Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ6620

Datum uitspraak2004-08-05
Datum gepubliceerd2004-08-11
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200405410/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 28 mei 2004, kenmerk jvl/jko/2004-2104, heeft verweerder krachtens artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit) ten aanzien van de door verzoekster gedreven supermarkt, gevestigd op het perceel [locatie] te [plaats], een nadere eis gesteld met betrekking tot het piekgeluidniveau in in- of aanpandige woningen in de dagperiode. Dit besluit is op 9 juni 2004 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200405410/2. Datum uitspraak: 5 augustus 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoekster], gevestigd te [plaats], en het dagelijks bestuur van de milieudienst IJmond, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 28 mei 2004, kenmerk jvl/jko/2004-2104, heeft verweerder krachtens artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit) ten aanzien van de door verzoekster gedreven supermarkt, gevestigd op het perceel [locatie] te [plaats], een nadere eis gesteld met betrekking tot het piekgeluidniveau in in- of aanpandige woningen in de dagperiode. Dit besluit is op 9 juni 2004 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 30 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op 1 juli 2004, beroep ingesteld. Bij brief van 30 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op 1 juli 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 juli 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. M. Nijenhuis, advocaat te Utrecht, en J.C. Steman, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door R.J. Bos en J. Vloo, ambtenaren van de milieudienst, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Niet in geschil is dat de supermarkt van verzoekster een inrichting is waarop het Besluit van toepassing is.    Het bevoegd gezag kan krachtens artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit nadere eisen stellen met betrekking tot de in de bijlage 2 van het Besluit opgenomen voorschriften ten aanzien van onder meer geluid, voorzover dat in hoofdstuk 4 van die bijlage is aangegeven.    In voorschrift 4.1.1 van bijlage 2 is onder meer bepaald dat in gevallen waarin de in voorschrift 1.1.1 opgenomen waarden voor equivalente geluidniveaus en piekniveaus naar het oordeel van het bevoegd gezag te hoog of te laag zijn, het bevoegd gezag voor een inrichting bij nadere eis waarden kan vaststellen die lager of hoger zijn dan de in onder meer voorschrift 1.1.1 opgenomen waarden.    In voorschrift 1.1.1 van bijlage 2 is onder meer bepaald dat het piekniveau in in- of aanpandige woningen niet meer mag bedragen dan 55, 50 en 45 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. 2.3.    De gestelde nadere eis heeft betrekking op het piekniveau (Lmax), dat in in- of aanpandige woningen niet meer mag bedragen dan 50, 50 en 45 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. 2.4.    Verzoekster betoogt dat geen sprake is van een situatie waarbij lokale omstandigheden een specifieke benadering van de geluidproblematiek noodzakelijk maken. Voorts voert zij aan dat de vergelijking met supermarkten die tevens in de avondperiode geopend zijn en in die periode aan een norm van 50 dB(A) moeten voldoen, niet relevant is. Verder stelt verzoekster dat zij reeds een aantal geluidreducerende voorzieningen heeft getroffen en dat zij bij de inwerkingtreding van het bestreden besluit uit bedrijfseconomisch oogpunt gezien onevenredig zware investeringen dient te doen. Bovendien blijkt volgens verzoekster uit het in haar opdracht door adviesbureau ijmeer bv opgestelde akoestisch onderzoeksrapport van 29 maart 2004 dat niet is gegarandeerd dat in de dagperiode aan de norm van 50 dB(A) kan worden voldaan, terwijl zij wel kan voldoen aan de normen die in voorschrift 1.1.1 van bijlage 2 behorende bij het Besluit zijn opgenomen en die de bewoners van de bovenwoningen volgens haar een toereikend beschermingsniveau bieden. Voorzover sprake is van overschrijding van de in voorschrift 1.1.1 opgenomen geluidnormen, is dit een kwestie van handhaving, aldus verzoekster. 2.4.1.    