
Jurisprudentie
AQ6710
Datum uitspraak2004-08-11
Datum gepubliceerd2004-08-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/753504-03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-08-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/753504-03
Statusgepubliceerd
Indicatie
[...] Verdachte heeft samen met een ander een vuurtje gestookt op een bedrijventerrein, waardoor uiteindelijk een miljoenenschade aan de op dat terrein gevestigde bedrijven is ontstaan en gevaar te duchten was voor de omliggende bedrijfspanden en de zich daarin bevinden goederen. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is het de rechtbank duidelijk geworden dat verdachte en medeverdachte niet de opzet hebben gehad een dergelijke schade te willen veroorzaken. Echter door het aansteken van een aantal lompen in de buurt van nog veel meer brandbaar materiaal hebben verdachte en zijn kompaan zeer ondoordacht en daarmee verwijtbaar gehandeld. Een brand is, zoals bekend, een onbeheersbare kracht die grote onherstelbare schade aan (kan) richt(en), wat ook nu eens temeer is gebleken.
Tevens heeft de verdachte samen met anderen een scooter gestolen, waardoor hij het bezit van een ander heeft aangetast [...]
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/753504-03
rolnummer 0006
's-Gravenhage, 11 augustus 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans preventief gehecht in het Penitentiair Complex Scheveningen, Huis van Bewaring, Unit 1, te 's-Gravenhage.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 21 april 2004 en 28 juli 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr H.F. van Kregten, is verschenen en gehoord.
Er hebben zich zes benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Kramer heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat verdachte verplicht contact zal onderhouden met de Reclassering.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden teruggegeven aan verdachte.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], tot een bedrag van € 300,= (eigen risico) en verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij 2].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3], te weten een bedrag van € 53.972,08.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij, [benadeelde partij 4]. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5], tot een bedrag van € 22.504,27 en verklaart de benadeelde partij voor het overige (post 11) niet-ontvankelijk.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5], tot een bedrag van € 288,= en verklaart de benadeelde partij voor het overige (post 3) niet-ontvankelijk.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot respectievelijk € 300,=, € 53.972,08,
€ 22.504,27 en € 288,=, subsidiair tot het ondergaan van vervangende hechtenis ten behoeve van het slachtoffers genaamd [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6].
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de bijgevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straffen het volgende overwogen.
Verdachte heeft samen met een ander een vuurtje gestookt op een bedrijventerrein, waardoor uiteindelijk een miljoenenschade aan de op dat terrein gevestigde bedrijven is ontstaan en gevaar te duchten was voor de omliggende bedrijfspanden en de zich daarin bevinden goederen. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is het de rechtbank duidelijk geworden dat verdachte en medeverdachte niet de opzet hebben gehad een dergelijke schade te willen veroorzaken. Echter door het aansteken van een aantal lompen in de buurt van nog veel meer brandbaar materiaal hebben verdachte en zijn kompaan zeer ondoordacht en daarmee verwijtbaar gehandeld. Een brand is, zoals bekend, een onbeheersbare kracht die grote onherstelbare schade aan (kan) richt(en), wat ook nu eens temeer is gebleken.
Tevens heeft de verdachte samen met anderen een scooter gestolen, waardoor hij het bezit van een ander heeft aangetast.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychiatrisch rapport van psychiater drs. R. Thomassen d.d. 10 maart 2004. De psychiater concludeert dat de persoonlijkheid van verdachte wordt gekenmerkt door enkele externaliserende kenmerken en dat er bij verdachte sprake is van een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, ADHD. Hier vloeit echter niet automatisch uit voort dat er een vermindering van de toerekenbaarheid zou zijn bij verdachte. De psychiater adviseert een deels voorwaardelijk strafdeel op te leggen met verplicht reclasseringscontact en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van zijn behandelaar vanuit de verslavingszorg.
Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van het psychologisch rapport van psycholoog drs. F.G. Schilder d.d. 31 maart 2004. De psycholoog komt tot dezelfde conclusies en constateert dat er bij verdachte sprake is van misbruik van verschillende middelen. De psycholoog geeft aan dat verslavingsproblemen bij mensen met ADHD in voorgeschiedenis een chronischer beloop hebben. De psycholoog ziet geringe kansen voor een succesvolle behandeling van de verslavingsproblematiek van verdachte, gelet op de time-out en de uiteindelijke overplaatsing van verdachte van Mistral naar Triple-ex. Uit psychologisch oogpunt moet geadviseerd worden een behandeling in een gedwongen kader te laten plaatsvinden.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het Voorlichtingsrapport van Psycho-medisch centrum Parnassia d.d. 15 april 2004. Zij adviseren een forse voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: verplicht reclasseringstoezicht, voltooiing van Triple-ex van Parnassia en voltooiing van het nazorg-programma Re-entry van Parnassia.
Uit de brief van Parnassia van 29 april 2004 blijkt dat verdachte wegens het meerdere malen overtreden van de regels uit de behandeling op Triple-ex is ontslagen.
Het Voorlichtingsrapport van Parnassia van 13 juli 2004 geeft als uiteindelijk strafadvies weer een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact, aangezien verdachte na zijn detentie hulp of begeleiding nodig heeft, maar de mogelijkheden op dit moment nog niet duidelijk zijn.
Gelet op het hiervoor overwogene, alsmede gelet op het blanco strafblad en de jeugdige leeftijd van verdachte, acht de rechtbank het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf naast een werkstraf voor de maximale duur, passend en geboden. Het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf dient verdachte ervan te weerhouden zich nogmaals aan soortgelijke feiten schuldig te maken. Aan dit voorwaardelijk deel wordt tevens de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact verbonden.
De inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 2 en 3, te weten een opoefiets, een telefoontoestel en een aansteker.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
[benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3.310.000,=.
Ter terechtzitting is door de benadeelde partij aangegeven dat hij over de schade met zijn verzekeraar in onderhandeling is. Op basis van de afgesloten verzekering bedraagt het eigen risico voor de benadeelde partij € 300,=. Tot laatst vermeld bedrag is de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar, nu de materiële schade ter terechtzitting is gestaafd en de vordering ten aanzien van dit bedrag eenvoudig van aard is en rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 1 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering deels toewijzen.
De rechtbank zal bepalen dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de aan de mededader opgelegde verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Voorzover de vordering betrekking heeft op het meerdere deel, zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
[benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 262.120,=.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
[benadeelde partij 3], gevestigd te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 53.972,08.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
[benadeelde partij 4], gevestigd te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 40.437,04.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
[benadeelde partij 5], gevestigd te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 43.204,27.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
[benadeelde partij 6], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 469,=.
Deze vordering, voorzover deze betrekking heeft op de reparatie van de scooter (post 1) voor een bedrag van € 288,=, is door het bij het Voegingsformulier gevoegde bescheid gestaafd, terwijl die vordering, die gedeeltelijk eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 2 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering deels toewijzen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Voorzover de vordering betrekking heeft op het meerdere deel (post 3), zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 300,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1].
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 288,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 6].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 47, 57, 157, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN GEMEEN GEVAAR VOOR GOEDEREN TE DUCHTEN IS;
ten aanzien van feit 2:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 12 MAANDEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, i.c. de sector justitiële verslavingszorg van psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 11 november 2003,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 13 november 2003,
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van : 24 december 2003,
en welke schorsing werd opgeheven op: 03 mei 2004,
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een WERKSTRAF, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 240 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 DAGEN;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, 2 en 3, te weten: een opoefiets,een telefoontoestel en een aansteker;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 1], wonende te [adres], een bedrag van € 300,=, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij 6], gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 6], wonende te [adres], een bedrag van € 288,=, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 300,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1] en een bedrag groot € 288,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 6];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van respectievelijk 6 en 5 dagen;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 6] voor het overige niet ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat deze de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partijen
- [benadeelde partij 2], wonende te [adres];
- [benadeelde partij 3], gevestigd te [adres];
- [benadeelde partij 4], [adres];
- [benadeelde partij 5], [postadres];
niet ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat deze de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs A.H.Th. de Boer, voorzitter,
Oskam en Derijks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Schuurmans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 augustus 2004.