
Jurisprudentie
AQ8162
Datum uitspraak2004-08-06
Datum gepubliceerd2004-08-27
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/3424 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-08-27
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/3424 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Is terecht besloten dat de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene onveranderd is vastgesteld op 80 tot 100%?
Uitspraak
02/3424 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoerings-organisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Bij besluit van 11 december 2000 heeft gedaagde ongegrond verklaard het bezwaar van appellant tegen het besluit van 29 september 2000 waarbij gedaagde de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant onveranderd heeft vastgesteld op 80 tot 100%.
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft bij uitspraak van 3 juni 2002, reg.nr. AWB 01/223 WAO, het beroep tegen het besluit van 11 december 2000 ongegrond verklaard.
Tegen die uitspraak heeft mr. M.H.J. Toxopeus, advocaat te Zoetermeer, op bij beroepschrift (met bijlagen) aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld.
Gedaagde heeft een verweerschrift, gedateerd 6 september 2002, ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 25 juni 2004, waar appellant in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Toxopeus, voornoemd, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. M. de Graaff, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Voor een uitvoerige uiteenzetting van de in dit geding van belang zijnde feiten verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
In hoger beroep ligt ter beantwoording de vraag voor of bij de aangevallen uitspraak terecht is beslist tot instandlating van gedaagdes besluit van 11 december 2000.
De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend, onder overneming van de door de rechtbank in de aangevallen uitspraak gebezigde gronden. In hetgeen namens appellant in hoger beroep is aangevoerd - in essentie een herhaling van hetgeen in eerste aanleg naar voren is gebracht en door de rechtbank op goede gronden is verworpen - heeft de Raad geen aanleiding gevonden om tot een andersluidend oordeel te komen.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen.
De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. D.J. van der Vos als voorzitter en mr. G.J.H. Doornewaard en mr. A.W.M. Bijloos als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C.W. van Huussen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2004.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.C.W. van Huussen.
MH