Jurisprudentie
AQ7508
Datum uitspraak2004-08-25
Datum gepubliceerd2004-08-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14/060056-03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-08-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14/060056-03
Statusgepubliceerd
Indicatie
De verdachte heeft zich op grote schaal schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Van 93 bankrekeningen zijn ten onrechte geldbedragen afgeschreven, tot een totaal bedrag van 739.345,80 euro. Zijn handelen was in overwegende mate ingegeven door zijn eigen belang bij het promoten van zijn boek.
Uitspraak
RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer: 14/060056-03
Datum uitspraak: 25 augustus 2004
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1960,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [plaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 maart 2004 en 11 augustus 2004.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 oktober 2002, althans in of omstreeks de maand oktober 2002 te Heerhugowaard, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) zogenoemde batch(es) of batchbestanden (zijnde een batch een digitaal document), met de bestandsnaam Clieop03 gevolgd door een [unieke] driecijferige bestandextensie en/of IC024022 gevolgd door een [unieke] driecijferige bestandsextensie, welke batch(es) of batchbestand(en) bestemd was/waren om langs elektronische of digitale weg zogeheten incasso opdrachten (op basis van een incassocontract doorlopende machtiging bedrijven) ten behoeve van betalingen aan rekening 32.69.84.372 ten name van Fons Direct BV ter verwerking aan de Rabobank of de Bankgirocentrale en/of Interpay aan te bieden - zijnde die batch(es) en/of batchbestand(en) (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk in die {voor de Rabobank [vestiging Heerhugowaard] en/of voor de BankGiroCentrale bv en/of voor Interpay bestemd[e]} batch(es) of batchbestand(en) onder meer aangegeven of vermeld dat van na te noemen (tegen)rekeninghouders (bedrijven en/of instellingen en/of politieke partijen en/of personen) na te noemen geldbedrag(en) moest(en) worden geïncasseerd ten gunste van het bankrekeningnummer 32.69.84.372 van Fons Direkt B.V., te weten (onder meer):
(Tegen)rekeninghouder Euro
1. BBK B.V. EN 9.858.75 en/of
2. PvdA 9.745,15 en/of
3. VVD 9.985,13 en/of
4. D66 9.745,54 en/of
5. Schiff Electronic B.V. 9.965,75 en/of
6. Dhr drs J.J.M. Klemann 9.935,45 en/of
7. Unidare Benelux BV 9.856,37 en/of
8. Ultec 9.835,25 en/of
9. Sanoma Uitgevers BV 9.845,75 en/of
10. Philips 9.875,25 en/of
11. Clofis Ned BV 9.645,25 en/of
12. Techn Handelsond Rottink 9.548,25 en/of
13. Inprotec Internat BV 9.548,65
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 14 oktober 2002 tot en met 16 oktober 2002 te Heerhugowaard opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e), zogenoemde batch(es) of batchbestanden (zijnde een batch een digitaal document), met de bestandsnaam Clieop03 gevolgd door een [unieke] driecijferige bestandextensie en/of IC024022 gevolgd door een [unieke] driecijferige bestandsextensie, welke batch(es) of batchbestand(en) bestemd was/waren om langs elektronische of digitale weg zogeheten incasso opdrachten (op basis van een incassocontract doorlopende machtiging bedrijven) ten behoeve van betalingen aan rekening 32.69.84.372 ten name van Fons Direct BV ter verwerking aan de Rabobank of de Bankgirocentrale aan te bieden - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat die batch(es) en/of batchbestand(en), althans dat met behulp van die batch(es) of batchbestand(en) de incasso opdracht(en) die daarin stond(en) vermeld, elektronisch of digitaal ter verwerking aan de Rabobank en/of de Bankgirocentrale zijn/is verzonden en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat valselijk in die batch(es) of batchbestand(en) was aangegeven of vermeld dat ter incasso van een of meer (tegen)rekeninghouders (van een of meer bedrijven en/of instellingen en/of politieke partijen en/of personen) geldbedrag(en) moest(en) worden geïncasseerd ten gunste van het bankrekeningnummer 32.69.84.372 van Fons Direkt B.V.;
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2002 tot en met 16 oktober 2002 te Heerhugowaard, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal, opzettelijk wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk voor de opslag of verwerking van gegevens (onder andere de verwerking van elektronisch of digitaal aangeleverde incasso-opdrachten), te weten het computernetwerk van de Rabobank en/of de Bankgirocentrale en/of Interpay, in elk geval een geautomatiseerd (computernet)werk als bedoeld in artikel 80 sexies van het Wetboek van Strafrecht, althans in een deel daarvan, is binnen gedrongen, waarbij hij de toegang heeft verworven met behulp van valse signalen en/of een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten door zich valselijk voor te doen als degene die gerechtigd was op basis van een "Overeenkomst RABO Telebankieren Extra" en/of een "Incassocontract doorlopende machtiging bedrijven" en/of een of meer vordering(en) ter zake van een of meer openstaande factu(u)r(en) op (een) rekeninghouder(s) van bankinstellingen, waarop het standaardcontract tussen BGC en de bankinstellingen die van de diensten van de BGC gebruik maken van toepassing was, elektronisch of digitaal incasso opdrachten (via Telebankieren) ter verwerking aan te bieden
en/of te verzenden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd.
