
Jurisprudentie
AQ7903
Datum uitspraak2004-08-19
Datum gepubliceerd2004-08-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers282/2004 FV
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2004-08-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers282/2004 FV
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Gedaagden hebben beslag gelegd op de administratie en verschillende onroerende zaken van de eisers. De eisers vorderen opheffing van die beslagen. Zij stellen onder meer dat gedaagden geen eis in hoofdzaak aanhangig hebben gemaakt. Volgens eisers is een vordering tot verwijzing naar een schadestaatprocedure niet als een dergelijke eis in hoofdzaak aan te merken. De voorzieningenrechter is evenwel van oordeel dat een dergelijke schadestaatprocedure wel valt aan te merken als een eis in de hoofdzaak in het kader van het beslagrecht.
Uitspraak
DE RECHTBANK TE ALKMAAR
KG nummer: 282/2004 FV
Uitspraak: 19 augustus 2004
De voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te Julianadorp, gemeente Den Helder,
2. [Eiser 2],
wonende te Julianadorp, gemeente Den Helder,
3. de besloten vennootschap MIDBROOK FLOWERBULBS HOLLAND B.V.,
gevestigd te Julianadorp, gemeente Den Helder,
4. de vennootschap onder firma [EISER 4],
gevestigd te Julianadorp, gemeente Den Helder,
EISERS IN KORT GEDING,
procureur mr. H.B. de Regt,
tegen:
de rechtspersoon naar het recht van de staat Washington, Verenigde Staten van Amerika HOLLAND AMERICA BULB FARMS INCORPORATED,
gevestigd te Woodland, Washington, Verenigde Staten van Amerika,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
procureur mr. A. de Groot,
advocaat mr. R.J. Skala te Haren.
Eisers worden hierna tezamen aangeduid als [eiser c.s.] en ieder afzonderlijk als [eiser 1], [eiser 2], "Midbrook" en [eiser 4]. Gedaagde zal worden aangeduid als "HABF".
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 9 augustus 2004 hebben [eiser c.s.] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
HABF heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van [eiser c.s.] de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
1. De uitgangspunten
1.1. Bij inleidende dagvaarding van 17 mei 2002 en na vermeerdering van haar eis heeft Midbrook veroordeling door de rechtbank te Alkmaar van HABF gevorderd om aan haar te betalen een bedrag van USD 1.405.961,23. In reconventie heeft HABF gevorderd dat de rechtbank een onafhankelijke deskundige zal benoemen zodat haar schade bij staat kan worden opgemaakt. Verder heeft zij veroordeling van Midbrook gevorderd tot afgifte van de boekhouding over de jaren 1984 tot en met december 2000 en veroordeling van Midbrook tot betaling van de totale schade op te maken bij staat. Deze procedure heeft bij deze rechtbank het zaak- en rolnummer 61281/ HA ZA 02-695.
1.2. [Eiser 1] en [eiser 2] zijn vennoten van [eiser 4].
1.3. Bij dagvaarding van 17 januari 2003 heeft HABF onder meer [eiser 1] en [eiser 2] in rechte betrokken en gevorderd dat de rechtbank een onafhankelijke deskundige (accountant) zal benoemen zodat de totale schade van HABF nader bij staat kan worden opgemaakt. Verder heeft HABF veroordeling van [eiser 1] en [eiser 2] gevorderd tot afgifte van de totale boekhouding van de VOF over de jaren 1990-2000 en, voor zover aanwezig ook vóór die periode, aan de deskundige, waarbij HABF inzage wordt toegestaan in de over te leggen stukken. HABF heeft tevens hoofdelijke veroordeling van [eiser 1] en [eiser 2] gevraagd tot vergoeding van de door hen veroorzaakte schade, nader op te maken bij staat. Bij deze rechtbank is deze procedure bekend onder zaak- en rolnummer 64026/HA ZA 03-74.
