
Jurisprudentie
AQ7878
Datum uitspraak2004-07-28
Datum gepubliceerd2004-08-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers221600 CV 04-151
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2004-08-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers221600 CV 04-151
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
kantonzaak, aansprakelijkheid voor scvhade aan leaseauto.
Uitspraak
R E C H T B A N K Z W O L L E – L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Lelystad
Zaaknr.: 221600 CV 04-151
datum : 28 juli 2004
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap
MKB LEASE B.V.,
statutair gevestigd te Utrecht, mede kantoor houdende te Amersfoort en te Dordrecht,
eisende partij,
hierna te noemen MKB,
gemachtigde Th.J. Wouters, gerechtsdeurwaarder te Dordrecht,
rolgemachtigden Hanemaayer en De Boer, gerechtsdeurwaarders te Lelystad,
tegen
[GEDAAGDE], handelende onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen [gedaagde],
gemachtigde mr. ir. H.S.M. Kruijer, werkzaam bij De Raadgevers, juridisch Adviseurs, te Amsterdam.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding
- het antwoord van de gedaagde partij
- de nadere toelichting van partijen.
Het geschil
MKB heeft gevorderd de veroordeling van [gedaagde], uitvoerbaar bij voorraad, om aan haar te betalen € 4.871,32, waarvan € 4.147,44 in hoofdsom, € 178,88 aan overeengekomen rente, berekend tot 27 mei 2003, en € 545,-- als vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Zij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd –kort gezegd- dat [gedaagde] schade heeft veroorzaakt aan de hem op grond van een lease-overeenkomst in gebruik gegeven bestelauto, gekentekend 16-VB-TH en dat [gedaagde] ingevolge de overeenkomst van partijen tot vergoeding van die schade is gehouden en daarmee in gebreke is gebleven.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
De beoordeling
1.
Tussen partijen is de door MKB gestelde lease-overeenkomst niet in geschil. Evenmin is in geschil dat bij het einde van deze overeenkomst schade aan de geleasde auto is geconstateerd, zoals beschreven in het eindinspectierapport van 22 januari 2003, hetwelk zich bij de stukken bevindt en dat deze schadegevallen niet (eerder) door [gedaagde] aan MKB waren gemeld. Verder twisten partijen niet over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden, welke door [gedaagde] in het geding zijn gebracht; artikel 8 van deze voorwaarden bepaalt dat het risico voor de geleasde auto voor de gehele looptijd van het desbetreffende lease-contract voor rekening van de lease-nemer is, maar dat niettemin MKB de lease-auto op de daarin aangegeven wijze verzekert, alsook dat iedere schade die aan de auto ontstaat onmiddellijk telefonisch door de lease-nemer moet worden gemeld, direct daarna gevolgd door een schriftelijke bevestiging met gebruikmaking van de daarvoor bestemde formulieren, en dat bij gebreke van die melding MKB niet zal zijn gehouden tot vergoeding van de aan de reparatie van de schade verbonden kosten. En tenslotte is geen verweer gevoerd tegen de in het eindinspectierapport opgenomen begroting van de schade, zodat ook deze als vaststaand heeft te gelden en daarvan dan ook kan worden uitgegaan.
2.
MKB heeft zich in de onderhavige procedure op het standpunt gesteld dat [gedaagde] heeft verzuimd tijdig te melden dat er schade was veroorzaakt aan de door [gedaagde] van MKB geleasde auto, terwijl hij daartoe op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden wel gehouden was. Het gevolg van het uitblijven van tijdige melding is volgens MKB geweest dat de verzekeraar vergoeding van die schade heeft geweigerd. MKB meent dat daarom [gedaagde] jegens haar voor vergoeding van de schade aansprakelijk is.
3.