De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. ONTVANKELIJKHEID VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging moet worden verklaard, omdat bij de beslissing verdachte te vervolgen, is gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte, de uitgever van zijn boek, de redacteur van Panorama en de regisseur van de tv-programma's RTL-Boulevard en Barend en Van Dorp gezamenlijk het plan hebben opgevat de feiten te plegen en deze feiten gezamenlijk hebben uitgevoerd. Door alleen de verdachte te vervolgen, handelt de officier van justitie onzorgvuldig en willekeurig, aldus de raadsman
Voor zover het betoog van de raadsman berust op de stelling, dat indien een strafbaar feit door "twee of meer verenigde personen" is gepleegd alle medeplegers dienen te worden vervolgd, gaat het uit van een opvatting die geen steun vindt in het recht.
Voorts overweegt de rechtbank, dat de rol die de verdachte heeft gespeeld bij de ten laste gelegde feiten een geheel andere is dan die van de andere betrokkenen bij de feiten. Op basis van de gedingstukken en het onderzoek op de terechtzittingen is immers komen vast te staan dat de verdachte:
- het boek "Het Dilemma 1.158.837.115,- euro; een Real Crime Soap" heeft geschreven, in welk boek de verdachte het gat in het systeem van de automatische incassoprocedure aan de orde heeft gesteld en hij handelingen heeft beschreven die soortgelijk zijn aan de onderhavige;
- dit boek vervolgens aan zijn uitgever heeft aangeboden, waarna deze in samenspraak met de verdachte, om publicitaire redenen, contact heeft gelegd met de redacteur van Panorama en de regisseur van de tv-programma's RTL-Boulevard en Barend en Van Dorp;
- al dan niet in samenwerking met anderen, daarop het besluit heeft genomen de in het boek beschreven handelingen uit te voeren;
- daartoe het softwarepakket "Telebankieren Extra" en de daarbij behorende paslezer, pas en pincode, toebehorende aan Fons Direct B.V., een failliet bedrijf waarvan verdachte de feitelijk leidinggevende was geweest, alsmede de bankrekening van Fons Direct B.V. ter beschikking heeft gesteld;
- alle feitelijke uitvoeringshandelingen heeft verricht;
- een financieel belang had bij die uitvoering, die (mede) diende ter promotie van zijn boek.
De rol van de verdachte was, zo volgt uit het bovenstaande, niet te vergelijken met die van de andere betrokkenen bij de feiten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie daarom in redelijkheid de beslissing kunnen nemen alleen de verdachte te vervolgen. Van onzorgvuldig respectievelijk willekeurig handelen van de officier van justitie is niet gebleken. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Voorts heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd om een groot maatschappelijk probleem aan de orde te stellen. Het plegen van de feiten zou vallen onder de persvrijheid, die bescherming vindt in artikel 10, eerste lid, van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De vervolging van de verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten levert, naar het oordeel van de raadsman, een inbreuk op genoemde persvrijheid op, die niet wordt gelegitimeerd door het bepaalde in artikel 10, tweede lid, EVRM. De raadsman heeft betoogd dat nu de vervolging van de verdachte in strijd is met artikel 10 EVRM, de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging moet worden verklaard.
Vooropgesteld dient te worden dat de verdachte door de officier van justitie niet is vervolgd ter zake van:
- het schrijven en uitgeven van zijn boek "Het Dilemma 1.158.837.115,- euro; een Real Crime Soap", in welk boek de verdachte het gat in het systeem van de automatische incassoprocedure aan de orde heeft gesteld;
- het toelaten dat van de uitvoeringshandelingen video-opnamen werden gemaakt en dat daarbij een journalist aanwezig was;
- het geven van interviews aan Panorama respectievelijk aan Barend en Van Dorp.
Verdachte is in het verrichten van deze handelingen, die kunnen worden aangemerkt als een uiting van de persvrijheid, op geen enkele wijze belemmerd.
