Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ8744

Datum uitspraak2004-09-01
Datum gepubliceerd2004-09-01
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200401573/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 29 juli 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dongen (hierna: het college) geweigerd aan appellant een bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een integraal aangepaste woning op het perceel kadastraal bekend gemeente Dongen, sectie […], nummers […], plaatselijk bekend [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200401573/1. Datum uitspraak: 1 september 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 16 januari 2004 in het geding tussen: appellant en het college van burgemeester en wethouders van Dongen. 1.    Procesverloop Bij besluit van 29 juli 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dongen (hierna: het college) geweigerd aan appellant een bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een integraal aangepaste woning op het perceel kadastraal bekend gemeente Dongen, sectie […], nummers […], plaatselijk bekend [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 25 november 2003, verzonden op 1 december 2003 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 16 januari 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda (hierna: de voorzieningenrechter) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 20 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 februari 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brieven van 29 maart 2004 en 6 april 2004 heeft het college van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 augustus 2004, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. M.E.F. Haven, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door B.W. Lambooij, mr. M.P.T. Verbrugge en P.K. Crielaard, allen ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwplan in strijd is met het ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar geldende bestemmingsplan. 2.2.    Appellant betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college de weigering om vrijstelling als bedoeld in artikel 19, van de WRO, te verlenen van het bestemmingsplan, onvoldoende heeft gemotiveerd.    Dit betoog faalt. Vast staat dat het ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar reeds door de gemeenteraad vastgestelde – en inmiddels in werking getreden – bestemmingsplan "'s-Gravenmoer Dorp" de bouw van een woning op het perceel niet toelaat op grond van door het gemeentebestuur gemaakte planologische keuzes. Er waren op dat moment voor het college geen aanknopingspunten voor de verwachting dat dit bestemmingsplan niet onherroepelijk zou worden. 2.3.    Het betoog van appellant dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college, gelet op de door appellant aangevoerde bijzondere omstandigheden, niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren vrijstelling te verlenen, faalt evenzeer. Het college heeft aangegeven dat de voorkeur uitgaat naar het geschikt maken van de bestaande woning van appellant voor rolstoelgebruikers, boven de bouw van een nieuwe integraal aangepaste woning. Nu niet is gebleken dat aanpassing van de bestaande woning niet mogelijk is, kan niet worden staande gehouden dat het college bij de beslissing op bezwaar niet in redelijkheid de weigering om vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan, in stand heeft kunnen laten. 2.4.    Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de voorzieningenrechter met juistheid heeft geoordeeld dat het college op grond van het bepaalde in artikel 44, eerste lid, onder c, van de Woningwet, de bouwvergunning terecht heeft geweigerd. 2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. 2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat. w.g. Slump    w.g. Schortinghuis Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2004 68-422.