
Jurisprudentie
AQ7874
Datum uitspraak2004-07-01
Datum gepubliceerd2004-08-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 04/00143
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-08-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 04/00143
Statusgepubliceerd
Indicatie
Art. 6 EVRM; Tussen de ontvangst van foto's door het arrondissementsparket en de uitnodiging voor de zitting van de kantonrechter is een periode van acht maanden verstreken, die wordt gekenmerkt door inactiviteit van de zijde van justitie. Redelijke termijn van berechting overschreden. Undue delay. Inleidende beschikking wordt vernietigd. Geen recht op vergoeding van wettelijke rente over het reeds betaalde sanctiebedrag.
Uitspraak
WAHV 04/00143
1 juli 2004
CJIB 69044117540
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te Arnhem
van 11 juni 2003
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. De betrokkene heeft in zijn brief van 31 maart 2004 aangegeven dat hij van deze gelegenheid geen gebruik maakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking d.d. 11 augustus 2001 een administratieve sanctie van fl 280,- (Euro 127,06) opgelegd ter zake van "overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen bij wegwerkzaamheden (bord A1) meer dan 20 km/h en t/m 25 km/h", welke gedraging zou zijn verricht op 4 juni 2001 op de Rijksweg A15 - Noordbaan in de gemeente Overbetuwe.
3.2. Namens de advocaat-generaal is aangevoerd dat er in het verloop van de procedure sprake is geweest van perioden van inactiviteit, waardoor het recht van de betrokkene op behandeling van de zaak binnen redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is geschonden.
3.3. Uit het dossier blijkt het volgende. Bij brief van 5 september 2001 is de betrokkene in beroep gekomen bij de officier van justitie tegen de inleidende beschikking d.d. 11 augustus 2001. Bij brief van 26 december 2001 vult de betrokkene zijn beroepschrift aan en vraagt om bewijs. Bij brief van 10 februari 2002, ingekomen op 12 februari 2002, gaat de betrokkene in beroep tegen de beslissing van de officier van justitie d.d. 12 februari 2002 en vraagt nogmaals om bewijsstukken. Op 14 februari 2002 is aan de betrokkene een ontvangstbevestiging toegestuurd. De betrokkene wordt in een brief van 10 juni 2002 uitgenodigd voor de zitting van de kantonrechter van 10 juli 2002. Op 24 juni 2002 ontvangt de rechtbank te Arnhem een brief van de betrokkene waarin hij te kennen geeft dat hij die dag verhinderd zal zijn en waarin hij om kopieën van alle bewijsmateriaal verzoekt. De griffier van de rechtbank Arnhem bericht in zijn brief d.d. 5 juli 2002 aan de betrokkene dat de zaak wordt aangehouden tot 11 september 2002. Bij brief van 26 juli 2002 wordt de betrokkene uitgenodigd voor de zitting van de kantonrechter van 11 september 2002. Bij de uitnodiging zijn kopieën van het procesdossier gevoegd. In een brief van 11 augustus 2002 geeft de betrokkene aan dat de foto van de gedraging bij de bewijsstukken ontbreekt. Tevens geeft hij aan, dat hij op 11 september 2002 met vakantie zal zijn. Op 10 september 2002 zijn blijkens een daarop geplaatste stempel foto's van de gedraging ontvangen bij het arrondissementparket te Arnhem. De griffier van de rechtbank nodigt de betrokkene in een brief van 12 mei 2003 uit voor de zitting van de kantonrechter van 11 juni 2003. Uit deze uitnodiging blijkt dat naar aanleiding van de zitting van 11 september 2002 foto's van de gedraging zijn opgevraagd. Deze foto's - die zoals voormeld reeds op 10 september 2002 bij het arrondissementsparket ingekomen waren - zijn bij de oproeping gevoegd. Bij brief van 15 mei 2003 bedankt de betrokkene voor de foto's en geeft hij aan dat hij waarschijnlijk niet ter zitting zal verschijnen. De kantonrechter heeft ter terechtzitting van 11 juni 2003 zijn beslissing genomen. De beslissing van de kantonrechter is op 31 juli 2003 verzonden. Op 19 augustus 2003 is het hoger beroepschrift van de betrokkene ontvangen. Op 4 september 2003 is het dossier aan het hof toegezonden, maar niet ontvangen. Op 6 januari 2004 is bij de rechtbank Arnhem een aanvullend hoger beroepschrift van de betrokkene ontvangen. Op 26 januari 2004 heeft het hof een kopie van het dossier ontvangen. Op 13 februari 2004 verzoekt het hof de rechtbank om aanvulling van het dossier en wordt aan de betrokkene een ontvangstbevestiging gezonden. Desgevraagd bericht de griffier van het hof in een brief van 2 maart 2004 aan de betrokkene dat zijn aanvullend hoger beroepschrift is ontvangen. In reactie op het verweerschrift van de advocaat-generaal d.d. 16 maart 2004 geeft de betrokkene in zijn brief van 31 maart 2004 een nadere toelichting op zijn hoger beroep.