De officier van justitie heeft verdachte vervolgd ter zake van de strafbare feiten van de artikelen 138a (computervredebreuk) en 225 (valsheid in geschrift) van het Wetboek van Strafrecht, zoals die feiten in de tenlastelegging staan omschreven.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het plegen van deze feiten niet als een uiting van de persvrijheid worden gezien, laat staan dat een vervolging ter zake van deze feiten een inbreuk op die vrijheid zou opleveren. Het voorgaande brengt mee, dat het plegen van de ten laste gelegde feiten niet de bescherming van artikel 10, eerste lid, EVRM geniet en dat de stelling van de raadsman dat niet is voldaan aan de voorwaarden van het tweede lid van die bepaling, wat daar ook van zij, geen bespreking behoeft. Het verweer faalt.
3. VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2. is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Onder 2. is aan de verdachte ten laste gelegd, dat hij opzettelijk wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk voor de opslag of verwerking van gegevens, althans in een deel daarvan, is binnengedrongen, zoals bedoeld in artikel 138a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de invoering van artikel 138a Sr houdt onder andere in:
"Het voorgestelde artikel 138a betreft het zogenaamde hacken, de computerinbraak of de computervredebreuk. Het beschermt degeen die blijkens feitelijke beveiliging heeft duidelijk gemaakt dat hij zijn gegevens heeft willen afschermen tegen nieuwsgierige blikken. Het gaat hierbij om een uitwerking van het beginsel dat het medium wordt beveiligd. (...) De bescherming van de gerechtvaardigde belangen van houders van gegevensbestanden die, opgeslagen in computers, vooral via de telecommunicatie-infrastructuur voor onbevoegde blikken toegankelijk zijn, wordt daarin geboden dat het doorbreken van een aangebrachte beveiliging wordt strafbaar gesteld."
(Kamerstukken II, 1989-1990, 21 551, nr. 3, blz. 15)
Voorts heeft de minister van justitie in de Memorie van Antwoord bij dat wetsvoorstel op vragen van kamerleden geantwoord:
"Ik wijs erop dat het voorgestelde artikel 138a ook ziet op onderdelen van een computer. Indien een gebruiker slechts is geautoriseerd tot kennisneming van bepaalde gegevens, en hij slaagt erin op één van de strafbaar gestelde wijzen toegang te krijgen tot een ander onderdeel van de computer, en daarmee tot andere gegevens, maakt hij zich schuldig aan overtreding van het voorgestelde artikel 138a."
(Kamerstukken II, 1990-1991, 21 551, nr. 6, blz. 30)
Gelet op de wetsgeschiedenis van artikel 138a Sr, in het bijzonder gelet op de hiervoor weergegeven citaten, oordeelt de rechtbank, dat met de term "binnendringen" in artikel 138a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht tot uitdrukking wordt gebracht dat de dader op enigerlei wijze toegang moet hebben verkregen respectievelijk toegang moet hebben kunnen verkrijgen tot de in het geautomatiseerde werk, of in een deel daarvan, opgeslagen of verwerkte gegevens.
Op grond van de stukken is komen vast te staan dat verdachte op zijn eigen computer een aantal batches met incasso-opdrachten heeft opgemaakt en deze vervolgens, met gebruik van een pas en een pincode, langs elektronische weg aan de Rabobank heeft aangeboden. Uit de stukken blijkt dat er tussen de computer van de verdachte en die van de Rabobank een verbinding tot stand is gekomen en dat via die verbinding de batches zijn verzonden. Noch op grond van de stukken noch op grond van het onderzoek op de terechtzittingen is evenwel komen vast te staan dat verdachte op enigerlei wijze toegang heeft gekregen dan wel toegang heeft kunnen krijgen tot de in de computer van de Rabobank opgeslagen of verwerkte gegevens, waaronder bij voorbeeld door anderen aangeboden batches met één of meer incasso-opdrachten. Hieruit vloeit voort, dat niet is bewezen dat de verdachte de computer van de Rabobank is binnengedrongen, zoals bedoeld in artikel 138a Sr.
Gelet op het voorgaande behoeven de verweren van de raadsman van de verdachte die strekken tot vrijspraak van het onder 2. ten laste gelegde, wat er ook van die verweren zij, geen bespreking.
4. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij op 15 oktober 2002 te Heerhugowaard meermalen een batch, zijnde een digitaal document, met de bestandsnaam Clieop03 gevolgd door een unieke driecijferige bestandextensie en IC024022 gevolgd door een unieke driecijferige bestandsextensie, welke batches bestemd waren om langs elektronische weg incasso-opdrachten (op basis van een incassocontract doorlopende machtiging bedrijven) ten behoeve van betalingen aan rekening 32.69.84.372 ten name van Fons Direct B.V. ter verwerking aan de Rabobank aan te bieden, zijnde die batches geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk in die voor de Rabobank bestemde batches vermeld dat van na te noemen rekeninghouders na te noemen geldbedragen moesten worden geïncasseerd ten gunste van het bankrekeningnummer 32.69.84.372 van Fons Direct B.V., te weten:
Rekeninghouder Euro
1. BBK B.V. EN 9.858.75 en
2. PvdA 9.745,15 en
3. VVD 9.985,13 en
4. D66 9.745,54 en
5. Schiff Electronic B.V. 9.965,75 en
6. Dhr drs J.J.M. Klemann 9.935,45 en
7. Unidare Benelux BV 9.856,37 en
8. Ultec 9.835,25 en
9. Sanoma Uitgevers BV 9.845,75 en
10. Philips 9.875,25 en
11. Clofis Ned BV 9.645,25 en
12. Techn Handelsond Rottink 9.548,25 en
13. Inprotec Internat BV 9.548,65
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
BEWIJSMIDDELEN
I
Een geschrift, zijnde een "Melding incassofraude", d.d. 21 oktober 2002, opgemaakt en ondertekend door [senior adviseur Rabobank], Senior Adviseur Operationele Zaken van de activiteit Crisismanagement & Fraudebestrijding van Rabobank Nederland.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [senior adviseur Rabobank] voornoemd:
Sinds 1998 wordt bij de Rabobank Heerhugowaard door Fons Direct B.V. een bankrekening aangehouden onder rekeningnummer 32.69.84.372. Bevoegd voor deze bankrekening waren: (1) [familielid verdachte] en (2) [verdachte].
Met [familielid verdachte] werd eind 1998 een "Overeenkomst RABO Telebankieren Extra" gesloten ten behoeve van rekeningnummer 32.69.84.372. Tevens werd op 12 oktober 1998 op naam van Fons Direct B.V. een "Incassocontract doorlopende machtiging bedrijven" gesloten. Op basis van volmacht was de heer [verdachte] eveneens bevoegd tot het gebruik van deze producten. Aan Fons Direct B.V. werd een softwarepakket "Telebankieren Extra", een paslezer, een pas en een pincode verstrekt. De pas en de pincode zijn uniek.
Op basis van het "Incassocontract doorlopende machtiging bedrijven" was het Fons Direct B.V. toegestaan om vorderingen ter zake van facturen, die hij had op rekeninghouders van bankinstellingen, te incasseren. Uiteraard moesten hierbij de bepalingen vastgelegd in het contract in acht worden genomen. Een aantal van deze bepalingen waren: (1) incasso vindt plaats op basis van een factuur en (2) de debiteur heeft daarvoor een machtiging afgegeven. De incasso-opdrachten worden elektronisch opgemaakt en in een batch geplaatst. Vervolgens wordt deze batch via elektronische weg aan de Rabobank aangeboden. Hiervoor dient het door de bank geleverde softwarepakket te worden gebruikt. De klant zoekt met zijn computer contact met de computer van de Rabobank. De klant dient zich hierbij te identificeren door middel van zijn pas en pincode.
Op 15 oktober 2002 werden door middel van "Telebankieren Extra" ten gunste van het bankrekeningnummer van Fons Direct B.V. acht batches met incasso-opdrachten aangeboden. De batches werden aangeboden met gebruik van de pas en de pincode welke zijn afgegeven aan [familielid verdachte] voor het rekeningnummer 32.69.84.372 van Fons Direct B.V.. De incasso-opdrachten werden verwerkt en uitgevoerd. Op basis van de incasso-opdrachten werd de bankrekening van Fons Direct B.V. gecrediteerd voor een bedrag van ? 739.345,80. In verband hiermee werden bankrekeningen bij verschillende banken gedebiteerd. Separaat wordt met betrekking tot de geïncasseerde bedragen een overzicht van de rekening beschikbaar gesteld. Tevens wordt een overzicht verstrekt van de klanten die met de Rabobank contact hebben gezocht en hebben gemeld dat onrechtmatig van hun rekening was geïncasseerd.
II
Een geschrift, zijnde een brief met bijlagen, d.d. 14 november 2003, opgemaakt door [senior analist Rabobank], Senior Analist van de activiteit Crisismanagement & Fraudebestrijding van Rabobank Nederland en ondertekend door [senior analist Rabobank] en [senior adviseur Rabobank] voornoemd.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [senior analist Rabobank] voornoemd:
Bijgaand zend ik u een overzicht van de daadwerkelijk afgeschreven bedragen. Op 15 oktober 2002 zijn deze batchgewijs aangeboden ter verwerking.
