
Jurisprudentie
AQ7880
Datum uitspraak2004-08-24
Datum gepubliceerd2004-08-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers225862 CV 04-694
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2004-08-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers225862 CV 04-694
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
kantonzaak. vraag of regeling rechtsgeldig is bij misverstand; auteursrecht: is degene wiens auteursrecht is geschonden eigenaar van i.s.m. dat recht gedrukte boeken?
Uitspraak
R E C H T B A N K Z W O L L E – L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Zwolle
Zaaknr.: 225862 CV EXPL 04-694
datum : 24 augustus 2004
Vonnis in de zaak van:
de stichting STICHTING ERIK ANDRIESSE,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij, hierna de Stichting genoemd,
gemachtigde mr. M.E. van Neck,
rolgemachtigde Hanze Gerechtsdeurwaarders te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap UITGEVERIJ WAANDERS B.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde partij, hierna Waanders genoemd,
gemachtigde mr. M. Brainich von Brainich Felth,
rolgemachtigde Hanze Gerechtsdeurwaarders te Zwolle.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding d.d. 26 januari 2004
- het antwoord van Waanders
- de repliek van de Stichting
- de dupliek van Waanders.
Het geschil
De Stichting vordert betaling van een uitdrukkelijk tot € 5000 beperkt bedrag onder afstand van haar recht op het meerdere, zulks primair als gevolg van haar beroep op nakoming van een schikkingsovereenkomst met schadevergoeding, en subsidiair als gevolg van haar recht op vervangende schadevergoeding, een en ander met nevenvorderingen en onder veroordeling van Waanders in de proceskosten.
Waanders betwist dat een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen en beroept zich subsidiair op dwaling. Meer subsidiair zou de overeenkomst intussen ontbonden zijn door de Stichting. Tenslotte is geen sprake van meer schade dan het gevolg is van het in het verkeer brengen van 85 boeken zonder toestemming van de Stichting. Waanders concludeert tot afwijzing onder veroordeling van de Stichting in de kosten van de procedure.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
a. Waanders heeft in het voorjaar van 2003 de monografie “Erik Andriesse” (eerste druk) uitgegeven waartoe Waanders heeft gecontracteerd met auteur Muller, samensteller Wijne en, separaat, met de Stichting die auteursrecht heeft op de werken van Erik Andriesse.
b. De Stichting heeft uitsluitend ten behoeve van de eerste druk auteursrechtlicentie gegeven; de Stichting, althans haar voorzitter of diens bedrijf, financierde een deel van de kosten voor het fotograferen van de afgebeelde kunstwerken van Erik Andriesse.
c. In strijd met deze overeenkomst heeft Waanders zonder voorafgaande toestemming van de Stichting in de tweede helft van 2003 een tweede druk uitgebracht. Bij brief van 1 oktober 2003 heeft de Stichting hiertegen bij Waanders geprotesteerd, waarna partijen hebben onderhandeld over een regeling voor het ontstane geschil. Aan de zijde van de Stichting zijn die onderhandelingen gevoerd door verschillende personen: eerst de voorzitter, daarna mr. Kaaks en tijdens diens vakantie mr. Blokhuis. Voor Waanders zijn de onderhandelingen gevoerd door mw. Marloes Waanders.
d. Bij fax van 13 november 2003 heeft Waanders aan de Stichting meegedeeld dat zij zonder vrijwaring tegen claims van Wijne, Muller, de Stichting en het bedrijf van de voorzitter van de Stichting niet tot betaling overgaat maar zich genoodzaakt voelt de resterende oplage te vernietigen.
e. Bij fax van 18 november 2003 heeft de Stichting aan Waanders laten weten dat Waanders aldus, door te volharden in die achteraf geformuleerde voorwaarde, de Stichting dwingt tot een principiële opstelling. Dit zal betekenen, aldus de fax, dat de Stichting de overeengekomen schikking ontbindt en in kort geding o.a. de resterende oplage van de tweede druk als eigendom zal opeisen. Het staat Waanders dan ook niet vrij deze te vernietigen, zo schrijft de Stichting.
f. Van de 1026 exemplaren van de tweede druk zijn er 85 verkocht en 21 als presentexemplaren weggegeven; de 909 overige exemplaren zijn op 20 november 2003 in opdracht van Waanders opgehaald door de firma Gero en vernietigd.
2.
De Stichting stelt zich primair op het standpunt dat er op 30 oktober 2003 een, op 31 oktober 2003 schriftelijk door haar toenmalig gemachtigde mr. Blokhuis aan Waanders bevestigde, regeling tot stand is gekomen waarbij de Stichting alsnog toestemming gaf in ruil voor 75 presentie-exemplaren en een vergoeding van € 3250 excl. BTW. Primair vordert zij betaling van die vergoeding en vergoeding voor de 75 niet meer te leveren presentie-exemplaren met buitengerechtelijke kosten, een en ander samen onherroepelijk beperkt tot het bedrag van € 5000.
