ging ik samen met iemand anders een dagje naar Den Bosch en we hadden afgesproken op spoor 8 om 9.30 u. voor de trein van 9.41 u. We stapten in om een plek te zoeken en liepen via de 1e klasse naar de 2e klasse. Bij de deur stuiten we op deze man, die blijkbaar net klaar was met zijn werk. Aan zijn kant was ruimte zat om opzij te stappen, terwijl wij in een smal gangetje naast coupé’s stonden. Hij liep echter heel dwingend door, ons daarmee dwingend afzonderlijke coupé’s in te schieten om hem door te laten. Vervolgens probeerde hij mij op te sluiten en de zonnebril van mijn hoofd te trekken, waarop ik behoorlijk geïrriteerd reageerde. Dit was blijkbaar geen reden om onmiddellijk op te houden, want deze “worsteling” heeft toch een poosje geduurd (waarschijnlijk niet meer dan een paar seconden, maar voor mijn gevoel was het vrij lang)”. d. [eiser] heeft de nietigheid van dit ontslag ingeroepen. Succes heeft [eiser] ondanks aanmaning daartoe geen salaris betaald vanaf 12 mei 2004. e. Bij beschikking van 5 augustus 2004 heeft de kantonrechter te Haarlem de arbeidsovereen-komst tussen partijen ontbonden per 6 augustus 2004, voor het geval dat deze nog bestond. De vordering [eiser] vordert bij wijze van voorlopige voor-zie-ning (samenge-vat en na vermindering van eis) veroor-de-ling van Succes tot betaling van loon vanaf 12 mei 2004 tot 6 augustus 2004, de wettelijke verhoging en rente daarover en vergoeding van de buitengerechtelijke kosten ad € 545,--. [eiser] stelt daartoe onder meer het volgende. Hij heeft Succes geen dringende redenen voor ontslag op staande voet gegeven. De in het geding gebrachte verklaringen zijn te weinig concreet om de conclusie te rechtvaardigen dat [eiser] zich heeft misdragen. De verklaring over het zonnebril-incident is wel concreet, maar [eiser] stelt daarover dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan het daarin genoemde gedrag. Overigens is dat incident ook onvoldoende ernstig om het ontslag op staande voet te dragen. [eiser] is ook niet eerder berispt met betrekking tot de bejegening van vrouwelijke collega’s. De berispingen die wel zijn gegeven betreffen geheel andere kwesties, zoals namelijk het niet op het werk verschijnen, zodat die berispingen niet mochten meewegen bij het ontslag op staande voet. Bij gebreke van een dringende reden is het ontslag nietig en is de arbeidsover-eenkomst nog blijven bestaan tot de ontbinding door de kantonrechter. Succes dient hem nog het loon te betalen tot 6 augustus 2004. Het verweer Succes betwist de vordering en voert daartoe onder meer het volgende aan. Bij de beslissing om [eiser] op staande voet te ontslaan heeft Succes de berispingen en een schorsing alsook de persoonlijke omstandigheden van [eiser] meegewogen, maar de dringende reden voor het ontslag op staande voet was gelegen in het ongewenste gedrag van [eiser] zoals naar voren is gekomen in de overgelegde verklaringen van de medewerksters van NedTrain, die daarin ook aangaven [eiser] al eerder te hebben gecorrigeerd, zonder dat [eiser] zijn intimiderend gedrag aanpaste. Die verklaringen zijn voldoende duidelijk en in een bodemprocedure zal Succes diverse getuigen voorbrengen. [eiser] is gehoord over deze incidenten, maar hij gaf telkens andere, onbevredigende reacties. Zo kwam hij met blote ontkenningen danwel met een verhaal dat hij op de betreffende dag niet werkte, hetgeen aantoonbaar onjuist bleek, of dat hij op dat tijdstip naar het ziekenhuis was, hetgeen hij tevoren aan zijn chef had moeten melden wat hij aantoonbaar niet heeft gedaan. De incidenten op zich, maar zeker bezien in onderlinge samenhang en gelet op de negatieve voorgeschiedenis van [eiser], leveren naar de mening van Succes voldoende dringende reden op voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet. De beoordeling van het geschil 1. De kernvraag van deze procedure is of aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat de rechter, in een aan te spannen bodem-procedure, tot de slotsom zal komen dat het [eiser] op 12 mei 2004 gegeven ontslag op staande voet nietig is. De kantonrechter is van oordeel dat die vraag ontkennend moet worden beantwoord op grond van de volgende vaststellingen en overwegingen. 2. Succes mocht bij haar beslissing het negatieve arbeidsverleden van [eiser] bij haar mee laten wegen zoals zij blijkens de ontslagbrief ook heeft gedaan. De door Succes opgevoerde incidenten, en met name het zonnebril-incident, zijn – indien die zich daadwerkelijk zo voorgedaan hebben – echter zodanig ernstig dat die op zichzelf een dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren. 3. In dat verband is van belang dat [eiser] in deze procedure tegenover de door Succes overgelegde verklaringen van meerdere personen, onder meer omtrent dat zonnebril-incident, te weinig heeft gesteld om die verklaringen onderuit te halen of in een ander licht te stellen. Hij heeft onbetwist gelaten dat hij tegenover Succes afwijkende, aantoonbaar onjuiste verklaringen had gegeven over die door Succes genoemde incidenten. [eiser] kan, gelet op de verklaringen van de vrouwelijke medewerksters van NedTrain en die van hemzelf afgelegd tegenover Succes, nu niet volstaan met blote ontkenningen, zoals hij heeft gedaan. Hij zal in een bodemprocedure met meer moeten komen. 4. Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter het niet aannemelijk dat in een bodemprocedure vast zal komen te staan dat het ontslag vanwege het ontbreken van een dringende reden nietig zal worden verklaard, zodat daar nu niet op vooruit kan worden gelopen. De gevorderde voorziening wordt daarom geweigerd. 5. De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat deze in het ongelijk is gesteld. Beslissing De kantonrechter: - weigert de gevorderde voorlopige voorziening; - veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Succes tot en met vandaag worden begroot op € 180,-- aan salaris gemachtigde. Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.