
Jurisprudentie
AQ7506
Datum uitspraak2004-08-24
Datum gepubliceerd2004-08-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/060221-04
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-08-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/060221-04
Statusgepubliceerd
Indicatie
Apeldoornse vechtpartij uitmondend in steekpartij levert de veroordeelde 36 maanden gevangenisstraf, TBS en schadevergoeding op.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060221-04
Uitspraak d.d.: 24 augustus 2004
tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats (land)] op [geboortedatum],
wonende te Apeldoorn,
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 augustus 2004.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 mei 2004 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met [naam B], althans met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in het (rechter)been en/of de/het (linker)schouder(blad) en/of de buik(streek) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 02 mei 2004 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met [naam B], althans met een ander, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in het (rechter)been en/of de/het (linker)schouder(blad) en/of de buik(streek) te steken;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 02 mei 2004 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met [naam B], althans met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in het (rechter)been en/of de/het (linker)schouder(blad) en/of de buik(streek) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 mei 2004 te Apeldoorn met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Van Kinsbergenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C], welk geweld bestond uit: - het (met kracht) in/op/tegen het hoofd en/of in de nek en/of (elders) op/tegen het lichaam slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen, (onder meer terwijl die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer B] op de grond lagen) en/of - het daarbij/onderwijl van achteren vasthouden van [slachtoffer] met een (broeks)riem om zijn nek (gedurende enkele seconden/minuten);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 31 maart 2004 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 0,17 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(parketnummer 06/070300-04) art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 31 maart 2004 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (parketnummer 06/070300-04)
art 2 ahf/ond C Opiumwet
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 02 mei 2004 te Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, met een mes, in het (rechter)been en/of de/het (linker)schouder(blad) en/of de buik(streek) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 02 mei 2004 te Apeldoorn met anderen, op of aan de openbare weg, de Van Kinsbergenstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en [slachtoffer B] en [slachtoffer C], welk geweld bestond uit:
- het (met kracht) op/tegen het hoofd en/of in de nek en/of (elders) op/tegen het lichaam slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen, (onder meer terwijl die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer B] op de grond lagen) en - het daarbij/onderwijl van achteren vasthouden van [slachtoffer] met een (broeks)riem om zijn nek (gedurende enkele seconden/minuten);
3.
hij 31 maart 2004 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 31 maart 2004 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk aanwezig heeft gehad 1,2 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1: poging tot doodslag;
feit 2: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is op 2 en 3 augustus 2004 een multidisciplinair rapport opgemaakt door de psycholoog drs. S. Labrijn en de psychiater dr. L.H.W.M. Kaiser.
Uit de rapportage blijkt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale, narcistische en borderline kenmerken. Er is sprake van een stoornis in de impulscontrole; hij handelt alvorens te reflecteren, de emoties van dat moment zijn belangrijker dan langere termijn doelen of principes die hij nastreeft. Inherent aan het narcisme is dat betrokkene uitermate gevoelig is voor krenkingen. Vanwege de borderlineproblematiek is betrokkene gemakkelijk te beïnvloeden.
Gelet hierop kan de rechtbank zich met de conclusie van dit rapport, te weten dat onderzochte ten tijde van het plegen van het hem onder 1 ten laste gelegde lijdende was aan een zodanige ziekelijke stoornis zijner geestesvermogens, dat dit feit – indien bewezen – hem slechts in verminderde mate kan worden toegerekend, verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen-verklaarde en de omstandigheden waar-onder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank met name gelet op de hiervoor reeds vermelde multidisciplinaire rapportage van 2 en 3 augustus 2004.
Het rapport houdt als beschouwingen en advies onder meer in – zakelijk weergegeven -:
Er is bij betrokkene sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale, narcistische en borderline kenmerken.
Betrokkene laat zich leiden door actuele impulsen en behoeften en verliest gemakkelijk de controle over zijn agressieve impulsen. Het recidivegevaar wordt op tamelijk korte termijn als groot ingeschat.
Betrokkene heeft een klinische behandeling nodig, teneinde te bereiken dat hij meer tot zelfinzicht komt en daarmee leert om delictvoorkomende strategieën te hanteren en hij op een meer volwassen wijze interacteert met anderen en regels leert accepteren en begrijpen.
Gezien de ernst van het delict, met potentieel dodelijke afloop, het zeer groot te achten recidivegevaar en de ernst van de stoornis van waaruit het ten laste gelegde tenminste ten dele verklaard kan worden, wordt een behandeling binnen een verplicht kader geadviseerd. Daarom wordt geadviseerd betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
Een voorwaardelijk kader is te zwak voor hem.
Met de beschouwingen en het advies kan de rechtbank zich verenigen.
Gelet op de bovenvermelde multidisciplinaire rapportage is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde, zijnde een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld, aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een on-voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte zich met een grote groep zeer gewelddadig heeft gericht tegen drie anderen. Uit woede omdat hij zelf met een fietsketting geraakt was, heeft hij een mes opgehaald en zich wederom met dat mes in de groep gestort en het slachtoffer [slachtoffer] meermalen met grof geweld gestoken.
Bovendien heeft verdachte gehandeld in harddrugs, waarmee hij de gezondheid van gebruikers in gevaar heeft gebracht.
De rechtbank heeft tevens gelet op de omstandigheid dat verdachte vaker voor geweldsdelicten is veroordeeld en rekening gehouden met de verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Apeldoorn, bankrekeningnummer [cijfers], heeft zich met een vordering tot schade-vergoeding ten bedrage van € 1.754,99 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs-middelen en hetgeen verder ter terecht-zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte en zijn medeverdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk zijn. De niet betwiste vordering is voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer, te weten € 1.254,99. Bij de bepaling van de hoogte van het bedrag heeft de rechtbank gelet op het verschil in aandeel van verdachte en zijn medeplichtige in het onder 1 bewezen verklaarde feit.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 37a, 37b, 45, 57, 91, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Apeldoorn, bankrekeningnummer [cijfers], van een bedrag van € 1.754,99, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], voornoemd, een bedrag te betalen van € 1.254,99, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 25 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. De Bie, voorzitter, mrs. Hemrica en Willemse, rech-ters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 augustus 2004.