De Stichting betwist dat zij bij het treffen van deze regeling is opgetreden namens de auteur en de samensteller van het boek, zodat Waanders na 31 oktober 2003 ten onrechte aan deze afspraak de extra voorwaarde verbond van finale kwijting voor claims betreffende de tweede druk door deze personen en het bedrijf van de voorzitter van de Stichting. Het in eerste instantie gevorderde bedrag zou de Stichting mede ten behoeve van de auteur en de samensteller aanwenden. Van dwaling kan geen sprake zijn. Ontbinding heeft zij niet ingeroepen, maar slechts in het vooruitzicht gesteld.
Subsidiair vordert de Stichting vergoeding van de waarde van 909 vernietigde tweede drukken tegen de verkoopwaarde met buitengerechtelijke kosten, waarbij zij haar vordering onherroepelijk beperkt tot € 5000, alsmede rekening en verantwoording over het aantal verkochte exemplaren. De Stichting betwist dat het Waanders, na haar onder 1 sub e bedoelde fax, vrij stond de overgebleven exemplaren te vernietigen.
3.
Waanders erkent dat zij bij vergissing een tweede druk heeft uitgebracht zonder voorafgaand overleg met de Stichting. Bij brief van 1 oktober 2003 heeft de voorzitter van de Stichting de voorwaarden geformuleerd waaronder de Stichting de herdruk alsnog zou fiatteren, waaronder betaling van bepaalde bedragen aan de auteur en aan de samensteller. Dit voorstel heeft Waanders verworpen, waarna mr. Blokhuis namens de Stichting een nieuw voorstel deed, waarbij het gevraagde bedrag geheel aan de auteurs zou worden betaald. Ook dit voorstel verwierp Waanders, waarna Waanders en mr. Blokhuis op 30 oktober 2003 tot het compromis kwamen dat Waanders aan de Stichting, de auteur en de samensteller gezamenlijk het bedrag van € 3250 excl. BTW zou betalen en 75 presentexemplaren zou afgeven. De bevestiging d.d. 31 oktober 2003 van mr. Blokhuis was onvolledig; zekerheidshalve heeft Waanders daarom om kwijting gevraagd, hetgeen geweigerd werd.
Volgens Waanders is ook niet aannemelijk dat de Stichting uitsluitend voor zichzelf optrad, want het bedrag van haar tweede voorstel lag hoger dan het bedrag dat zij in haar eerste voorstel voor zichzelf claimde.
Per saldo is geen overeenkomst tot stand gekomen, omdat het aanbod zag op een bedrag voor Stichting, auteur en samensteller gezamenlijk en de Stichting alleen voor zichzelf wilde aanvaarden. De Stichting mocht er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat het aanbod van Waanders alleen haar positie betrof. Subsidiair heeft de Stichting blijkens overweging 1 sub e de overeenkomst ontbonden.
Meer subsidiair heeft Waanders ten aanzien van de betrokken partijen gedwaald; zij roept de nietigheid van de overeenkomst in.
Door vernietiging van de oplage onder aanbieding van een gebruiksvergoeding voor de wel in het verkeer gebrachte exemplaren heeft Waanders een einde willen maken aan een situatie waarin door de halfslachtige houding van de Stichting geen einde kwam. De Stichting heeft hierdoor geen schade geleden, want door vernietiging is voor de Stichting een zelfde situatie ontstaan als wanneer Waanders geen inbreukmakende handeling had gepleegd (vgl. HR 18 januari 2002, NJ 2002,168 over schending van een kwekersrecht). Onjuist is dat de Stichting ten tijde van vernietiging reeds de eigendom van de boeken bezat.
4.
De eerste vraag die beantwoord moet worden is, of er sprake is van een overeenkomst door een op het aanbod aansluitende aanvaarding. Kennelijk is er tussen partijen een misverstand gerezen omtrent de vraag welke personen in de onderhandelingen vertegenwoordigd werden. De vraag is of dat misverstand tot de conclusie moet leiden dat aanbod en aanvaarding niet op elkaar hebben aangesloten. Daarvoor is van belang wat partijen over en weer hebben verklaard en redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden.
De kantonrechter is van oordeel dat de Stichting, gelet op haar eerste voorstel bij brief van 1 oktober 2003 (productie 2 bij dagvaarding) weliswaar niet uitdrukkelijk in naam van auteur en samensteller is opgetreden, maar wel de schijn heeft gewekt dat te doen door haar schikkingsvoorstel aan te vangen met concrete aan deze personen uit te betalen bedragen, onder verwijzing naar hun eerdere bescheiden honorarium voor de eerste druk, dan wel werkzaamheden daarvoor waarvoor nog geen vergoeding was ingesloten. Van de sindsdien gevoerde onderhandelingen tot en met 30 oktober 2003 staat niets op (althans aan de kantonrechter overgelegd) tussen partijen gewisseld papier. Er is dan ook niets waaruit de kantonrechter kan afleiden dat op enig moment voor 31 oktober 2003 aan Waanders duidelijk moest zijn dat sprake was van een misverstand aan haar kant omtrent de bij de onderhandelingen vertegenwoordigde personen. Daar komt bij dat is gesteld noch gebleken dat Waanders werd bijgestaan door een jurist die op een dergelijk misverstand eerder bedacht zou moeten zijn.
