
Jurisprudentie
AQ7452
Datum uitspraak2004-08-25
Datum gepubliceerd2004-08-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200401431/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-08-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200401431/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 11 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur het “Wijzigingsplan bestemmingsplan “Buitengebied” 1985 met 1e partiële wijziging" vastgesteld.
Uitspraak
200401431/1.
Datum uitspraak: 25 augustus 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur het “Wijzigingsplan bestemmingsplan “Buitengebied” 1985 met 1e partiële wijziging" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 17 december 2003, kenmerk 955115/964357, beslist over de goedkeuring van dit wijzigingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellante sub 1 bij brief van 16 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 17 februari 2004, en appellant sub 2 bij brief van 14 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 februari 2004, beroep ingesteld.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten en van [partij]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juni 2004, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.R. Bruggen, ambtenaar van de provincie, is verschenen. Voorts is het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur, vertegenwoordigd door M.A.C.C. van Oers en L.W.A.M. van Beckhoven, daar verschenen.
Appellanten zijn niet ter zitting verschenen
2. Overwegingen
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voorzover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. De Afdeling heeft bij uitspraak van 24 december 2002, no. 199901366/1, het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 25 mei 1999, no. 207.190, omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan "Buitengebied", dat is vastgesteld door de gemeenteraad van Etten-Leur bij besluit van 29 oktober 1998, gedeeltelijk vernietigd en zelfvoorziend goedkeuring onthouden aan het plandeel met de bestemming “Agrarisch gebied, categorie 2 -A2-“, voor zover betrekking hebbend op gronden van [partij] aan de Teerlingstraat. De Afdeling heeft daarbij geoordeeld dat het plan ten onrechte niet voorzag in een bebouwingsvlak dat uitbreiding van de schuur ter plaatse mogelijk maakt.
De gemeenteraad van Etten-Leur heeft geen gevolg gegeven aan de verplichting ingevolge artikel 30, eerste lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, om een nieuw plan vast te stellen. Op de betreffende gronden aan de Teerlingstraat is derhalve het voorheen geldende bestemmingsplan “Buitengebied” 1985 met 1e partiële wijziging" van toepassing.
Het college heeft met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 3, lid B III, onder 1, sub g, van dat bestemmingsplan een wijzigingsplan opgesteld dat voorziet in een agrarisch bouwvlak dat de bouw mogelijk maakt van een loods van 30 bij 40 meter, welk bouwvlak wordt gekoppeld aan een bestaand agrarisch bouwvlak.
2.3. Appellanten stellen dat verweerder het wijzigingsplan ten onrechte heeft goedgekeurd. Zij voeren aan dat de bestaande schuur illegaal is opgericht en dat uitbreiding niet noodzakelijk is. Appellant sub 2 voert voorts aan dat door de bouw van de loods het landschap en het uitzicht zal worden aangetast en dat zonodig een andere locatie dient te worden gekozen.
2.4. Het college van burgemeester en wethouders van Etten Leur is van mening dat is voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan “Buitengebied” 1985 met 1e partiële wijziging". Zij acht een bebouwingsvlak van 30 bij 40 meter noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van [partij]. Daarbij baseert het college van burgemeester en wethouders zich op een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen van 22 juli 2003.
2.5. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft dit plan goedgekeurd.
2.6. De Afdeling is van oordeel dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat uitbreiding van het agrarisch bedrijf, door middel van het toekennen van een nieuw gekoppeld agrarisch bouwvlak, niet noodzakelijk is. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat de in het plan voorziene bouw van een loods zal leiden tot een ernstige aantasting van het landschap en het uitzicht ter plaatse. Ook in hetgeen appellanten overigens hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
De beroepen zijn ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Voskamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Cleton w.g. Voskamp
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2004
370.
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,