1.4. Op 23 september 2003 heeft HABF de boekhouding over de jaren 1984 tot 2000, zowel in papieren vorm (zoals opgeborgen in ordners) als opgeslagen op computerbestanden of op computerdiskettes, dan wel op andere wijze opgeslagen middels informatiedragers, van zowel Midbrook als [eiser 4] in conservatoir beslag genomen en in gerechtelijke bewaring gegeven aan de heer J. Akse, werkzaam bij de gerechtelijke bewaarder, te weten de besloten vennootschap Boudesteijn Archiefbeheer B.V., gevestigd te Beverwijk.
1.5. Op diezelfde datum heeft HABF ten kantore van de maatschap Koopman en Co te Breezand in conservatoir beslag genomen in het archief van oude jaren met betrekking tot [eiser 4] kolommenbalansen 1984 t/m 1999, inclusief de jaarrekeningen over die jaren en aanverwante stukken (...), met betrekking tot Midbrook de kolommenbalansen vanaf 1994 tot en met 1999 inclusief de aanverwante stukken, (...) en met betrekking tot Midbrook als onderdeel van [eiser 4] kolommenbalans met jaarrekening 1993. Deze stukken zijn in gerechtelijke bewaring gegeven aan de heer R. Keur, werkzaam bij Boudesteijn Archiefbeheer te Beverwijk.
1.6. De hiervoor onder 1.1. en 1.3. genoemde procedures zijn gevoegd en op 30 juni 2004 heeft deze rechtbank een tussenvonnis gewezen in beide zaken. Uit dit vonnis is het navolgende van belang:
"I. In de zaak met zaak- en rolnummer 61281/HA ZA 02-695:
(...)
6.1 De rechtbank zal de gevorderde afgifte aan HABF van de boekhouding van Midbrook afwijzen. Geen wettelijke bepaling geeft Midbrook de verplichting haar boekhouding aan HABF over te leggen.
(...)
6.8 Zoals reeds in conventie is overwogen, is het, nu partijen zijn overeengekomen dat de facturen van Midbrook zijn gebaseerd op de werkelijk door haar gemaakte kosten, in beginsel aan Midbrook om haar facturen te specificeren en te verantwoorden. Midbrook stelt echter op 22 oktober 1999 met HABF te zijn overeengekomen dat HABF na ontvangst van een creditnota ad f 100.000,- geen rechten meer zou doen gelden op onjuiste facturering in het verleden. HABF stelt dat zij haar rechten heeft voorbehouden tot er meer duidelijkheid was over de wijze van crediteren door Midbrook. De rechtbank ziet, mede ter bepaling van het antwoord op de vraag over welke periode Midbrook haar facturen moet specificeren en onderbouwen, aanleiding thans Midbrook in de gelegenheid te stellen de door haar gestelde en gemotiveerd door HABF betwiste overeenkomst d.d.
22 oktober 1999 te bewijzen.
II In de gevoegde zaak met zaak- en rolnummer 64026/HA ZA 03/74
(...)
5.1 (...) Dat een vonnis niet tegen het vermogen van de VOF ten uitvoer zou kunnen worden gelegd omdat niet tevens de VOF is gedagvaard, is onjuist. Geen rechtsregel verzet zich er tegen dat een vonnis waarin alle vennoten van een vennootschap onder firma worden veroordeeld, ten uitvoer wordt gelegd op het vennootschapsvermogen.
5.2 (...) De rechtbank begrijpt dat HABF bedoelt dat op de facturen van Midbrook ten onrechte of hogere posten dan afgesproken aan HABF in rekening zouden zijn gebracht. De rechtbank stelt hieromtrent voorop dat het handelen van Midbrook in beginsel aan die besloten vennootschap moet worden toegerekend. Onder die omstandigheden, die niet snel mogen worden aangenomen, kunnen ook de feitelijke leidinggevenden bij die vennootschap uit onrechtmatige daad persoonlijk aansprakelijk zijn voor het handelen van de vennootschap. In een dergelijk geval, wordt, anders dan [eiser 1] en [eiser 2] stellen, de vennootschapsrechtelijke beperking in de aansprakelijkheid van bestuurders en andere feitelijk leidinggevenden doorbroken. Onbetwist is dat [eiser 1] en [eiser 2] (destijds met de thans overleden broer van [eiser 1]), al dan niet via hun persoonlijke vennootschappen en de moedermaatschappij van Midbrook, feitelijk leiding gaven en geven aan Midbrook. De vorderingen gericht tegen hen in hun hoedanigheid als feitelijk leidinggevenden bij Midbrook stuiten derhalve niet bij voorbaat af.