Ook zend ik u het excel-bestand waaruit blijkt dat een groot aantal klanten uit zichzelf hebben gestorneerd. Hiermee geven de klanten aan dat het bedrag onterecht van hun rekening is afgeschreven.
Bijlagen:
Bankrekening 32.69.84.372 van Fons Direct B.V.
Gegevens tegenrekeningen:
- BBK B.V. EN: 9.858,75 euro C
- PvdA: 9.745,15 euro C
- VVD: 9.985,13 euro C
- D66: 9.745,54 euro C
- Schiff Electronic B.V.: 9.965,75 euro C
- Dhr drs J.J.M. Klemann: 9.935,45 euro C
- Unidare Benelux BV: 9.856,37 euro C
- Ultec: 9.835,25 euro C
- Sanoma Uitgevers BV: 9.845,75 euro C
- Philips: 9.875,25 euro C
- Clofis Ned BV: 9.645,25 euro C
- Techn Handelsond Rottink: 9.548,25 euro C
- Inprotec Internat BV: 9.548,65 euro C
Alle voornoemde bedragen zijn door de desbetreffende rekeninghouders gestorneerd.
III
Een geschrift, zijnde een aanvulling op de hiervoor onder I genoemde "Melding incassofraude", d.d. 28 november 2004, opgemaakt en ondertekend door [senior adviseur Rabobank] voornoemd.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [senior adviseur Rabobank] voornoemd:
Hierna wordt een beschrijving gegeven van het gebruik van "Rabo Telebankieren Extra", de incassomodule alsmede van de handelingen die daarbij door de gebruiker moeten worden verricht.
Door de klant wordt op zijn computer het programma "Rabo Telebankieren Extra" opgestart. Na het inloggen kiest de gebruiker voor "Nieuwe incasso-opdrachten".
Het scherm "Nieuwe incasso-opdracht" verschijnt. De gebruiker dient hierin de volgende gegevens te verwerken:
- Gegevens incassant;
- Gegevens geïncasseerde;
- Bedrag en omschrijving.
Na opgave van de gegevens wordt akkoord gegeven door op "OK" te drukken. Hierdoor wordt de incasso-opdracht vastgelegd in een database van de eigen computer. De gebruiker krijgt vervolgens de gelegenheid om een volgende incasso-opdracht aan te maken door het verschijnen van een nieuw scherm "Incasso-opdracht". Door dit scherm te sluiten verschijnt het scherm "Overzicht incasso-opdrachten".
De incasso-opdrachten die uiteindelijk zijn geselecteerd voor verzending, kunnen vervolgens worden verzonden en ter incassering worden aangeboden. Hiervoor moet een opdracht worden gegeven door op "OK" te drukken. Hierna verschijnt het scherm met de melding dat de incasso-opdrachten zijn opgeslagen onder de bestandsnaam "Clieop03.nnn" (nnn = 3 cijfers bestandsextensie). Dit bestand staat op dat moment fysiek op de computer van de gebruiker. Echter dit bestand heeft een andere naam, namelijk "IC024022.nnn"(nnn = 3 cijfers bestandsextensie). Na kennisneming hiervan moet de gebruiker op "OK" drukken. Hierna verschijnt wederom de selectie van incasso-opdrachten die voor verzending klaar staan met daarbij de bestandsnamen "Clieop03.nnn" en "IC024022.nnn". Het bestand bevindt zich op dat moment op de vaste schijf van de computer van de gebruiker.
Voor het verzenden/aanbieden van de incasso-opdrachten dient een akkoord te worden gegeven door op "OK" te drukken. Vervolgens dient de gebruiker zich te identificeren door middel van zijn pas en pincode. Hierna wordt door de computer verbinding gezocht met de computer van de bank. Nadat verificatie van de pas en pincode heeft plaatsgevonden, accepteert de computer van de bank de incasso-opdrachten van de gebruiker en worden deze verwerkt. Het bestand met incasso-opdrachten dat door de gebruiker is verzonden, is bij de bank bekend als "Clieop03.nnn".
IV
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 11 augustus 2004, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
Ik heb op 15 oktober 2002 in mijn woning in Heerhugowaard op mijn computer, met behulp van het programma "Rabo Telebankieren Extra", een aantal batches met incasso-opdrachten opgemaakt. Ik heb deze batches langs elektronische weg ter verwerking aangeboden aan de Rabobank.
De incasso-opdrachten hielden in dat van een groot aantal rekeninghouders geldbedragen moesten worden geïncasseerd ten gunste van het bankrekeningnummer 32.69.84.372 van Fons Direct B.V..
