Jurisprudentie
AQ8696
Datum uitspraak2004-08-31
Datum gepubliceerd2004-12-13
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers04 / 40 NABW AG1 A
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-12-13
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers04 / 40 NABW AG1 A
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van verweerder is afgewezen eisers verzoek om bijzondere bijstand voor de kosten van een belastingaanslag over de jaren 2002 en 2003. Dit om reden dat geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor ten onrechte ontvangen algemene heffingskorting (AHK) en er geen omstandigheden zijn gebleken om af te wijken van deze regel.
Uitspraak in hoger beroep bevestigd; LJN AU9226
Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: 04 / 40 NABW AG1 A
UITSPRAAK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8:66 AWB
in het geschil tussen:
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr A.L.Ruiter (Bureau Rechtshulp Almelo)
en
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Enschede, verweerder.
1. Besluit waarop het verzoek betrekking heeft
Besluit van verweerder van 18 november 2003.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Bij besluit van verweerder van 16 juli 2003 is afgewezen eisers verzoek om bijzondere bijstand voor de kosten van een belastingaanslag over de jaren 2002 en 2003. Dit om reden dat geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor ten onrechte ontvangen algemene heffingskorting (AHK) en er geen omstandigheden zijn gebleken om af te wijken van deze regel.
Eiser heeft daartegen op 30 juli 2003 bezwaar aangetekend. Bij beslissing op bezwaar van 18 november 2003 (verzonden 4 december 2003) heeft verweerder alsnog besloten om de gevraagde bijzondere bijstand voor de kosten van een belastingaanslag te verstrekken, maar in de vorm van leenbijstand op grond van artikel 15, tweede lid onder b en artikel 24 onder d van de Algemene bijstandswet (Abw). Aldus is eisers bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard.
Eiser is bij op 15 januari 2004 ontvangen brief van de bestreden beslissing op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 24 augustus 2004, waar eiser in persoon is verschenen, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door de heer B.J. Eising, ambtenaar in dienst van verweerders gemeente.
3. Overwegingen
Door eiser is aangevoerd dat bijstand is verzocht om een vordering van de belastingdienst op eiser te kunnen voldoen. Het gaat dan om de terugvordering door de fiscus van aan de echtgenote van eiser in 2002 en gedeeltelijk in 2003 door de belastingdienst ten onrechte betaalde heffingskorting. Ten onrechte omdat naar zeggen van eiser deze korting ook al aan eiser en zijn echtgenote werd verstrekt in het kader van de IOAW-uitkering, die eiser van verweerder ontvangt. Dat naast die uitkering ook door de belastingdienst de heffingskorting apart en rechtstreeks werd uitbetaald was een omstandigheid waarover naar zeggen van eiser tijdig door hem vragen zijn gesteld aan verweerder. Eiser werd door verweerder verzekerd dat deze gang van zaken rechtens juist zou zijn. Het aldus - naar later bleek: op onjuiste adviezen gebaseerde - opgewekte vertrouwen, maakt volgens eiser dat verweerder gehouden is om bijzondere bijstand om niet te verstrekken in plaats van de gekozen vorm van een lening. Het beroep moet om deze reden gegrond worden verklaard met vernietiging van de bestreden beslissing op bezwaar.
Verweerder handhaaft de in het bestreden besluit verwoorde redenering dat zij in de voorliggende situatie niet gehouden is om bijstand om niet aan eiser te verstrekken. Het beroep moet naar zeggen van verweerder dan ook ongegrond worden verklaard.
Overwegingen van de rechtbank
Uit artikel 21 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand (Wwb) volgt dat als een beroepschrift na de peildatum (31 december 2003) is ingediend en gericht is tegen een besluit dat voor die peildatum is genomen op grond van de Abw, de nieuwe bepalingen van de Wwb van toepassing
zijn.
Zowel eiser als diens partner hadden recht op de AHK. Deze werd voor hen beiden “verloond” met de aan eiser toegekende IOAW uitkering, die eiser van verweerder ontvangt. Dit betekent dat de partner van eiser ten onrechte de AHK rechtstreeks – en dus dubbel - van de belastingdienst heeft ontvangen. Reden voor de belastingdienst om hetgeen aldus in 2002 en 2003 onverschuldigd is uitbetaald, middels een (voorlopige) aanslag terug te vorderen.
Verder blijkt uit het dossier dat eiser reeds in januari 2002 hierover aan de bel heeft getrokken bij verweerder. Eiser is toen te verstaan gegeven dat de IOAW uitkering niet gekort hoefde te worden met de AHK die eiser’s partner rechtstreeks ontving. Het ging goed zoals het ging. Vast staat ook dat dit advies onvolledig is geweest en dat eiser meteen een eind had moeten maken aan het rechtstreeks van belastingdienst ontvangen van de AHK. Een jaar later - in april 2003 – heeft eiser weer maar meer expliciet bij verweerder de vraag neergelegd of deze gang van zaken wel in orde was. Eerst toen is eiser geadviseerd om de direct ontvangen AHK stop te zetten.
Aldus is dubbel AHK ontvangen en zijn eiser en zijn partner daardoor verrijkt. Die verrijking is/wordt ongedaan gemaakt door de betaling op meergenoemde aanslag. Door toekenning van bijstand om niet zou deze op zich ongerechtvaardigde verrijking vervolgens (weer) in stand worden gelaten met als eindresultaat dat eiser dan uiteindelijk op basis van de Abw meer zou ontvangen dan hetgeen de wet toelaat.
Dat kan eiser niet van verweerder vergen, zelfs niet als voor juist zou moeten worden aangenomen dat het verweerder is geweest die eiser in januari 2002 onvolledig hierover heeft geadviseerd. Hier speelt ook mee dat eiser uit het oog verliest dat hij en/of zijn partner ondanks die onjuiste advisering zelf ook op onderzoek had moeten gaan. In het geval hij hierover met de belastingdienst (telefonisch) contact had opgenomen, was deze op zich toch eenvoudige vraag snel en onmiskenbaar beantwoord. Door dit – kennelijk – niet te doen, hebben eiser en/of zijn partner het risico van moeten terugbetalen voor lief genomen. Juist vanwege het gemak waarmee eiser zelf zijn onzekerheid op snelle wijze het hoofd had kunnen bieden, gaat het niet aan voormeld risico afgewenteld te krijgen op verweerder. Verweerder is per slot van rekening niet eisers belastingadviseur. Door in de bestreden beslissing eiser geen bijstand om niet maar “leenbijstand” te verstrekken, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet alleen correct maar ook rechtens juist jegens eiser gehandeld.
Beslist wordt als volgt.
4. Beslissing
De rechtbank Almelo:
Recht doende:
- verklaart het beroep ongegrond;
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht..
Gewezen en in het openbaar uitgesproken op
door mr. M.L.J.Koopmans in tegenwoordigheid van J. van der Wal, griffier.
Afschrift verzonden op
AW