(...)
5.4 De rechtbank zal de gevorderde afgifte aan HABF van de boekhouding van de VOF afwijzen. Hetgeen HABF aan het gevorderde ten grondslag legt is onvoldoende om tot een dergelijke afgifte te komen.
(...)"
1.7. Op 19 juli 2004 is op verzoek van HABF ten laste van onder meer [eiser 2] in conservatoir beslag genomen:
1) één derde van de eigendom, betreffende de onroerende zaak, bestaande uit weiland, gelegen te Callantsoog bij de [adres], kadastraal bekend gemeente Callantsoog, [nummer], groot 10 hectare 45 are en 15 centiare,
2) één derde van de eigendom, betreffende onroerende zaak, bestaande uit grasland, gelegen te Callantsoog bij de [adres], kadastraal bekend gemeente Callantsoog, [nummer], groot 4 hectare 27 are,
3) één derde van de eigendom, betreffende de onroerende zaak, bestaande uit huis, schuren en bollenland, staande en gelegen te Den Helder aan de [adres], kadastraal bekend gemeente Den Helder, [nummer], groot 3 hectare, 46 are en 40 centiare,
4) één derde van de eigendom, betreffende de onroerende zaak, bestaande uit huis, schuren en bollenland, staande en gelegen te Den Helder aan de [adres], kadastraal bekend gemeente Den Helder, [nummer], groot 15 hectare.
2. De vorderingen en de standpunten van partijen
2.1. [eiser c.s.] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. de conservatoire beslagen op de administratie van Midbrook en [eiser 4] waarvan de omvang blijkt uit productie 2 en 3 en zoals gelegd op 22 september 2003, door deurwaarders Koning-Haker en Hooischuur, toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders te Alkmaar, op te heffen dan wel HABF te veroordelen om over te gaan tot opheffing van de respectieve hierboven bedoelde gelegde beslagen binnen 48 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis op verbeurte van een dwangsom van 1.000,- euro voor iedere dag dat HABF in gebreke blijft om aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
II. de conservatoire beslagen op "een derde van de eigendom" van de onroerende zaken waartoe [eiser 1] en [eiser 2] gerechtigd zijn, zoals deze beslagen blijken uit het exploot van beslaglegging van 19 juli 2004 van gerechtsdeurwaarder Philipsen op te heffen dan wel HABF te veroordelen om over te gaan tot opheffing van de respectieve hierboven bedoelde gelegde beslagen binnen 48 uur na betekening van het ten deze te wijze vonnis op verbeurte van een dwangsom van 1.000.000,- euro voor iedere dag dat HABF in gebreke blijft om aan in het in dezen te wijzen vonnis te voldoen;
III. HABF te veroordelen de kosten aan elk van [eiser c.s.] van deze procedure te voldoen, als de in het ongelijk gestelde partij.
2.2. [eiser 1] c.s stelt daartoe dat tegen [eiser 4] nooit een eis in hoofdzaak is ingesteld, hetgeen wel vereist is bij conservatoir beslag en voorts dat de bij de rechtbank lopende procedures niet kunnen worden aangemerkt als "eis in de hoofdzaak", aangezien deze niet kunnen leiden tot veroordeling van Midbrook en/of [eiser 1] en [eiser 2] tot betaling van een geldvordering. Verder heeft [eiser c.s.] gesteld dat - zoals zij afleidt uit het tussenvonnis - summierlijk is aangetoond dat het ingeroepen recht ondeugdelijk is. [Eiser c.s.] heeft ten slotte gesteld dat het gelegde beslag onnodig is, aangezien de vorderingen van HABF 'flinterdun' zijn.
