
Jurisprudentie
AQ6945
Datum uitspraak2004-08-05
Datum gepubliceerd2004-08-19
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200400398
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-08-19
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200400398
Statusgepubliceerd
Indicatie
Appellante verzoekt machtiging om als bewindvoerster ten laste van het onder bewind gestelde vermogen van X een schenking te doen aan zichzelf ten bedrage van € 250.000 vrij van rechten. Appellante is door X benoemd tot enig erfgename. Door uitvoering van verzochte schenking wordt voor appellante een fiscaal voordeel behaald van € 68.911.
Het hof overweegt dat X nooit schenkingen heeft gedaan aan appellante; er bestaat aldus geen schenkingstraditie. Bovendien is er náást appellante sprake van twee voorwaardelijk erfgenamen. Het verbinden van een ontbindende voorwaarde aan de toestemming voor een schenking biedt geen dan wel onvoldoende zekerheid om te voorkomen dat het vermogen mogelijk niet meer aanwezig is bij het overlijden van X, zodat de rechten van de voorwaardelijke erfgenamen in gevaar kunnen komen. Ter zitting heeft appellante tevens verklaard dat zij de schenking op geen enkele wijze nodig heeft om in haar behoefte te voorzien.
Tenslotte is van belang dat ten gevolge van de schenking X het grootste deel van haar vermogen te weten € 462.652 van een totaal vermogen van ongeveer € 600.000 zal verliezen, terwijl niet valt uit te sluiten dat zij dit vermogen in de toekomst, bijvoorbeeld bij wijziging van regelgeving, nog zal behoeven. Er bestaan aldus onvoldoende omstandigheden aanwezig zijn om toestemming te kunnen verlenen. Het enkele feit dat de bedoelde schenking voor appellante een belastingvoordeel oplevert is hiertoe onvoldoende. Volgt afwijzing van het verzoek, etc.
Uitspraak
5 augustus 2004
Rekestenkamer
Rekestnummer R200400398
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak in hoger beroep van:
[naam appellante],
wonende te [woonplaats appellante],
appellante,
hierna te noemen: [naam appellante],
procureur mr J.J.S. Bezemer,
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van
26 februari 2004, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 24 mei 2004, heeft de vrouw verzocht de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 26 februari 2004 te vernietigen en opnieuw rechtdoende machtiging te verlenen aan appellante om - eventueel onder door het hof te formuleren voorwaarden - als bewindvoerster ten laste van het onder bewind gestelde vermogen van mevrouw [naam erflaatster] een schenking te doen aan zichzelf ten bedrage van E. 250.000,- vrij van rechten.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 juli 2004. Bij die gelegenheid zijn appellante en haar advocaat gehoord.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- de brief van de rechtbank 's-Hertogenbosch d.d. 26 mei 2004.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Op 10 februari 1995 heeft [naam erflaatster] (hierna: [naam erflaatster]) een testament gemaakt, waarin [naam appellante] is benoemd tot enig erfgename, met uitzondering van een legaat van E. 2269. Indien [naam appellante] vóór of tegelijk met [naam erflaatster] komt te overlijden is de echtgenoot van [naam appellante] aangewezen als erfgenaam. Indien ook laatstgenoemde vóór of tegelijk met [naam erflaatster] komt te overlijden is Y. daartoe aangewezen.
4.2. Bij beschikking van 11 oktober 1995 is het vermogen van [naam erflaatster] als gevolg van haar geestelijke en/of lichamelijke toestand onder bewind gesteld. [naam appellante] is benoemd als bewindvoerster. [naam erflaatster] is sedert ongeveer 9 jaar dementerend, verblijft in een verzorgingstehuis, is bedlegerig en in haar zorg volledig afhankelijk van anderen.
4.3. Op 19 februari 2004 heeft [naam appellante] de kantonrechter verzocht haar als bewindvoerster te machtigen om een schenking aan zichzelf te doen vrij van rechten en kosten ten bedrage van E. 250.000 ten laste van het onder bewind gestelde vermogen van [naam erflaatster], alsmede eventueel te bepalen de voorwaarden waaronder deze schenking dient te geschieden.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van [naam appellante] afgewezen, met de enkele overweging dat het verzoek niet in het belang van [naam erflaatster] is.
4.4. [naam appellante] is hiervan in beroep gekomen en heeft twee grieven geformuleerd.
De eerste grief houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het verzoek niet in het belang van [naam erflaatster] is.
Het is in het belang van [naam erflaatster] dat haar vermogen volledig toekomt aan [naam appellante]. [naam appellante] is door haar immers aangewezen als enig erfgenaam.
Door uitvoering van de verzochte schenking vrij van recht wordt voor [naam appellante] een fiscaal voordeel behaald van E. 68.911.
4.5. De tweede grief houdt in dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de belangen van [naam appellante].
Het genoemde fiscaal voordeel is van groot belang voor [naam appellante], terwijl de schenking geen enkel nadeel voor [naam erflaatster] oplevert, er blijft voor haar nog voldoende vermogen over voor verzorging en onvoorziene uitgaven. Bovendien is het mogelijk de schenking herroepelijk te maken. Er kan aan de schenking de ontbindende voorwaarde worden verbonden dat [naam appellante] ook de erfgename zal zijn.
4.6. Het hof overweegt het volgende.
Ter zitting is komen vast te staan dat [naam erflaatster] nooit schenkingen heeft gedaan aan appellante; er bestaat aldus geen schenkingstraditie.
Bovendien is er náást appellante sprake van twee voorwaardelijk erfgenamen.
Het verbinden van een ontbindende voorwaarde aan de toestemming voor een schenking biedt geen dan wel onvoldoende zekerheid om te voorkomen dat het vermogen mogelijk niet meer aanwezig is bij het overlijden van [naam erflaatster], zodat de rechten van de voorwaardelijke erfgenamen in gevaar kunnen komen.
Ter zitting heeft appellante tevens verklaard dat zij de schenking op geen enkele wijze nodig heeft om in haar behoefte te voorzien.
Tenslotte is van belang dat ten gevolge van de schenking [naam erflaatster] het grootste deel van haar vermogen te weten E. 462.652 van een totaal vermogen van ongeveer E. 600.000 zal verliezen, terwijl niet valt uit te sluiten dat zij dit vermogen in de toekomst, bijvoorbeeld bij wijziging van regelgeving, nog zal behoeven.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat er onvoldoende omstandigheden aanwezig zijn om toestemming te kunnen verlenen. Het enkele feit dat de bedoelde schenking voor appellante een belastingvoordeel oplevert is hiertoe onvoldoende.
4.7. Al het vorenstaande voert het hof tot de slotsom dat moet worden beslist op de in het dictum aangegeven wijze.
5. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 26 februari 2004.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Griensven, Lamers en Van Soest-van Dijkhuizen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 5 augustus 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.