[gedaagde] heeft ten verwere betoogd –kort gezegd- niet alleen dat voor “schades” gelezen moet worden “gebreken tengevolge van normaal gebruik en/of slijtage”, maar ook dat er sprake was van een bestendig gebruikelijk beding hetwelk derogeerde aan de bepaling van de algemene voorwaarden houdende voorschriften voor het melden van schade. Volgens [gedaagde] heeft hij overeenkomstig het daartoe strekkende voorschrift van de algemene voorwaarden de geleasde auto doen onderhouden, hetgeen inhield dat hij bij iedere onderhouds- en reparatiebeurt aan de reparateur de door MKB verstrekte opdrachtbon overhandigde die dan op die bon diende aan te geven of sprake was van schade; factuur en opdrachtbon werden door de reparateur rechtstreeks aan MKB verzonden en dus werd MKB tijdens de looptijd van het lease-contract tijdig geïnformeerd over schade aan de geleasde auto. Bij eventuele “eindschade”, aldus [gedaagde], was gebruikelijk dat [gedaagde] voorzover nodig nog schadeformulieren indiende en dat MKB vervolgens per schadegeval het door [gedaagde] verschuldigde bedrag aan eigen risico bij [gedaagde] in rekening bracht. [gedaagde] heeft dit verweer gestaafd met een aantal door hem overgelegde eindafrekeningen. Volgens [gedaagde] kan hieruit een bestendig gebruikelijk beding worden afgeleid en kan MKB thans niet afwijken van dit beding. Het feit dat MKB coulancehalve in het onderhavige geval niet het volledige schadebedrag, maar slechts de helft daarvan vordert, illustreert volgens [gedaagde] dat MKB zich schuldig maakt aan pure willekeur en kennelijk heel goed beseft dat haar handelwijze in dezen niet strookt met de tussen haar en [gedaagde] vigerende afhandelingswijze, omdat MKB anders wel het volledige bedrag zou hebben gevorderd.
4.
Allereerst dient te worden beantwoord de vraag of [gedaagde] zich kan beroepen op een bestendig gebruikelijk beding. De kantonrechter stelt dienaangaande voorop dat ingevolge het bepaalde bij artikel 6:248, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek uit een gewoonte ook rechtsgevolgen kunnen voortvloeien, maar dat het dan wel moet gaan om een gewoonte die algemeen, plaatselijk of in de branche bestaat. Daarvan is hier geen sprake, althans is zulks door [gedaagde] niet gesteld. Een gebruikelijk beding dat niet zo algemeen is dat het kracht van gewoonterecht heeft verkregen, geldt eerst dan wanneer het door partijen –uitdrukkelijk of stilzwijgend- is overeengekomen. Of dat het geval is hangt af van hetgeen partijen hebben verklaard en onder de gegeven omstandigheden uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden. Niet is gesteld of gebleken dat MKB uitdrukkelijk akkoord is gegaan met een van haar algemene voorwaarden afwijkende gang van zaken ten aanzien van de verplichting om schade aan de geleasde auto aanstonds te melden en met gebruikmaking van schadeformulieren direct nadien schriftelijk te bevestigen. Waar in dezen enerzijds toch feitelijk sprake is van nalatigheid van [gedaagde], met mogelijk nadelige consequenties voor MKB, terwijl anderzijds MKB, in het belang van een goede verstandhouding met haar relatie, die nalatigheid voor lief nam zolang zij daarvan geen nadeel ondervond, kan [gedaagde] in gemoede niet volhouden dat hij onder de gegeven omstandigheden erop heeft mogen vertrouwen dat zijn handelwijze overeenkomstig de wil van MKB was en dat MKB thans geen beroep toekomt op het ontbreken van een met haar gedragingen overeenstemmende wil. Evenmin kan daarom worden aangenomen dat partijen stilzwijgend een van artikel 8 van de algemene voorwaarden van MKB afwijkend beding zijn overeengekomen. De vraag naar de toepasselijkheid van een bestendig gebruikelijk beding beantwoordt de kantonrechter dan ook ontkennend. Dat MKB coulancehalve niet de volledige vergoeding van de schade heeft gevorderd kan hieraan niet afdoen; anders dan [gedaagde] kennelijk meent, kan daarin niet een erkenning of een bevestiging van een bestendig gebruikelijk beding worden gezien.
5.
