Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ9645

Datum uitspraak2004-09-02
Datum gepubliceerd2004-09-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers142101 /CV EXPL 04-180
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Arbeidsrecht: beeindiging arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Werknemer komt hier nadien op terug. Werkgever in staat gesteld te bewijzen dat werknemer initiatief tot ontslag heeft genomen. Gelet op omstandigheden van het geval geen onderzoeksplicht voor de werkgever.


Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden Sector Kanton Locatie Heerenveen Uitspraak: 2 september 2004 Zaak-/rolnummer: 142101/CV EXPL 04 - 180 VONNIS in de zaak van [y], wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde: mr. J.H.W. Jannink, tegen De besloten vennootschap SCHOONMAAKBEDRIJF DE HAAN B.V., gevestigd te Heerenveen, gedaagde, gemachtigde: mr. A.C. Zillinger Molenaar. 1. Procesverloop Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft eisende partij, hierna te noemen [y], gevorderd 1. voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op en na 5 september 2003 is blijven bestaan tot 11 januari 2004 en om gedaagde partij, hierna te noemen De Haan, te veroordelen tot betaling van 2. een bedrag van € 5.297,30 ter zake van loon/ziekengeld c.a. over de periode van 5 september 2003 tot 11 januari 2004 3. een bedrag van € 1.500,- ter zake van wettelijke verhoging 4. een bedrag van € 662,51 ter zake van buitengerechtelijke kosten 5. te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van De Haan in de kosten van deze procedure. De Haan heeft bij antwoord de vordering, onder overlegging van producties, betwist. Bij tussenvonnis van 11 maart 2004 is een comparitie van partijen bepaald, welke op 7 april 2004 in het bijzijn van partijen en hun gemachtigden heeft plaatsgevonden. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is toegezonden. Na repliek (met producties) en dupliek is vonnis bepaald op de stukken. 2. De vaststaande feiten 2.1. Op grond van de stukken en de mededelingen van partijen ter zitting kan als niet betwist, althans niet of onvoldoende weersproken, het navolgende als vaststaand worden aangenomen: 2.2. [y], thans 22 jaar, is op 11 april 2003 voor een periode van drie maanden als schoonmaker bij De Haan in dienst getreden tegen een salaris van bruto € 1.180,81 per maand exclusief 8% vakantietoeslag. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het Schoonmaakbedrijf van toepassing. Per 11 juli 2003 werd de arbeidsovereenkomst voor een periode van zes maanden verlengd tot 11 januari 2004. 2.3. Op 3 juni 2003 heeft [y] ontslag genomen, hetgeen door De Haan werd geaccepteerd. Enige tijd later heeft [y] zich echter weer tot De Haan gewend en is hij op eigen verzoek weer in dienst genomen. 2.4. [y] had plannen om voor zichzelf te beginnen en heeft daarover op zijn werk, zowel met de directeur van De Haan als met anderen, gesproken. Op 4 september 2003 heeft [y] jegens de directeur zijn plannen wederom ter sprake gebracht. Diezelfde dag heeft De Haan aan [y] een beëindigingsovereenkomst voorgelegd, die [y] heeft ondertekend. Daags erna heeft [y] de bedrijfsauto ingeleverd. 2.5. In verband met een neusoperatie is [y] van 9 september tot 14 oktober 2003 arbeidsongeschikt geweest. Na zijn hersteldverklaring heeft hij zijn bedrijfskleding bij De Haan ingeleverd en toen een bezoekje aan de kantine gebracht. Bij die gelegenheid heeft [y] geen bezwaren geuit tegen zijn ontslag. 2.6. Naar eigen zeggen had [y] geen problemen met en op zijn werk, behalve dat hij sommige dingen niet leuk vond om te doen. Hij stelt pas tegen het ontslag van 4 september 2003 te zijn gaan protesteren toen hem eind oktober/begin november 2003 bleek dat hij geen WW-uitkering zou krijgen. Na zijn herstel medio oktober 2003 is [y] ander werk gaan zoeken. Sedert 9 februari 2004 werkt hij elders. [y] wenst nog steeds een eigen bedrijf te beginnen. 3. De standpunten van partijen 3.1. [y] baseert zijn vorderingen op de stelling dat de arbeidsovereenkomst op 4 september 2003 niet rechtsgeldig is geëindigd. Ondanks de ondertekening door [y] van de ontslagbevestiging zou van een beëindiging op zijn verzoek of met wederzijds goedvinden geen sprake zijn geweest. De Haan zou hem hebben overrompeld en in het geheel niet hebben onderzocht of de wilsuiting van [y] wel overeenkwam met zijn bedoelingen en of hij de gevolgen daarvan wel overzag of kon overzien. 3.2. De Haan heeft de vorderingen uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist. Zij wijst erop dat [y] -ondanks door zijn voorman [z] op de nadelige gevolgen daarvan te zijn gewezen- in juni zelf ontslag had genomen en dus zeer goed wist wat de consequenties van een zelf genomen ontslag waren. Voorts stelt De Haan dat [y] op 4 september 2003 aan haar directeur heeft meegedeeld ontslag te willen nemen omdat hij voor zichzelf wilde beginnen. De opzegtermijn wilde hij laten afhangen van de wensen van De Haan. Toen harerzijds werd aangegeven dat de beëindiging wel per onmiddellijk kon plaatsvinden werd afgesproken dat een en ander op papier zou worden gezet. [y] is daarop aan het werk gegaan en aan het eind van de werkdag heeft hij de ontslagbevestiging weloverwogen ondertekend. [y] wist wat hij deed en was bekend met de gevolgen van zijn handelwijze, althans had dat moeten en kunnen zijn. Subsidiair betwist De Haan de arbeidsongeschiktheid van [y] op en na 5 september 2003. 