
Jurisprudentie
AQ5885
Datum uitspraak2004-07-22
Datum gepubliceerd2004-08-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers291-04
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Datum gepubliceerd2004-08-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers291-04
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Indicatie
Klaagster heeft haar klacht ingediend met overschrijding van de in artikel 99 lid 2 WNA genoemde termijn.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BIJ VERVROEGING
Beslissing van 22 juli 2004 in de zaak onder rekestnummer 291/2004 NOT van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTE,
t e g e n
[geïntimeerde],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Door appellante, verder te noemen klaagster, is bij een op 9 maart 2004 ter griffie ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze uitspraak gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo, verder te noemen de kamer, van 17 februari 2004, waarbij klaagster in haar klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, niet-ontvankelijk is verklaard.
1.2. Op 16 april 2004 is door de notaris een verweerschrift ter griffie van het hof ingediend.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 24 juni 2004. Klaagster is verschenen en heeft het woord gevoerd. De notaris heeft bij brief ingekomen op 11 juni 2004 laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en van de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in haar beslissing van 17 februari 2004 heeft vastgesteld, onder verbetering van de volgende data:
- de heer Albert Jan [B] is overleden op 10 september 1992;
- bij akte verleden op 24 oktober 1980 heeft de overledene over zijn nalatenschap beschikt.
4. Beoordeling van de ontvankelijkheid van de klacht
4.1. Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of de klacht tegen de notaris die betrekking heeft op zijn handelen sedert 1993, gezien het tijdstip van indiening, ontvankelijk is.
4.2. Nu klaagster haar klacht in eerste instantie na de invoering van de Wet op het Notarisambt, hierna: WNA, heeft ingediend, dient het hof de ontvankelijkheid van de klacht te beoordelen aan de hand van het bepaalde in artikel 99 lid 12 WNA.
Ingevolge artikel 99 lid 12 WNA kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen.
4.3. Klaagster heeft bij brief gedateerd op 14 juli 2003 een klacht ingediend, ter zake van de werkzaamheden die de notaris heeft verricht sedert 1993 in de afhandeling van de nalatenschap van de overleden echtgenoot van klaagster. Deze werkzaamheden zijn in het bijzonder verricht in 1993 en hebben geleid tot een conceptakte van verdeling. De akte van verdeling is destijds evenwel niet gepasseerd. Pas op 12 februari 1999 is ten overstaan van een andere notaris een akte van verdeling gepasseerd. Na deze verdeling is er met de notaris geen enkel contact meer geweest. Ter zitting heeft klaagster voorts gesteld dat zij er jarenlang vanuit is gegaan dat de notaris de nalatenschap conform het testament van haar overleden echtgenoot had afgehandeld. Ten tijde van het (dreigende) faillissement van het bedrijf van klaagster, in 1995, werd haar voor het eerst duidelijk dat dit niet het geval was.
Dit tezamen leidt tot de conclusie van het hof dat klaagster haar klacht heeft ingediend met overschrijding van de in artikel 99 lid 2 WNA genoemde termijn.
4.4. Het hier voorgaande leidt dan ook tot de volgende beslissing.
5. De beslissing
Het hof:
- verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Schipper, Stille en Van Os, en in het openbaar uitgesproken op donderdag 22 juli 2004.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ALMELO
Klachtzaak: 13 03 Wna
UITSPRAAK
inzake: [klaagster],
wonende te [woonplaats],
klaagster,
[notaris]
notaris te [plaats],
hierna te noemen de notaris.
1 Verloop van de procedure
1.1 Op 14 juli 2003 heeft klaagster via de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie te Den Haag een klacht (met bijlagen) ingediend bij de Kamer van Toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Almelo, hierna te noemen de kamer.
De notaris heeft zich verweerd bij schrijven van 19 augustus 2003. Vervolgens heeft klaagster bij brief van 1 september 2003 gerepliceerd en is door de notaris op 23 september 2003 gedupliceerd.
1.2 De klachtzaak is ter zitting van 22 januari 2004 behandeld. Klaagster is verschenen. De notaris is eveneens verschenen.
2 Toetsingskader
2.1 In deze klachtzaak dient te worden beoordeeld of de notaris heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Wet op het notarisambt (Wna).
3 Feiten
3.1 Op basis van hetgeen klaagster heeft aangegeven is de kamer bekend met de volgende feiten.
Op 17 september 1992 is dhr. Albert Jan [B], geboren op 17 juni 1919 te Almelo, overleden. Uit zijn eerste – door echtscheiding ontbonden - huwelijk met Johanna Worp zijn drie kinderen geboren. De overledene is onder huwelijkse voorwaarden opnieuw gehuwd met klaagster, welk huwelijk werd ontbonden door zijn overlijden. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren.
Bij akte verleden voor notaris De Haan te Almelo op 24 oktober 1984 heeft de overledene over zijn nalatenschap beschikt door middel van een legaat van het levenslang recht van vruchtgebruik van de gehele nalatenschap ten behoeve van klaagster in plaats van haar erfdeel bij versterf. Als erfgenamen heeft de overledene achtergelaten zijn voornoemde kinderen, elk voor 1/3 gedeelte van zijn nalatenschap onder bezwaar van het voormelde vruchtgebruik.