Ten aanzien van het betoog van [gedaagde], dat de onbestendigheid van MKB ook hieruit blijkt dat MKB in haar dagvaarding nog Hanemaayer en De Boer, gerechtsdeurwaarders te Lelystad, als haar gemachtigden aanwees en die bij repliek weer had vervangen door Wouters, gerechtsdeurwaarder te Dordrecht, overweegt de kantonrechter dat dit betoog hetzij berust op verkeerde lezing van de dagvaarding, hetzij op onbekendheid met de gang van zaken in civiele procedures als de onderhavige van (de gemachtigde van) [gedaagde]. In de dagvaarding zijn immers zowel Hanemaayer en De Boer te Lelystad als Wouters te Dordrecht als gemachtigden van MKB aangewezen, hetgeen wil zeggen dat de ter plaatse gevestigde deurwaarders optreden als rolgemachtigden die zorgdragen voor –onder meer- de feitelijke conclusiewisseling, terwijl de inhoudelijke behandeling van de zaak is voorbehouden aan Wouters. Dit onderdeel van het verweer van [gedaagde] snijdt dan ook geen hout. Overigens is onbegrijpelijk dat [gedaagde] het bestaan van een bestendig gebruikelijk beding wil illustreren aan de hand van de vermeende onbestendigheid van zijn wederpartij.
6.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] in beginsel aansprakelijk is voor de schade aan de door [gedaagde] van MKB geleasde auto die bij de eindinspectie is geconstateerd.
7.
Thans is aan de orde de vraag of sprake is van schade of van gebreken tengevolge van normaal gebruik en/of slijtage. Tegenover het voorhanden zijnde schaderapport heeft [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter niet kunnen volstaan met het enkele verweer dat sprake is van gebreken tengevolge van normaal gebruik en/of slijtage. Zijn verweer terzake moet dan ook als onvoldoende gemotiveerd worden verworpen. Overigens kan uit de stelling van [gedaagde] dat hij per schadegeval slechts het eigen risico verschuldigd is –en zelfs heeft overwogen om bij wege van reconventionele vordering bij betaling van dat eigen risico van MKB finale kwijting af te dwingen- worden afgeleid dat ook [gedaagde] meent dat sprake is van schadegevallen en niet van gebreken als gevolg van normaal gebruik en/of slijtage.
8.
[gedaagde] heeft de omvang van de schade niet, althans niet gemotiveerd betwist, zodat hetgeen in hoofdsom is gevorderd op grond van hetgeen hiervoor is overwogen kan worden toegewezen.
9.
Tegen de rente is geen afzonderlijk verweer gevoerd; ook dit deel van de vordering, dat overigens op de wet is gegrond, is daarom toewijsbaar.
10.
Onweersproken is dat ter buitengerechtelijke incasso werkzaamheden zijn verricht die niet zijn aan te merken als verrichtingen ter voorbereiding van dit geding of ter instructie van de zaak. Hieruit volgt dat [gedaagde] een vergoeding voor de daarmee gemoeide kosten verschuldigd is geworden, tenzij moet worden aangenomen dat geen sprake is van redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt; daaromtrent is evenwel niets aangevoerd. In het midden kan blijven het antwoord op de vraag of MKB ingevolge haar algemene voorwaarden gerechtigd is terzake 15% van haar vordering in rekening te brengen, nu MKB niet een daarmee overeenkomend bedrag heeft gevorderd, maar het gebruikelijke –forfaitaire- tarief; in zoverre is dan ook niet van belang of partijen de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zijn overeengekomen, omdat MKB reeds op grond van de wet daarop aanspraak kan maken.
11.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] met de proceskosten worden belast.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan MKB te betalen € 4.871,32, vermeerderd met 18% rente per jaar over € 4.147,44 vanaf 27 mei 2003 tot de algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot hiertoe aan de zijde van MKB begroot op:
- € 75,70 voor explootkosten;
- € 162,-- voor griffierecht;
- € 540,-- voor salaris van de gemachtigde;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. C.M.M. Hoogland-Kelkboom, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.