Ik wist dat ik bij deze wijze van incasseren de bepalingen vastgelegd in het "Incassocontract doorlopende machtiging bedrijven" moest naleven en dat twee van die bepalingen waren dat (1) incasso alleen plaatsvindt op basis van een factuur en (2) de debiteur voor deze wijze van incasseren een machtiging heeft afgegeven.
Ik wist dat de door mij opgemaakte incasso-opdrachten niet aan deze voorwaarden voldeden. Aan de incasso-opdrachten lagen geen facturen ten grondslag en de diverse rekeninghouders van de te debiteren rekeningen hadden geen machtiging afgegeven.
Hoewel ik wist dat ik de geldbedragen niet mocht incasseren, heb ik de betreffende incasso-opdrachten opzettelijk opgemaakt. Ik wilde dat deze incasso-opdrachten door de Rabobank zouden worden uitgevoerd en dat de diverse geldbedragen zouden worden bijgeschreven op de rekening van Fons Direct B.V..
De geschriften onder I, II en III zijn slechts tot het bewijs gebezigd in verband met de inhoud van het onder IV genoemde bewijsmiddel.
6. BEWIJSVERWEREN
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde, omdat de batches die de verdachte heeft opgemaakt niet kunnen worden aangemerkt als geschriften in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder uit de hiervoor onder III opgenomen verklaring van [senior adviseur Rabobank], blijkt dat de door verdachte opgemaakte batches telkens bestonden uit één of meerdere incasso-opdrachten en dat in deze opdrachten de volgende, leesbare, gegevens stonden vermeld:
- Gegevens incassant;
- Gegevens geïncasseerde;
- Bedrag en omschrijving.
Voorts staat op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat alle door verdachte opgemaakte batches, met incasso-opdrachten, zich als bestanden bevonden op de vaste schijf van de computer van de verdachte. Bovendien had ook de Rabobank, aan wie verdachte alle batches had verzonden, de beschikking over deze gegevensbestanden.
Derhalve waren de batches en de daarop leesbare gegevens duurzaam vastgelegd.
Gelet op het voorgaande en indachtig het arrest van de Hoge Raad d.d. 15 januari 1991 (NJ 1991, 668), oordeelt de rechtbank dat de batches die de verdachte heeft opgemaakt, kunnen worden aangemerkt als geschriften, als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de batches die de verdachte heeft opgemaakt niet bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Ook om deze reden zou verdachte van het onder 1. ten laste gelegde dienen te worden vrijgesproken.
Uit de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat na aanbieding van de batches aan de Rabobank, de in deze batches opgenomen incasso-opdrachten werden verwerkt en uitgevoerd. Voorts houden de bewijsmiddelen in, dat een incasso-opdracht alleen mocht worden aangeboden en, als gevolg daarvan, worden uitgevoerd als aan de bepalingen vastgelegd in het "Incassocontract doorlopende machtiging bedrijven" was voldaan. Twee van deze bepalingen hielden in: (1) incasso vindt plaats op basis van een factuur en (2) de debiteur heeft daarvoor een machtiging afgegeven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel, dat de door verdachte opgemaakte batches bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten tot bewijs van het feit dat aan de in de batches opgenomen incasso-opdrachten facturen ten grondslag lagen en dat de betreffende debiteuren voor deze automatische incasso een machtiging hadden afgegeven. Zouden de batches in het maatschappelijk verkeer immers niet een dergelijke bewijsstemming hebben, dan zou de Rabobank die batches niet verwerkt en uitgevoerd hebben.
Ook dit verweer wordt door de rechtbank verworpen.
De raadsman van de verdachte heeft tot slot aangevoerd dat de verdachte meergenoemde batches niet valselijk heeft opgemaakt, omdat - zo begrijpt de rechtbank het betoog - de verdachte bevoegd was de in de batches opgenomen incasso-opdrachten op te maken en nergens in die opdrachten stond vermeld dat er facturen aan de opdrachten ten grondslag lagen respectievelijk dat de desbetreffende debiteuren een machtiging tot automatische incasso hadden afgegeven. Verdachte dient ook daarom van het onder 1. ten laste gelegde te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het opmaken van de batches, meer precies: het opmaken van de in de batches opgenomen incasso-opdrachten, niet los worden gezien van de bepalingen die zijn vastgelegd in het "Incassocontract doorlopende machtiging bedrijven". Uit de tot het bewijs gebezigde verklaring van [senior adviseur Rabobank] blijkt dat bij het automatisch incasseren uiteraard de bepalingen vastgelegd in het contract in acht moeten worden genomen. Gelet hierop en in aanmerking genomen de vereisten voor een doelmatig betalingsverkeer, oordeelt de rechtbank dat het opmaken van een incasso-opdracht impliceert dat aan de bepalingen vastgelegd in het "Incassocontract doorlopende machtiging bedrijven" is voldaan. Nu op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat, anders dan meergenoemd incassocontract voorschrijft, aan de incasso-opdrachten geen facturen ten grondslag lagen en dat de betreffende debiteuren geen machtiging voor de automatische incasso hadden afgegeven, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de batches, waarin de incasso-opdrachten waren opgenomen, valselijk heeft opgemaakt.