Volgens [eiser c.s.] dient Midbrook in verband met het haar opgedragen bewijs over haar administratie te beschikken. Een belangenafweging dient derhalve in het voordeel van [eiser c.s.] uit te vallen. Verder dienen [eiser 1] en [eiser 2] in het kader van een herstructurering van Midbrook te beschikken over de onroerende zaken waartoe zij uit mede-eigendom gerechtigd zijn, alles aldus [eiser c.s.]
2.3. HABF voert tegen de vorderingen het volgende verweer aan. Voor het opgedragen bewijs hoeft Midbrook niet te beschikken over haar administratie omdat zij een overeenkomst gedateerd 22 oktober 1999 moet bewijzen, terwijl die administratie onontbeerlijk is voor een eventueel deskundigenbericht in het geding in reconventie in de bodemprocedure. Voorkomen moet worden dat Midbrook de mogelijkheid heeft de gehele administratie verloren te doen gaan. Verder bestrijdt HABF dat zij geen belang heeft bij het handhaven van het beslag op de onroerende zaken. Immers, HABF heeft [eiser 1] en [eiser 2] in rechte betrokken omdat zij in de hoedanigheid van feitelijk leidinggevenden aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade als gevolg van onrechtmatig handelen van Midbrook. Indien deze schade niet op Midbrook te verhalen is, dan zal deze verhaald moeten worden op de vermogens van [eiser 1] en [eiser 2], aldus HABF.
2.4. Partijen hebben hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voor zover nodig voor de beslissing zal daarop hierna afzonderlijk en uitdrukkelijk worden ingegaan
3. De gronden van de beslissing
3.1. Ter beoordeling staat of zowel de door HABF ten laste van [eiser c.s.] gelegde conservatoire beslagen op de administratie als op de onroerende zaken moeten worden opgeheven.
3.2. Voor het kunnen verlenen van verlof tot het leggen van conservatoir beslag is vereist dat in het verzoek gesteld wordt dat de eis in de hoofdzaak reeds aanhangig is of dat verzocht wordt om de bepaling van een termijn waarbinnen die eis aanhangig gemaakt moet worden. HABF heeft niet weersproken dat zij in het verzoekschrift strekkende tot het verkrijgen van verlof tot beslaglegging gesteld heeft dat de eis in hoofdzaak reeds is ingesteld.
3.3. Ter zake van het beslag ten laste van [eiser 4] overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Vast staat dat tegen de vennoten van [eiser 4], te weten [eiser 1] en [eiser 2], een procedure aanhangig is gemaakt maar dat [eiser 4] niet afzonderlijk is gedagvaard. [Eiser c.s.] heeft aangevoerd dat dit meebrengt dat tegen [eiser 4] geen eis in hoofdzaak aanhangig is gemaakt omdat bij een vennootschap onder firma niet volstaan kan worden met het uitsluitend dagvaarden van de vennoten, zonder ook de vennootschap onder firma te dagvaarden.
3.4. Uit het bepaalde in artikel 45 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)in samenhang met artikel 111 lid 2 Rv volgt dat de dagvaarding de naam en woonplaats bevat van degene voor wie de dagvaarding is bestemd. In artikel 51 Rv is bepaald dat de betekening van een exploot bestemd voor een vennootschap onder firma kan geschieden aan het kantoor van de vennootschap of de persoon of woonplaats van de vennoten. Uit dit systeem van de wet vloeit naar het oordeel van de voorzieningenrechter voort dat een vennootschap onder firma afzonderlijk gedagvaard moet worden. Nu afzonderlijke dagvaarding van [eiser 4] in de bodemprocedure niet heeft plaatsgevonden, moet het er derhalve voor gehouden worden dat de eis in hoofdzaak tegen [eiser 4] niet conform de vereisten van het beslagrecht is ingesteld. Hetgeen in het verzoekschrift tot het verkrijgen van verlof tot het leggen van conservatoir beslag terzake is vermeld is kennelijk onjuist. Onder deze omstandigheden zal het beslag met betrekking tot [eiser 4] worden opgeheven.
