Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ8463

Datum uitspraak2004-08-25
Datum gepubliceerd2004-08-30
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersRolnummer 0300502
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het geschil tussen partijen behelst de vraag of de overeenkomst op grond waarvan Lantek de gefactureerde werkzaamheden en leveranties heeft verricht, door Lantek met Snijtech is aangegaan, zoals Lantek stelt en Snijtech betwist.


Uitspraak

Arrest d.d. 25 augustus 2004 Rolnummer 0300502 HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van: Snijtech B.V., gevestigd te Joure, appellante, in eerste aanleg: gedaagde, hierna te noemen: Snijtech, procureur: mr H.A. de Boer, tegen Lantek Systems C.V. , gevestigd te Almere, geïntimeerde, in eerste aanleg: eiseres, hierna te noemen: Lantek, procureur: mr P.R. van den Elst. Het geding in eerste instantie In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de griffiersaantekening van de rolbeschikking van 10 april 2003 en het vonnis uitgesproken op 11 september 2003 door de rechtbank te Leeuwarden, sector kanton, locatie Heerenveen, hierna aan te duiden als de kantonrechter. Het geding in hoger beroep Bij exploot van 7 oktober 2003 is door Snijtech hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Lantek tegen de zitting van 29 oktober 2003. Het petitum van de dagvaarding in hoger beroep luidt: "1) te vernietigen het vonnis waarvan beroep. 2) Lantek Systems in haar vordering alsnog niet ontvankelijk te verklaren dan wel deze af te wijzen. 3) om Lantek Systems te veroordelen om al hetgeeen Snijtech B.V. ter uitvoering van het bestreden vonnis aan Lantek Systems heeft voldaan, aan Snijtech B.V. terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling. 4) Lantek Systems te veroordelen in de kosten van beide instanties een en ander voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad." De conclusie van de memorie van grieven luidt: "te beslissen overeenkomst de eis in de appèldagvaarding." Bij memorie van antwoord is door Lantek verweer gevoerd met als conclusie: "bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, Snijtech in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar die ook in hoger beroep te ontzeggen, en voorts om, zonodig met aanvulling of verbetering van gronden, het vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden, sector kanton, locatie Heerenveen d.d. 11 september 2003 te bekrachtigen, met veroordeling van Snijtech in de proceskosten van de onderhavige procedure in hoger beroep." Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd en heeft het hof een dag bepaald voor het wijzen van arrest. De grieven Snijtech heeft drie grieven opgeworpen. De beoordeling De vaststaande feiten: 1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in overweging 2 van genoemd vonnis van 11 september 2003 is geen grief opgeworpen, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan, welke feiten het hof, voor zover thans van belang, hierna zal herhalen met aanvulling van enige feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan. 2. Bedoelde feiten zijn: (i) Koike Europe B.V. heeft aan Snijtech software voor metaalbewerkingsmachines verkocht en geleverd. (ii) Genoemde software functioneerde niet naar tevredenheid van Snijtech. (iii) In dat verband heeft Lantek op 3 en 4 juni 2002 werkzaamheden doen verrichten ten behoeve van Snijtech, die zij op 1 juli 2002 aan Snijtech heeft gefactureerd (prod. 1 bij de inleidende dagvaarding). (iv) Een door Lantek aan Snijtech gericht e-mail bericht d.d. 31 mei 2002 (prod. 6 bij conclusie van repliek) houdt te dier zake onder meer in: 'Voor het configureren van de 6 machines mogen we van Spanje onze eigen oplossing gebruiken. "Normaal" zou een klant net zoveel postprocessors moeten hebben als het aantal machines. Gezien het grote aantal machines zou dat een kostbare zaak worden. Onze eigen oplossing werkt net zo goed maar heeft wel als gevolg dat service-packs en updates door ons gedaan moeten worden. Dit is een keer per jaar. Voor de 6 machines zou het neerkomen op 350 Euro per machine. Het installeren gebeurd op basis van nacalculatie a 65 Euro per uur en 0,5 Euro/km [naam medewerker] kan eventueel maandagmiddag langskomen om e.e.a. voor te bereiden en dan onder voorbehoud van calamiteiten, vrijdag installeren, (...). Ik bel je vanmiddag op om te horen hoe of wat.' (v) Vorenbedoelde factuur houdt onder meer in: 'Aantal Omschrijving Price/u Euro 5 Postprocessors (...) 350,00 1.750,00 6 Reisuren 3 en 4 juni 2002 65,00 390,00 12 Werkuren 3 en 4 juni 2002 65,00 780,00 1 Dagvergoeding (...) 