3.4. De periode vanaf de toezending van de inleidende beschikking d.d. 11 augustus 2001 tot het arrest van het hof is ongeveer 34 maanden.
De afdoening van de zaak is onder meer vertraagd doordat de kantonrechter tweemaal de zaak heeft aangehouden. Dit tijdsverloop is echter niet aan de invloed van de betrokkene toe te rekenen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de zaak door de kantonrechter tweemaal is aangehouden weliswaar nadat de betrokkene in zijn schriftelijke reacties op de uitnodigingen voor de zitting van de kantonrechter op 10 juli 2002 en 11 september 2002 steeds heeft aangegeven verhinderd te zijn om de zitting bij te wonen, maar waarin de betrokkene niet heeft verzocht om aanhouding. Op zichzelf leidt dit nog niet tot het oordeel dat er sprake is van een onredelijke vertraging in de berechting. Tussen de ontvangst van de foto's door het arrondissementsparket Arnhem op 10 september 2002 en de uitnodiging voor de zitting van 11 juni 2003, d.d. 12 mei 2003, is echter een periode van 8 maanden verstreken, die wordt gekenmerkt door inactiviteit van de zijde van justitie. Voor dit tijdsverloop is geen aanwijsbare en aanvaardbare oorzaak. Weliswaar is op 9 april 2003 bij de rechtbank binnengekomen een brief van het Korps landelijke politiediensten d.d. 8 april 2003, gericht aan het arrondissementsparket, inhoudende, dat de gegevens door deze dienst correct zijn aangeleverd aan het CJIB, maar voor zover deze verificatie nodig was, is volstrekt onduidelijk, waarom deze niet heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de beslissing van de officier van justitie op het beroep tegen de inleidende beschikking of in ieder geval voordat het dossier naar de rechtbank is doorgestuurd, voorafgaand aan de zitting van 10 juli 2002. Dit tijdsverloop brengt mee dat, - mede in het licht van de omstandigheid, dat de zaak al twee keer is aangehouden -, de redelijke termijn van berechting naar het oordeel van het hof is overschreden, te meer nu geenszins blijkt van compensatie door een grotere mate van voortvarendheid in het vervolg van de procedure.
3.5. De inleidende beschikking dient derhalve te worden vernietigd. De bezwaren van de betrokkene tegen de inleidende beschikking behoeven daarom geen bespreking.
3.6. De betrokkene heeft verzocht om vergoeding van de wettelijke rente over het betaalde sanctiebedrag.
3.7. Ingevolge art. 1 van het van toepassing zijnde Besluit proceskosten bestuursrecht kan een veroordeling in de kosten uitsluitend betrekking hebben op:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
b. kosten van een getuige of deskundige die door een partij is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht,
c. reis- en verblijfkosten van een partij,
d. verletkosten van een partij,
e. kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken, en
f. kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.
3.8. Gelet op deze bepaling, komt de door de betrokkene genoemde wettelijke rente niet voor vergoeding in aanmerking. Het hof overweegt hierbij in het bijzonder, dat de in art. 13a WAHV neergelegde mogelijkheid om een partij in de kosten te veroordelen die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, heeft niet een ruimere strekking dan in de desbetreffende bepalingen van de WAHV en het - van toepassing zijnde - Besluit proceskosten bestuursrecht is voorzien. In een procedure als de onderhavige is niet voorzien in vergoeding van wettelijke rente over het bedrag van de zekerheidstelling of toekenning van enige andere vorm van schadevergoeding (vgl. Hoge Raad, 27 februari 2001, VR 2001, 175).
3.9. Het vorenoverwogene brengt mee, dat het verzoek van de betrokkene om vergoeding van wettelijke rente dient te worden afgewezen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie van 12 februari 2002 alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nr. 69044117540 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat een bedrag van Euro 127,06 door de advocaat-generaal aan de betrokkene wordt gerestitueerd, welk bedrag overeenkomt met een bedrag van ƒ 280,- dat door hem op de voet van art. 11 WAHV tot zekerheid is gesteld;
wijst het verzoek van de betrokkene om vergoeding van wettelijke rente af.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Bijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.