Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ6984

Datum uitspraak2004-08-10
Datum gepubliceerd2004-08-18
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200405671/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 7 april 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (hierna: het college) aan [vergunninghouder], gevestigd te [plaats] (hierna: het bouwbedrijf), vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een pand voor een supermarkt, 18 appartementen en een parkeerkelder op het perceel, kadastraal bekend gemeente Eindhoven, sectie […], nummer […] en plaatselijk bekend [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200405671/2. Datum uitspraak: 10 augustus 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: [verzoekers], beiden wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 4 juni 2004 in het geding tussen: verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven. 1.    Procesverloop Bij besluit van 7 april 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (hierna: het college) aan [vergunninghouder], gevestigd te [plaats] (hierna: het bouwbedrijf), vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een pand voor een supermarkt, 18 appartementen en een parkeerkelder op het perceel, kadastraal bekend gemeente Eindhoven, sectie […], nummer […] en plaatselijk bekend [locatie] te [plaats]. Bij besluit van  27 november 2003 heeft het college het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar, voor zover thans van belang, ongegrond verklaard en het besluit van 7 april 2003 gehandhaafd. Bij uitspraak van 4 juni 2004, verzonden op 9 juni 2004, heeft de rechtbank  ’s-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2004, hoger beroep ingesteld. Voorts hebben zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De gronden van het hoger beroep en het verzoek zijn aangevuld bij brief van 24 juli 2004. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 juli 2004, waar verzoekers in persoon, bijgestaan door mr. R. Stiekema, advocaat te Waalre, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.J.A. van Crey, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar het bouwbedrijf, bij monde van mr. Th.A.G. Vermeulen, advocaat te Den Bosch, en drs. J.W. Bordewijk, projectleider, gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft verklaard. 2.2.    In hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat geen vrijstelling en bouwvergunning mocht worden verleend. 2.3.    Gelet op het vorenstaande, dient het verzoek te worden afgewezen. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb    w.g. Ouwehand Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2004 224.