Jurisprudentie
AQ9162
Datum uitspraak2004-06-01
Datum gepubliceerd2004-09-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/400129-04
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-09-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/400129-04
Statusgepubliceerd
Indicatie
huiselijk geweld, aangifte aangeefster betrouwbaar geacht.
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Meervoudige strafkamer
Parketnummer:
Uitspraak: 1 juni 2004
S T R A F V O N N I S
in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte],
wonende te [woonplaats verdachte],
thans in voorarrest verblijvende in de P.I. [detentieplaats verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2004. De verdachte is
verschenen, bijgestaan door mr. C.F. Roza, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. G.T. Brouwer, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling
van verdachte terzake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot 30 maanden gevangenisstraf
met aftrek van het voorarrest.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging).
BEWIJS
Blijkens het proces verbaal van de politie regio IJsselland, opgemaakt door [naam
politieambtenaar], inspecteur, (dossierpagina 3, blz. 1) ontving de politie op zondag 15
februari 2004 te 07.56 uur een melding van een buurtbewoonster dat in een woning (deel
uitmakend van een flat) boven haar een vrouw vreselijk gilt en dat er iets ergs gebeurd zou
kunnen zijn.
Ter plekke gekomen bleek er een echtelijke twist gaande te zijn geweest in de woning van
verdachte, wonende aan de [adres verdachte].
De vrouw des huizes, aangeefster, bleek enkele bloedvlekken op haar nachtjapon te hebben
en in de woonkamer trof men sporen van kennelijk geweld aan.
Geweld (feiten 1 en 2)
Nog diezelfde dag is door aangeefster, mevrouw [naam aangeefster], aangifte gedaan van
geweld en bedreiging daarmee, hetgeen zou zijn begonnen niet lang na de komst van
verdachte naar Nederland, in oktober 2003. (dossierpagina 1.2 omvattende 4 bladzijden)
In haar aangifte verklaart mevrouw [naam verdachte] dat het in de nacht van zondag 15
februari 2004 compleet uit de hand liep na de viering van een huwelijksfeest in Almelo.
Zo zou zij op de slaapkamer door verdachte zijn geschopt en geslagen en zou haar de mond
zijn gesnoerd toen verdachte een hand op haar mond legde waardoor zij moeilijk kon
ademhalen.
Daarbij zou zij tevens zijn bedreigd met ondermeer de woorden: “Ik maak je dood”.
Vervolgens zou mevrouw [naam aangeefster] door verdachte gedurende enkele seconden
de keel zijn dicht geknepen waardoor zij in het geheel geen adem meer kon krijgen. Ook zou
haar gedurende zeker een minuut een kussen op het gezicht zijn gedrukt, waardoor zij
moeilijk adem kon halen.
Uiteindelijk zou verdachte een mes uit de keuken hebben gehaald en daarmee in de richting
van mevrouw [naam aangeefster] zijn gelopen daarbij roepende: “Ik ga je vermoorden”.
In haar verklaring van maandag 16 februari 2004 (dossierpagina 1.3) verklaart mevrouw
[naam aangeefster] dat verdachte daarbij ook stekende bewegingen heeft gemaakt.
Juist voordat de politie ter plekke kwam zou verdachte de balkondeur hebben geopend en
daarbij tegen mevrouw [naam aangeefster] hebben gezegd dat hij “haar zou gooien”.
(dossierpagina 1.2)
De rechtbank acht de verklaringen van [naam aangeefster] betrouwbaar mede omdat deze
worden ondersteund door verklaringen van buurtbewoners. Zo verklaart mevrouw [naam
buurvrouw] (dossierpagina 1.8) dat zij omstreeks 05.30 uur in die nacht wakker werd van
geschreeuw van een vrouw. Dit geschreeuw ging over in angstaanjagend gegil. Om 07.30
uur werd zij wederom wakker van gegil. Dit gegil werd, aldus getuige, ondraaglijk, waarna zij
uit bed is gesprongen en haar moeder heeft geroepen, die de politie vervolgens heeft
gebeld.
Voorts zijn er buurtbewoners (dossierpagina’s 1.5 en 1.7) die al geruime tijd geschreeuw en
gegil van de buurvrouw vanuit de bewuste woning zouden hebben gehoord.
Dit, mede bezien in het licht van:
a. de ontkenning van verdachte dat er in de afgelopen tijd meerdere ruzies tussen hem en
mevrouw [naam aangeefster] in de woning zijn geweest (verklaring ter terechtzitting);
b. alsmede de verklaring van de dochter van aangeefster [naam dochter aangeefster] met
betrekking tot gepleegd huiselijk geweld door verdachte (dossierpagina 2.4) (hetgeen
eveneens categorisch wordt ontkend door verdachte; dossierpagina 2.5) en
c. de medische verklaring met betrekking tot het geconstateerde letsel bij mevrouw [naam
aangeefster] (dossierpagina 1.2. een na de laatste pagina),
brengt de rechtbank (op basis van voornoemde wettige bewijsmiddelen) tot de overtuiging
dat verdachte hetgeen hem onder 1 en 2 ten laste is gelegd heeft begaan.