75,00 75,00' Korte aanduiding van het geschil: 3. Het geschil tussen partijen behelst de vraag of de overeenkomst op grond waarvan Lantek de gefactureerde werkzaamheden en leveranties heeft verricht, door Lantek met Snijtech is aangegaan, zoals Lantek stelt en Snijtech betwist. Met betrekking tot grieven 1 en 2: 4. Blijkens de toelichting op deze grieven stelt Snijtech zich op het standpunt dat zij bedoelde overeenkomst niet is aangegaan met Lantek. Zij stelt dat zulks blijkt uit de bij conclusie van antwoord als productie 2 in het geding gebrachte brief van 30 december 2002. In bedoelde brief staat weliswaar dat er "destijds in overleg met de salesmanager van Koike Europe BV besloten is om uw cliënte tegen betaling rechtsreeks te helpen met technische vragen en wensen", maar daarmee is naar het oordeel van het hof bepaaldelijk niet uitgesloten dat Snijtech met die gang van zaken heeft ingestemd, terwijl daarin evenmin behoeft te worden gelezen dat Lantek de bedoelde werkzaamheden in opdracht van Koike Europe BV heeft verricht. Het hof acht bedoelde brief - anders dan grief 1 suggereert - derhalve niet van doorslaggevende betekenis. 5. Ter beantwoording van de vraag of Lantek bedoelde overeenkomst al dan niet met Snijtech is aangegaan, neemt het hof het volgende in aanmerking. Uit het e-mail bericht van 31 mei 2002 is, mede gelet op de werkzaamheden waarvoor is gefactureerd, af te leiden dat Lantek aan Snijtech de kosten die aan het uitvoeren van de werkzaamheden zouden zijn verbonden, heeft opgegeven. Niet is gesteld of gebleken dat de aangeboden werkzaamheden c.a. tegen de wil van Snijtech zijn uitgevoerd of dat zij ten aanzien de daaraan verbonden kosten enig voorbehoud heeft gemaakt. Gelet op bedoelde kostenopgave, lag het naar het oordeel van het hof op de weg van Snijtech om tijdig aan Lantek kenbaar te maken dat zij ervan uitging dat de aan de werkzaamheden verbonden kosten niet voor haar rekening, maar voor die van Koike Europe B.V. zouden komen. Niet is gesteld of gebleken dat Snijtech zulks heeft gedaan. Aangezien het aanvaarden van een aanbod ook stilzwijgend kan geschieden, is het hof van oordeel, dat het ervoor moet worden gehouden dat de werkzaamheden die Lantek heeft doen verrichten, zijn verricht krachtens een door Lantek met Snijtech aangegane overeenkomst. Het hof komt derhalve tot een bevestigende beantwoording van vorenbedoelde vraag. 6. Grieven 1 en 2 falen mitsdien. Met betrekking tot grief 3: 7. Grief 3 richt zich tegen de toewijzing van de door Lantek gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Reeds voordat de eerste sommatie d.d. 23 oktober 2002 (prod. 4 bij de inleidende dagvaarding) door de incasso-gemachtigde van Lantek is verzonden, heeft Snijtech blijkens de bij inleidende dagvaarding als productie 5 overgelegde brief d.d. 12 oktober 2002 Lantek uitdrukkelijk doen weten weten niet met de factuur akkoord te gaan. Voor toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zou naar het oordeel van het hof dan ook alleen plaats zijn, indien niettegenstaande laatstbedoelde brief er schikkingsonderhandelingen zouden hebben plaatsgevonden. Lantek heeft evenwel niet gemotiveerd gesteld dat zulks het geval is geweest, zodat het hof ervan moet uitgaan dat geen andere werkzaamheden dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak zijn verricht. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten moeten derhalve worden afgewezen. 8. Grief 3 slaagt derhalve. De slotsom 9. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd, voor zover Snijtech is veroordeeld tot betaling aan Lantek van een bedrag, groot € 4.098,66 in plaats van een bedrag, groot € 3.564,05. Het bestreden vonnis kan weliswaar voor het overige in stand blijven, maar het hof zal om redenen van proceseconomie bedoeld vonnis geheel vernietigen en opnieuw rechtdoen. Snijtech moet als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Deze kosten zullen worden berekend naar tarief I van het liquidatietarief voor de hoven (1 pt. à € 545,--). De beslissing Het gerechtshof: vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende: veroordeelt Snijtech tot betaling aan Lantek van een bedrag van € 3.564,05, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 november 2002 tot aan de dag der algehele voldoening; veroordeelt Snijtech in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Lantek: in eerste aanleg op € 230,20 aan verschotten en € 450,- aan salaris voor de procureur; in hoger beroep op € 205,-- aan verschotten en € 545,-- aan salaris voor de procureur; verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Meijeringh en Breemhaar, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 25 augustus 2004.