
Jurisprudentie
AQ5988
Datum uitspraak2004-07-26
Datum gepubliceerd2004-08-04
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200402053/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2004-08-04
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200402053/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 19 juni 2003 heeft de gemeenteraad van Oegstgeest, op voorstel van burgemeester en wethouders van 24 mei 2003, het bestemmingsplan "Rijnfront" vastgesteld.
Uitspraak
200402053/2.
Datum uitspraak: 26 juli 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Sierafor B.V.", gevestigd te Oegstgeest,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 juni 2003 heeft de gemeenteraad van Oegstgeest, op voorstel van burgemeester en wethouders van 24 mei 2003, het bestemmingsplan "Rijnfront" vastgesteld.
Bij besluit van 3 februari 2004, kenmerk DRM/ARB/03/10213A, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Sierafor B.V." (hierna: Sierafor) heeft tegen dit besluit van verweerder beroep ingesteld bij faxbericht van 30 maart 2004, ingekomen bij de Raad van State op 30 maart 2004. Daarnaast heeft zij zich bij ditzelfde faxbericht tot de Voorzitter gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 juli 2004, waar Sierafor, vertegenwoordigd door mr. drs. M.L.M. Frantzen, advocaat te Amsterdam, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. I.T.F. Vermeulen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door M. Bakker, ambtenaar van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan is een globaal, grotendeels nader op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening uit te werken, bestemmingsplan. Het bevat de mogelijkheden voor de ontwikkeling van bedrijventerrein, woongebieden en een groengebied ten westen van de rijksweg A44.
2.3. Sierafor stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. In het bijzonder zijn haar bedrijfsactiviteiten ten onrechte niet als zodanig bestemd, aldus Sierafor. Voorts is volgens haar onvoldoende inzicht gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan en de gevolgen daarvan voor onder meer de natuurwaarden. Zij verzoekt om schorsing van het bestreden besluit, omdat bij inwerkingtreding van het plan zal kunnen worden begonnen met de ontwikkeling van het plangebied.
2.4. Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het goedgekeurd. Volgens hem is voldoende onderzoek verricht en is de uitvoerbaarheid verzekerd. In het bijzonder zijn voldoende middelen beschikbaar voor verplaatsing van Sierafor, aldus verweerder.
2.5. Ten aanzien van de stelling van Sierafor, dat niet alle stukken die op het plan betrekking hebben met het ontwerp daarvan ter inzage zijn gelegd, overweegt de Voorzitter dat niet aannemelijk is geworden dat niet alle rapporten, die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan beschikbaar waren, met het ontwerpplan ter inzage zijn gelegd. De Voorzitter ziet mitsdien vooralsnog geen reden aan te nemen dat het bestreden besluit om deze reden in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. De vraag of deze rapporten de gevolgen van het bestemmingsplan voldoende duidelijk maken, vergt nader onderzoek waarvoor deze procedure zich niet leent.
2.5.1. De plandelen die zonder uitwerkingsplan direct kunnen worden verwezenlijkt, zijn gelegen op afstand van het bedrijf. In zoverre Sierafor verzoekt om schorsing van de goedkeuring van die plandelen, heeft verzoekster de Voorzitter met hetgeen zij ter zitting in aanvulling op het verzoekschrift omtrent de mogelijke niet-omkeerbare gevolgen, die optreden indien de bestemmingen worden verwezenlijkt, heeft gesteld, niet overtuigd dat deze zullen optreden en dat zij bij het vooralsnog niet verwezenlijken van dit bestemmingsplan zodanig belang heeft dat dit verzoek moet worden toegewezen.
2.5.2. De gronden van Sierafor en de gronden in de omgeving van het bedrijf hebben in het plan uit te werken bestemmingen gekregen. Ingevolge artikel 27 van de planvoorschriften mogen op de plandelen met uit te werken bestemmingen bouwwerken slechts worden gebouwd, mits het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan en van verweerder vooraf een verklaring van geen bezwaar ter zake is ontvangen. Vaststaat dat voor de desbetreffende plandelen nog geen uitwerkingsplan is vastgesteld en dat nog geen verklaring van geen bezwaar is verleend. De Voorzitter is mitsdien van oordeel dat Sierafor geen spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft bij schorsing van deze onderdelen van het bestreden besluit.
2.5.3. Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Klein
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2004
176-410.