Verweerder heeft met het stellen van de eerdergenoemde nadere eis beoogd het woonmilieu in de woningen boven de supermarkt te beschermen, omdat naar zijn mening de optredende piekgeluiden in de bovenwoningen hinderlijk zijn door hun aard. Ter zitting heeft hij hieraan toegevoegd dat het gebouw waarin de supermarkt van verzoekster zich bevindt, beschikt over een slechte contactisolatie. Hij acht een geluidnorm van 50 dB(A) voor de avondperiode maatgevend voor de geluidbelasting in woningen boven supermarkten, nu supermarkten die – in tegenstelling tot die van verzoekster – wel in de avondperiode zijn geopend maatregelen hebben getroffen om aan deze norm te kunnen voldoen. Verweerder acht het dan ook niet onredelijk dat in het onderhavige geval in de dagperiode ook aan die norm moet worden voldaan. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat de geluiduitstraling van de rolcontainers door middel van verschillende haalbare maatregelen kan worden verlaagd en dat met relatief eenvoudige maatregelen en zorgvuldig gedrag bij het plaatsen van kratten en het rijden met rolcontainers piekgeluiden boven 50 dB(A) kunnen worden voorkomen. Het aanbrengen van dure voorzieningen als een zwevende dekvloer is dan niet noodzakelijk, aldus verweerder. Hij wijst hierbij op de resultaten van het akoestisch onderzoek, opgenomen in het rapport van 29 maart 2004, dat in opdracht van verzoekster is opgesteld. 2.4.2.    Vaststaat dat verzoekster reeds een aantal maatregelen heeft getroffen om aan voorschrift 1.1.1 van bijlage 2 behorende bij het Besluit te voldoen. Zo heeft zij een geluidwerend plafond in het magazijn aangebracht, stootbalken van de muren naar de vloer in het magazijngedeelte van het bedrijf verplaatst, de ophanging van koelleidingen met behulp van anti-trilrubbers aangepast en geluidisolerende bekleding op wanden en vloer ter hoogte van de locatie in het winkelgedeelte waar producten als fris/bier voor verkoop worden aangeboden, aangebracht. Verder is het personeel geïnstrueerd om de kratten met bier en frisdrank voorzichtig te stapelen.    Tijdens de door verweerder op 29 januari 2004 uitgevoerde geluidmetingen is gebleken dat het piekgeluidniveau in in- of aanpandige woningen in de dagperiode maximaal 62 dB(A) bedraagt. Volgens het in opdracht van verzoekster opgestelde akoestisch onderzoeksrapport van 29 maart 2004 kan naar verwachting met de thans getroffen maatregelen in ieder geval aan een piekgeluidnorm van 55 dB(A) in de dagperiode worden voldaan. Verder blijkt hieruit dat het aanbrengen van een kunststof coating op de magazijnvloer, het gebruik van ‘stille’ rolcontainers en zorgvuldug gedrag kunnen bijdragen aan een verdere verlaging van de piekgeluidbelasting. 2.4.3.    De Voorzitter is van oordeel dat uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken van lokale omstandigheden die een specifieke benadering noodzakelijk maken en die het in onderhavige situatie rechtvaardigen dat een strenger piekgeluidniveau voor in- en aanpandige woningen in de dagperiode aan verzoekster wordt opgelegd. Niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een gebouw met matige contactisolatie. Door verweerder is ter zitting niet bestreden dat het gebouw voldoet aan de eisen voor luchtgeluid en contactgeluid uit het Bouwbesluit. Verder is gebleken noch aannemelijk geworden dat andere supermarkten die wel in de avondperiode geopend zijn, geen gebruik maken van de aan hen op grond van het Besluit toekomende geluidruimte van 55 dB(A) voor het piekgeluidniveau in de dagperiode in in- en aanpandige woningen, zodat niet kan worden gesteld dat de avondperiode maatgevend is voor de van dergelijke supermarkten afkomstige geluidbelasting. Bovendien staat niet vast dat na het treffen van aanvullende maatregelen en bij zorgvuldig gedrag aan de piekgeluidnorm van 50 dB(A) kan worden voldaan. 2.5.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter bij afweging van de betrokken belangen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. 2.6.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het dagelijks bestuur van de milieudienst IJmond van 28 mei 2004, kenmerk jvl/jko/2004-2104; II.    veroordeelt het dagelijks bestuur van de milieudienst IJmond in de door verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de milieudienst IJmond te worden betaald aan verzoekster; III.    gelast dat de milieudienst IJmond aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 273,00) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat. w.g. Brink    w.g. Sparreboom Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2004 195-353.