4. De beoordeling van het geschil 4.1. Vooropgesteld wordt dat de lezingen omtrent de gang van zaken op 4 september 2003 uiteenlopen: - [y] stelt dat hij zijn wens om “ooit” voor zichzelf te beginnen tegenover de directeur van De Haan ventileerde, waarop deze hem binnen een uur met een bevestiging van een zelf genomen ontslag confronteerde. - De Haan stelt dat [y] zich op 4 september 2003 ’s morgens bij hem vervoegde met de mededeling dat hij ontslag nam omdat hij voor zichzelf wilde beginnen. Op de duur van de opzegtermijn kon De Haan nog invloed uitoefenen, maar toen deze instemde met een ontslagname per direct was [y] daarmee accoord gegaan. 4.2. Deze kwestie zal eerst moeten komen vast te staan alvorens definitief over het geschil kan worden geoordeeld. Met name is van belang of -zoals De Haan stelt- het initiatief tot de opzegging van het dienstverband op 4 september 2003 geheel van [y] is uitgegaan, aangezien hij voor zichzelf wilde beginnen. Het bewijs ten deze ligt bij De Haan, die conform haar aanbod daartoe in de gelegenheid zal worden gesteld. 4.3. Reeds nu wordt opgemerkt dat -als De Haan in haar bewijs slaagt en de opzegging dus geacht kan worden in eerste instantie een initiatief van [y] te zijn geweest- dit tot afwijzing van [y]’s vordering zal leiden en derhalve geen nader onderzoek meer zal worden ingesteld naar de vraag of [y] wist wat hij deed, de gevolgen van zijn handelwijze wel heeft kunnen overzien etc. 4.4. Voor deze conclusie acht de kantonrechter het navolgende van belang: - [y] had eerder zelf ontslag genomen en was na enige tijd (al of niet met hangende pootjes) bij De Haan teruggekomen. Hij moet derhalve geacht worden bekend te zijn geweest met de gevolgen die een eigen ontslagname heeft of kan hebben. - Reeds geruime tijd liep [y] met het plan rond om voor zichzelf te beginnen, hetgeen binnen het bedrijf bekend was. - Uit de eigen verklaring van [y] ter comparitie blijkt dat hij het op zich met de beëindiging van het dienstverband op 4 september 2003 eens was, althans daartegen geen overwegende bezwaren had -hij ging medio oktober 2003 immers ook solliciteren-, maar er pas problemen mee kreeg toen hij geen WW-uitkering ontving. 4.5. In deze situatie is de in de jurisprudentie omschreven bescherming van de werknemer niet geschreven. Het is derhalve niet zo dat in alle gevallen waarin de werkgeefster stelt dat de werknemer zelf ontslag heeft genomen de volle onderzoeksplicht op de werkgeefster rust. Het is afhankelijk van de omstandig-heden van het geval hoe ver die verplichting gaat. Onder deze omstandigheden is het niet reëel en ook niet redelijk om De Haan als werkgeefster dezelfde strenge eisen van onderzoek op te leggen als bijvoorbeeld in de gevallen waarin een werknemer met de ontslagwens van de werkgeefster wordt geconfronteerd en daardoor overrompeld met het ontslag instemt. 4.6. De gemachtigde van [y] heeft voorts kritiek geuit omtrent de bij De Haan heersende werkomstandigheden. Geconstateerd wordt dat de juistheid daarvan allerminst is komen vast te staan. In ieder geval is ten deze een zekere relativering op zijn plaats, nu [y] ter comparitie heeft aangegeven het werk bij De Haan leuk te hebben gevonden op een paar minder leuke dingen na. Een reactie die uit de mond van iedere, redelijk over zijn werk tevreden, werknemer kan worden opgetekend. DE VOORLOPIGE BESLISSING De kantonrechter: laat De Haan toe door alle middelen rechtens te bewijzen, dat: [y] zich op 4 september 2003 ’s morgens eigener beweging bij haar directeur vervoegde met de mededeling dat hij ontslag nam omdat hij voor zichzelf wilde beginnen en ermee instemde toen De Haan beëindiging per direct voorstelde bepaalt, indien De Haan dit bewijs wenst te leveren door middel van het doen horen van getuigen, dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden in het Gerechtsgebouw te Heerenveen aan de Thorbeckestraat 1 voor mr G.H. Varekamp-Vos, kantonrechter; verwijst de zaak naar de rol van 7 oktober 2004 voor uitlating aan de zijde van De Haan: a. of zij van de gelegenheid tot bewijslevering door getuigen gebruik zal maken; b. zo ja, hoeveel getuigen zij zal voorbrengen, en aan de zijde van beide partijen: c. welke verhinderdata beide partijen in dat geval hebben voor de periode van 6 weken na genoemde roldatum, waarna een dag voor het getuigenverhoor zal worden bepaald, dan wel zal worden voortgeprocedeerd; houdt iedere verdere beslissing aan. Aldus gewezen door mr G.H. Varekamp-Vos, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2004 in tegenwoordigheid van de griffier. c.128