Zedendelict (feit 3)
Uiteindelijk heeft aangeefster op 17 februari 2004 bij de politie aangifte gedaan van
verkrachting door verdachte, (dossierpagina 2.2. omvattende drie pagina’s).
Zij verklaart daarin vanaf begin november 2003 een paar keer (vaginale) gemeenschap te
hebben gehad met verdachte, terwijl zij te kennen had gegeven dat niet te willen. Tijdens
perioden waarin zij ongesteld was zou verdachte diverse malen (ongeveer twaalf maal)
anale sex hebben afgedwongen bij aangeefster. Als gevolg van de anale verkrachtingen had
zij zo’n last van haar anus dat zij haar huisarts, dr. [naam huisarts], heeft bezocht. Daar heeft
zij gezegd dat het waarschijnlijk een aambei betrof, omdat zij niet durfde te zeggen wat de
oorzaak was. Pagina 2.3 van het dossier bevat een medische verklaring dan dr. [naam
huisarts] die deze consultatie bevestigt.
Verdachte zou daarbij geweld hebben gebruikt door haar (ondermeer) vast te houden en
haar benen uit elkaar te duwen.
Verdachte ontkent deze strafbare feiten categorisch en stelt dat het juist aangeefster is
geweest die het initiatief nam tot anale sex. (verklaring verdachte ter terechtzitting)
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van aangeefster als betrouwbaar is aan te
merken en ziet geen enkele aanleiding daaraan te twijfelen.
Verwezen wordt daartoe naar hetgeen hiervoor met betrekking tot de feiten 1 en 2 al is
overwogen. Zij komt op basis van de aangifte van mevrouw en de medische verklaring tot
het wettig bewijs en de daaruit verkregen overtuiging dat verdachte hetgeen hem onder 3 ten
laste is gelegd heeft begaan.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2
en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 februari 2004 te gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam aangeefster], telkens opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam aangeefster] met kracht
tegen het hoofd en lichaam heeft geslagen en gestompt en geschopt en die [naam
aangeefster] met beide handen bij de keel heeft vastgepakt en vastgepakt gehouden en
vervolgens de keel voor enige tijd heeft dichtgedrukt en dichtgedrukt gehouden en een
kussen voor enige tijd in het gezicht van die [naam aangeefster] heeft gedrukt en gedrukt
gehouden, en met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het
lichaam van die [naam aangeefster], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
2.
hij op 15 februari 2004 te gemeente Zwolle [naam aangeefster] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [naam
aangeefster] met beide handen bij de keel vastgepakt en vastgepakt gehouden en de keel
dichtgedrukt en dichtgedrukt gehouden en een kussen in het gezicht van die [naam
aangeefster] gedrukt en gedrukt gehouden en een mes ter hand genomen en vervolgens
met dat mes in de handen op die [naam aangeefster] toe- en/of afgelopen en stekende
bewegingen gemaakt in de richting van het lichaam van die [naam aangeefster] en daarbij
die [naam aangeefster] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je dood" en/of "Ik ga je
vermoorden”, en de deur naar het balkon geopend en daarbij die [naam aangeefster]
dreigend de woorden toegevoegd: "Nu ga ik je gooien", en die [naam aangeefster] dreigend
de woorden toegevoegd dat als zij, aangeefster, de politie zou bellen en hij, verdachte, naar
de gevangenis zou moeten en hij, verdachte, daar ooit uit zou komen, zij, aangeefster dood
zou gaan en niet alleen zij, aangeefster, maar ook de kinderen en de rest van haar,
aangeefsters, familie zouden doodgaan;
3.
hij in de periode van 01 november 2003 tot 16 februari 2004 te gemeente Zwolle telkens
door geweld [naam aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam aangeefster],
hebbende verdachte telkens zijn, verdachtes, (stijve) penis in de vagina en/of anus van die
[naam aangeefster] geduwd en bestaande dat geweld hierin dat verdachte
[naam aangeefster] met kracht op bed op haar rug heeft gekeerd en/of
[naam aangeefster] bij beide handen en/of polsen en/of armen heeft vastgepakt en/of
vastgepakt gehouden en/of
[naam aangeefster] haar benen uiteen heeft geduwd en/of getrokken en
gebruik heeft gemaakt van diens fysiek overwicht.
Van het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden
vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het onder 1 bewezene levert op:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 bewezene levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 3 bewezene levert op:
verkrachting, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die
strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de
omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de
persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is
gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank vindt in dit geval een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk omdat aard
en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke
afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de
rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 17 februari 2004 uit het algemeen
documentatieregister van de justitiële documentatiedienst;
een vroeghulprapport d.d. 24 februari 2004 uitgebracht door M.A. Rebel, Reclassering
Leger des Heils, Unit Zwolle;
een voorlichtingsrapport d.d. 3 mei 2004 uitgebracht door H.C. van Splunter,
Reclassering Nederland, Unit Deventer.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke
voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de
strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt
daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en
voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mrs. H.F.J.M. Schröder en F. Spiering – van
der Maden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter
openbare terechtzitting van 1 juni 2004.
Mr. Meijer voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.