3.5. De voorzieningenrechter volgt [eiser c.s.] echter niet in zijn standpunt dat de procedures die wel bij deze rechtbank aanhangig zijn gemaakt niet kunnen worden aangemerkt als een eis in de hoofdzaak. Op dit punt stelt de voorzieningenrechter voorop dat een conservatoir beslag er naar zijn aard toe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering voor de door het beslag ontstane schade zal kunnen worden aangesproken. In beginsel is hierbij als hoofdzaak aan te merken een procedure die strekt tot het verkrijgen van een voor tenuitvoerlegging vatbare veroordeling tot voldoening aan de vordering ter verzekering waarvan het conservatoir beslag is gelegd. Indien het standpunt van [eiser c.s.] juist zou zijn, dan leidt dit tot een situatie waarin, indien sprake is van een vordering waarbij de schadeplichtigheid en de schade elk in een afzonderlijke procedure moeten worden vastgesteld, de eisende partij in de eerst genoemde procedure nimmer een mogelijkheid heeft tot bewaring van haar recht. Dit kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet de bedoeling zijn van het systeem van wettelijke bepalingen omtrent conservatoir beslag. Daar komt nog bij dat een vordering tot verwijzing naar een schadestaatprocedure weliswaar niet direct leidt tot een voor tenuitvoerlegging vatbare veroordeling, maar dat een dergelijke vordering uiteindelijk - indien schadeplichtigheid wordt vastgesteld - wel leidt tot een dergelijke veroordeling. Onder deze omstandigheden moet het er vooralsnog voor gehouden worden dat een vordering strekkende tot verwijzing naar een schadestaatprocedure aan te merken is als eis in de hoofdzaak zoals hiervoor omschreven. Dit standpunt van [eiser c.s.] kan derhalve niet leiden tot opheffing van de beslagen.
3.6. Voor het overige geldt dat een conservatoir beslag kan worden opgeheven indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van de vordering die aan dat beslag ten grondslag is gelegd. In het tussenvonnis van 30 juni 2004 is overwogen dat de door HABF gevorderde afgifte van de administratie ongegrond is. Hiermee is de ondeugdelijkheid van de vordering die aan het beslag ten grondslag is gelegd derhalve gegeven. Reeds hierom behoeven de weren van HABF tegen opheffing van het beslag op de administratie geen nadere bespreking. Het beslag op de administratie zal dan ook moeten worden opgeheven.
3.7. Ten aanzien van het beslag op de onroerende zaken geldt het volgende. HABF heeft aan dit beslag ten grondslag gelegd, kort gezegd, dat [eiser 1] en [eiser 2] persoonlijk aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade. In het tussenvonnis is hieromtrent overwogen dat "de vorderingen gericht tegen hen in hun hoedanigheid als feitelijk leidinggevenden bij Midbrook" niet bij voorbaat afstuiten. Op basis hiervan is niet summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering die aan het beslag ten grondslag ligt en heeft HABF derhalve voldoende belang bij handhaving van het beslag. De stelling dat [eiser 1] en [eiser 2] dienen te beschikken over de onroerende zaken in verband met herstructurering van de door hen gedreven ondernemingen is onvoldoende feitelijk onderbouwd en kan daardoor vooralsnog niet leiden tot een ander oordeel. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter de vordering wat de onroerende zaken betreft toewijzen.
3.8. De gevorderde dwangsommen zijn niet aan de orde nu de voorzieningenrechter bij vonnis de opheffing het beslag op de onroerende zaken zal uitspreken.
3.9. Omdat partijen over en weer deels in het gelijk en in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van het geding worden gecompenseerd.
DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- heft op de conservatoire beslagen op de administratie van de besloten vennootschap Midbrook Flowerbulbs Holland B.V. en de vennootschap onder firma [eiser 4] en Zn waarvan de omvang blijkt uit productie 2 en 3 bij dagvaarding en zoals gelegd op 22 september 2003, door deurwaarders Koning-Haker en Hooischuur, toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders te Alkmaar;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- weigert de meer of anders gevorderde voorzieningen.
Gewezen door mr. A.L. Croes, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2004 in tegenwoordigheid van mr. F. Vermeij, griffier.