De Stichting had in haar eerste voorstel onder het vierde en vijfde aandachtstreepje ten behoeve van zichzelf € 3500 plus € 750 kosten voor juridisch advies gevraagd; volgens beide partijen vroeg de Stichting omstreeks 24 oktober 2003 € 4000 excl. BTW plus 150 presentexemplaren, waarbij de Stichting niet nadrukkelijk heeft weersproken dat zij daarbij aangaf dat hele bedrag aan de auteurs door te betalen (welk voorstel Waanders verwierp). De kantonrechter ziet hierin evenmin een aanwijzing dat Waanders op dat moment moest beseffen dat de Stichting alleen pro se optrad.
Onder deze omstandigheden kan de Stichting geen rechten ontlenen aan het mondelinge onderhandelingsresultaat op 30 oktober 2003, dat gebaseerd is op een misverstand over de daardoor te binden personen: aanbod en aanvaarding sloten niet op elkaar aan.
5.
Het voorgaande brengt mee dat de primaire vordering van de Stichting moet worden afgewezen.
De subsidiaire vordering tot vervangende schadevergoeding is gegrond op de stelling dat Waanders de resterende exemplaren van de tweede druk beschikbaar diende te houden voor de Stichting die de voorraad als eigendom kon opeisen, zoals zij bij fax van 18 november 2003 aan Waanders had doen weten. Na ontvangst van die fax heeft Waanders de restantoplage ter vernietiging meegegeven. Volgens de Stichting bedraagt haar schade de verkoopwaarde van de 909 exemplaren a € 38,95 ofwel ruim € 35.000 (welke vordering zij overigens onherroepelijk beperkt heeft).
De kantonrechter deelt niet de opvatting van de Stichting op dit punt.
De boeken waren geen eigendom van de Stichting. Het enkele feit dat art. 28 lid 1 van de Auteurswet aan de Stichting, als rechthebbende op een auteursrecht dat is geschonden, een opvorderingsrecht geeft (als waren de ongeoorloofde uitgaven haar eigendom), brengt nog niet mee dat de Stichting vanaf schending van het auteursrecht als goederenrechtelijk eigenaar van de boeken heeft te gelden. Daar komt nog bij dat in dit geval dan nog bij dat, zelfs als de opvatting over het eigendomsrecht van de Stichting op zichzelf wel juist was geweest, de Stichting zich hooguit als mede-eigenaar had kunnen opstellen. Immers ook de auteur en de samensteller zijn, naar valt aan te nemen, rechthebbende op hun auteursrecht.
Voorts heeft de Stichting met haar aankondiging onder overweging 1 sub e. nog geen gebruik gemaakt van haar opvorderingsrecht. De kantonrechter sluit hier aan bij de argumentatie van de Stichting zelf ter ontkrachting van het beroep door Waanders op de buitengerechtelijke ontbinding in diezelfde fax: het ging om een in het vooruitzicht gestelde actie. In feite herhaalt de Stichting ditzelfde in haar repliek onder punt 32 ten aanzien van het opvorderingsrecht.
De vraag naar de berekening van de gevorderde schadevergoeding op deze basis kan daarom onbeantwoord blijven.
6.
In haar subsidiaire vordering eist de Stichting voorts afdracht van de winst die is behaald met verkoop van exemplaren van de tweede druk en vergoeding van haar buitengerechtelijke kosten.
Waanders heeft bij antwoord gesteld dat zij de Stichting voor de 85 verkochte boeken € 11,85 per boek heeft geboden, op welk aanbod de Stichting niet zou zijn ingegaan. Bij repliek heeft de Stichting hieromtrent niets aangevoerd. De kantonrechter is van oordeel dat, gelet op de door de Stichting genoemde verkoopprijs van € 38,95 per boek en het feit dat er meer auteursgerechtigden zijn, het aanbod dat neerkomt op in totaal € 1007 zeer royaal is. De kantonrechter laat in het midden of dit bedrag het resultaat is van een bruto- of nettowinstberekening nu het bedrag als schadevergoeding is aangeboden en nergens uit blijkt dat Waanders dit aanbod inmiddels heeft ingetrokken.
Mede ter vermijding van extra procedurekosten stelt de kantonrechter daarom dit bedrag als schadevergoeding voor de 85 in de handel gebrachte boeken vast.
Nu dit aanbod er al lag voorafgaande aan deze procedure en alle overige vorderingen niet toewijsbaar zijn, is er geen reden voor toekenning van een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten.
7.
De Stichting wordt, als grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Waanders tegen bewijs van kwijting aan de Stichting te betalen een bedrag van € 1007, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 januari 2004 tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Waanders begroot op:
? € 540 voor salaris gemachtigde;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. M.E.L. Fikkers, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 24 augustus 2004, in tegenwoordigheid van G.H. van der Heide, griffier.