Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ6328

Datum uitspraak2004-07-29
Datum gepubliceerd2004-08-05
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/2912 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ontbreken van gronden.


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 04/2912 NABW U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen: [appellant] wonende te [woonplaats], appellant, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, gedaagde. I. INLEIDING Bij beroepschrift van 27 mei 2004 heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de door de rechtbank Arnhem op 16 april 2004 tussen partijen gewezen uitspraak, reg.nr. AWB 03/2363. II. MOTIVERING In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Deze bepaling is ingevolge artikel 6:24, eerste lid, van de Awb in hoger beroep van overeenkomstige toepassing. Het ingediende beroepschrift bevat echter geen gronden. Bij schrijven van 7 juni 2004 is appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Hij heeft deze termijn ongebruikt laten voorbijgaan. Bij aangetekend schrijven van 8 juli 2004 is aan appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van twee weken gesteld en is erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep kan leiden. Appellant heeft ook deze termijn ongebruikt laten voorbijgaan. Nu niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging zouden kunnen vormen voor dit verzuim, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek wordt beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Aldus gewezen door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2004. (get.) G.A.J. van den Hurk. (get.) P.A.M. Hulsdouw. Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.