Het verweer van de raadsman faalt.
7. KWALIFICATIE
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat het onder 1. primair ten laste gelegde niet kan worden gekwalificeerd als "valsheid in geschrift" zoals bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, omdat - zo begrijpt de rechtbank het betoog - het bestanddeel "valselijk" in de tenlastelegging niet feitelijk is omschreven. Derhalve dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer. In de bewezenverklaring staat vermeld: "(...), immers heeft verdachte valselijk in die voor de Rabobank bestemde batches vermeld dat van na te noemen rekeninghouders na te noemen geldbedragen moesten worden geïncasseerd ten gunste van het bankrekeningnummer 32.69.84.372 van Fons Direct B.V. (...)". Naar het oordeel van de rechtbank is het bestanddeel "valselijk" in dit, feitelijke deel van de bewezenverklaring voldoende omschreven. De valsheid bestond erin dat in strijd met de waarheid was vermeld dat van bepaalde rekeninghouders bepaalde geldbedragen mochten worden geïncasseerd. De rechtbank verstaat het voorgaande aldus, dat de steller van de tenlastelegging daarmee tot uitdrukking heeft willen brengen, dat verdachte geen vordering op de rekeninghouders had en dat deze rekeninghouders geen machtiging voor automatische incasso hadden afgegeven. Uit het onderzoek op de terechtzittingen is de rechtbank gebleken dat de verdachte en zijn raadsman de tenlastelegging in gelijke zin hebben verstaan.
Het bewezen verklaarde levert op:
Onder 1. primair:
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
8. STRAFBAARHEID
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de materiële wederrechtelijkheid van het ten laste gelegde ontbreekt. Cliënt wilde een maatschappelijk probleem aan de kaak te stellen en kon dat niet op een andere wijze doen dan door het plegen van de onderhavige feiten, aldus het betoog van de raadsman.
De rechtbank stelt voorop dat uit het verhandelde ter terechtzittingen is gebleken, dat de verdachte door het plegen van de onderhavige feiten niet enkel het in zijn ogen bestaande gat in het systeem van de automatische incassoprocedure aan de orde heeft willen stellen, maar daardoor ook voor extra publiciteit rondom het verschijnen van zijn boek "Het Dilemma 1.158.837.115,- euro; een Real Crime Soap" heeft willen zorgen. Als verklaring voor het feit dat hij op 17 oktober 2002 tegen een medewerker van de Rabobank - die de feiten had ontdekt - had gezegd niets van de feiten af te weten, heeft de verdachte namelijk gesteld, dat het niet zijn bedoeling was geweest dat de feiten toen al zouden uitkomen. Omdat hij, verdachte, op 22 oktober 2002 te gast zou zijn in het tv-programma Barend en Van Dorp, in welk programma hij over zijn boek en de thans ten laste gelegde feiten zou vertellen, en omdat zijn boek op 23 oktober 2002 officieel zou worden gepresenteerd, moest tot die tijd de ware toedracht verborgen verblijven. "Als ik aan de Rabobankmedewerker de waarheid had verteld, was ik misschien in problemen gekomen, waardoor ik niet te gast zou kunnen zijn in het tv-programma Barend en Van Dorp en niet de officiële presentatie van mijn boek zou kunnen bijwonen. Dat wilde ik voorkomen en daarom heb ik tegen de medewerker van de Rabobank gezegd dat ik niets van de feiten af wist. Dit is ook de reden geweest dat ik tot 22 oktober 2002 letterlijk ben ondergedoken", aldus de verdachte ter terechtzitting van 11 augustus 2004. Voorts heeft de verdachte de ten onrechte automatisch geïncasseerde bedragen niet (direct) teruggestort op de rekeningen van de rechthebbenden op die bedragen en heeft hij op de terechtzitting bovendien verklaard niet te weten, of hij deze bedragen wel had kunnen terugstorten.