Op 23 december 1998 is notaris Numan namens de erven aangeschreven door mr. C.H.P. de Boer, advocaat te Alkmaar, met het verzoek om de akte van verdeling op te stellen. Bij dit verzoek zijn hem de volgende stukken over gelegd:
• een kopie van het testament van de erflater;
• een kopie van de conceptakte van boedelbeschrijving en boedelverdeling, opgemaakt door [n[H], notaris te [plaats];
• de beschikking van de president van de rechtbank Almelo van 24 december 1997, op grond waarvan de tot de nalatenschap behorende onroerende zaak aan de Anjelier 16 te Borne, eigendom van de voornoemde erfgenamen, is verkocht;
• de financiële verantwoording van mr. J.M.H. Kuhlmann, notaris te Borne, waaruit volgt dat op 2 juni 1998 een saldo resteert ad fl. 100.884,60, hetwelk berust onder notaris Kuhlmann.
Op 11 februari 1999 hebben de erfgenamen ieder een boedelvolmacht ondertekend. Zij hebben daarbij verklaard volmacht te geven aan notaris Numan voor de afwikkeling van de nalatenschap van de overledene. Voor klaagster is een gelijke volmacht ondertekend door haar faillissementscurator mevr. mr. A.S.M. Zweerman-Oude Breuil.
De akte van verdeling is vervolgens op 12 februari 1999 verleden ten overstaan van notaris Numan.
Bij brief d.d. 12 februari 1999 heeft notaris Numan de akte van verdeling (in afschrift) doen toekomen aan notaris [H] met het verzoek om ieder van de vier gerechtigden een bedrag ad fl. 24.326,86 uit te betalen. De onderscheidenlijke bedragen zijn vervolgens op 16 februari 1999 overgemaakt op de rekeningen van de kinderen [B] en de faillissementscurator van klaagster.
4 Standpunten
4.1 Klaagster stelt zich op het standpunt dat de notaris sedert 1993 in gebreke is gebleven en geen uitvoering heeft gegeven aan haar verzoek om het testament uit te voeren.
4.2 De notaris stelt zich op het standpunt dat zijn werkzaamheden zijn geëindigd met het opmaken van de conceptakte van verdeling. Daarin was het vruchtgebruik gekapitaliseerd. Vanwege de persoonlijke omstandigheden van klaagster is op dat moment niet tot die afwikkeling besloten. Vervolgens is - kort samengevat - vanwege gewijzigde omstandigheden voor klaagster uiteindelijk in 1999 de akte van verdeling gepasseerd bij notaris Numan.
Naar aanleiding van in juni 2003 door klaagster verzonden brieven heeft de notaris klaagster uitgenodigd om een afspraak te maken teneinde te inventariseren welke werkzaamheden zouden moeten worden verricht.
5 Overwegingen
5.1 Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.
5.2 In artikel 99, twaalfde lid, Wna is bepaald dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen.
5.3 De kamer oordeelt dat klaagster in haar klacht niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard, nu de Wet op het notarisambt bepaalt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot de klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven heeft kennis genomen.
De notaris heeft vooral werkzaamheden verricht in 1993. Dit heeft geleid tot een conceptakte van verdeling welke in die tijd niet is gepasseerd maar onweersproken is afgesloten met een brief waarin twee mogelijkheden zijn aangegeven. Bovendien is gebleken dat de akte, klaarblijkelijk vanwege een andere aanleiding, wel in 1999 is gepasseerd bij notaris Numan. Nu de klacht in juni 2003 is ingediend is dit meer dan drie jaren na enig handelen van de notaris in dit verband.
Ten overvloede overweegt de kamer:
In het geval klaagster wel binnen drie jaren een klacht tegen de notaris zou hebben ingediend, zou de kamer de klacht hebben afgewezen. Immers, hoe zeer ook sprake kan zijn geweest van een niet door klaagster gewenst verloop van omstandigheden, op geen enkele wijze is gebleken dat de conceptakte niet in overeenstemming was met hetgeen klaagster wenste. Niet is gebleken dat de afwikkeling door toedoen van de notaris niet al in 1993 of kort daarna heeft plaatsgevonden. Ook is niet gebleken van enige nalaten in strijd met de hiervoor geformuleerde tuchtrechtelijke normen terzake van de in 1992 aan de notaris gegeven opdracht.
Het is vervolgens aan klaagster om op de uitnodiging van de notaris zoals hij die in zijn brieven van juni en juli 2003 heeft geformuleerd in te gaan.
5.4 De klacht is, gelet op het vorenstaande, niet ontvankelijk.
6 BESLISSING
De kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo,
verklaart de klacht niet ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. van der Winkel, voorzitter, mr. G. van Eerden, de heer J.E. Huisman, mr. W. Meijling en mr. E.R. Willems, leden en door de voorzitter in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2004