Op grond van het voorgaande neemt de rechtbank aan dat het de verdachte bij de ten laste gelegde feiten niet (zozeer) ging om het aan de kaak stellen van een maatschappelijk probleem, dat hij bovendien al in zijn boek had beschreven, maar om het promoten van zijn boek, waarbij hij financieel belang had. Reeds om die reden faalt het beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid.
Voorts overweegt de rechtbank dat, zo verdachte door het plegen van de feiten het gat in het systeem van de automatische incassoprocedure aan de kaak heeft willen stellen, hem daartoe andere, legale wegen openstonden, die hij deels ook heeft benut, zoals de uitgave van zijn boek en het geven van interviews.
De mogelijkheid banken, in het bijzonder De Nederlandsche Bank, te informeren over het gat in het systeem van de automatische incassoprocedure heeft de verdachte bewust niet benut, omdat hij verwachtte dat de banken toch niet naar hem zouden luisteren. Tijdens het onderzoek op de terechtzittingen is gebleken dat die verwachting van verdachte op geen enkele grond is gebaseerd.
Er bestond derhalve voor de verdachte geen enkele noodzaak de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten te plegen. De verdachte heeft door die feiten een groot aantal rekeninghouders gedupeerd en daarvoor is geen enkele rechtvaardiging aan te voeren.
Ook overigens zijn er geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde of van de verdachte uitsluiten.
9. MOTIVERING VAN DE STRAFFEN
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op grote schaal schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Op zijn computer heeft hij batches opgemaakt met opdrachten van bepaalde rekeninghouders bepaalde geldbedragen te incasseren, terwijl hij wist dat deze rekeninghouders daarvoor geen machtiging hadden afgegeven en deze geldbedragen niet verschuldigd waren. Vervolgens heeft verdachte deze batches naar de Rabobank verzonden om die incasso-opdrachten te laten uitvoeren, hetgeen ook heeft plaatsgevonden. Van in totaal 93 bankrekeningen zijn ten onrechte geldbedragen afgeschreven, tot een totaal bedrag van 739.345,80 euro.
Dit zijn ernstige feiten. Verdachte heeft een groot aantal rekeninghouders gedupeerd en hij heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze om hun belangen bekommerd. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard, dat hij de rekeninghouders grotendeels willekeurig heeft uitgekozen en dat hij er niet bij stil heeft gestaan dat deze rekeninghouders gedurende enige tijd een, vaak aanzienlijk, geldbedrag zouden missen, dat zij misschien dringend nodig zouden hebben. Voorts staat vast, dat verdachte de ten onrechte geïncasseerde bedragen niet (direct) heeft teruggestort en dat hij niet wist, of hij deze bedragen überhaupt wel had kunnen terugstorten. Het handelen van verdachte was in overwegende mate ingegeven door zijn eigen belang bij het promoten van zijn boek en het daardoor te behalen financiële gewin.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het verdachte betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 9 april 2003, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een misdrijf.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 120 uren.
Hoewel de rechtbank verdachte vrij zal spreken van het onder 2. ten laste gelegde, wordt naar haar oordeel door oplegging van alleen een taakstraf onvoldoende recht gedaan aan de aard en de ernst van het wél bewezen verklaarde. De rechtbank zal om die reden een zwaardere straf aan de verdachte opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel, dat aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd. Deze straf - waarin de aard en de ernst van de feiten tot uitdrukking wordt gebracht - dient ertoe verdachte ervan te weerhouden zich wederom, ongeacht zijn motieven, aan strafbare feiten als de onderhavige schuldig te maken.
Daarnaast acht de rechtbank oplegging aan verdachte van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van het na te melden aantal uren passend en geboden.
10. BENADEELDE PARTIJ
Mr. H.B. de Regt, curator in het faillissement van Fons Direct B.V., heeft namens de gezamenlijke schuldeisers van dat bedrijf, bij de officier van justitie opgave gedaan van de schade die de verdachte door de bewezen verklaarde feiten aan de faillissementsboedel van Fons Direct B.V. heeft toegebracht, welke schade mr. De Regt heeft omschreven als: "extra werkzaamheden om de gevolgen van de manipulaties door de heer [verdachte] met de bankrekeningen ongedaan te maken".
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden, zoals bedoeld in de artikelen 51a, eerste lid, en 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De benadeelde partij is immers niet getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling, artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt beschermd.
Het voorgaande brengt mee dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard.
11. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
12. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek KWALIFICATIE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
-de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 60 (zestig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 30 (dertig) dagen.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. van Woensel, voorzitter,
mr. R.F.B. van Zutphen en mr. H.T. van Voorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Jongeling, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 augustus 2004.
Mr. H.T. van Voorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.