
Jurisprudentie
AQ5852
Datum uitspraak2004-07-22
Datum gepubliceerd2004-07-29
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1262-03
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Datum gepubliceerd2004-07-29
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1262-03
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Indicatie
De kamer oordeelt dat een behoorlijke uitvoering van de verbintenis die de gerechtsdeurwaarder als rolgemachtigde met klager is aangegaan met zich meebrengt dat een zaak niet zonder instructies van de opdrachtgever van de rol mag worden gehaald. De gerechtsdeurwaarder had klager op de consequenties daarvan moeten wijzen. Het hof verwerpt het beroep.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 22 juli 2004 in de zaak onder rekestnummer 1262/2003 GDW van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
t e g e n
[geïntimeerde],
gerechtsdeurwaarder te [woonplaats],
GEïNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 3 december 2003 ingekomen een verzoekschrift van appellant, verder te noemen klager, waarbij hij tijdig hoger beroep instelt tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 4 november 2003, verzonden op 10 november 2003, waarbij de klacht van klager ten dele gegrond en ten dele ongegrond is verklaard, zonder oplegging van een maatregel aan de gerechtsdeurwaarder.
1.2. Op 5 februari 2004 is van de zijde van geïntimeerde, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, een verweerschrift ter griffie ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 juni 2004, alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen en het woord heeft gevoerd. Klager is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de behandeling van de zaak in eerste aanleg en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in haar beslissing van 4 november 2003 heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij nalaat op behoorlijke wijze te antwoorden op de verzoeken van klager, niet (tijdig)afrekent wanneer het aan de orde komt en kosten berekent die op de debiteur moeten worden verhaald.
4.2. Voorts verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat hij op 14 juli 2002, zonder dat hij klager hieraan voorafgaand enige mededeling heeft gedaan, een zaak van de rolzitting heeft gehaald.
4.3. Ook is klager het niet eens met de gang van zaken van de eerste aanleg, in het bijzonder zou het proces-verbaal niet naar waarheid zijn opgemaakt.
4.4. Tenslotte bekrachtigt klager zijn verzoek - zoals gedaan in eerste instantie - om vergoeding van de door hem geleden schade.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
5.1. De gerechtsdeurwaarder betwist de stellingen van klager. Hij is van mening dat hij op alle berichten van klager heeft geantwoord. Bovendien is de gerechtsdeurwaarder van mening dat indien klager niet tevreden is over de behandeling, hij geen gebruik hoeft te blijven maken van de diensten van de gerechtsdeurwaarder.
5.2. De gerechtsdeurwaarder is tevens van mening dat het óók hem vrij staat, indien klager dreigt met het onderbrengen van zijn zaken elders, de dossiers te sluiten in de stand van zaken waarin zij zich bevinden. De brief van 13 juni 2002 is de aanleiding geweest voor de gerechtsdeurwaarder om de samenwerking met klager op te zeggen. Naar aanleiding daarvan heeft de gerechtsdeurwaarder klager telefonisch op de hoogte gesteld van het feit dat een zaak die op 14 juni 2002 zou dienen diezelfde ochtend zou worden ingetrokken. Voor de gerechtsdeurwaarder was de maat vol.
5.3. Tenslotte heeft de gerechtsdeurwaarder betoogd dat alle lopende zaken tot en met 29 augustus 2002 zijn behandeld en afgerekend, onder toepassing van een gemodereerd tarief, zodat klager geen schade heeft geleden.
6. De beoordeling
6.1. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg. In het bijzonder is hij van mening dat het proces-verbaal van de zitting van de kamer van 23 september 2003 een onjuiste weergave van de feiten is. Dit bezwaar van klager behoeft geen nadere bespreking, omdat deze door hem gestelde tekortkoming ten gevolge van de behandeling in hoger beroep is hersteld.
6.2. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
Het hof voegt hieraan toe dat in hoger beroep is gebleken dat er tussen klager en de gerechtsdeurwaarder problemen en meningsverschillen zijn gerezen, die hun grondslag vinden in de wijze van bejegening door klager.
Bovendien is het hof van oordeel, anders dan klager in zijn beroepschrift heeft betoogd dat, gelet op het verhandelde ter zitting en hetgeen uit de stukken blijkt, het gaat om meer dan één dossier.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.4. Het hier voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Schipper, Stille en Van Os en in het openbaar uitgesproken op donderdag 22 juli 2004.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 4 november 2003 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 251.2002 van:
[B] MAKELAARS,
gevestigd te [woonplaats],
klager,
gemachtigde [B], directeur,
tegen:
[H],
gerechtsdeurwaarder te [woonplaats],
beklaagde.
Verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen van 20 september 2002 heeft [B] namens klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.
Bij aangehechte brief met bijlagen van 21 oktober 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder een reactie gegeven op de klacht.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 24 juni 2003 alwaar klager wel, en de gerechtsdeurwaarder alhoewel deugdelijk opgeroepen, niet was verschenen.
Vervolgens is de behandeling aangehouden tot 23 september 2003, alwaar de gerechtsdeurwaarder wel, en klager alhoewel deugdelijk opgeroepen, niet is verschenen.
Van het verhandelde ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 4 november 2003.
Gronden van de beslissing
1. De Feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a) Klager heeft de gerechtsdeurwaarder vorderingen ter incassering in handen gegeven.
b) Bij brief van 29 augustus 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder klager onder meer geschreven:”Onderstaande zaken hebben wij tijdens een onlangs gehouden werkoverleg besproken. Uit diverse dossiers blijkt dat u het niet eens bent met onze werkwijze. Wij hebben dan ook besloten uw dossiers te sluiten en af te rekenen.” Bij brief van 5 september 2002 heeft klager bij de gerechtsdeurwaarder bezwaar gemaakt tegen sluiting van de dossiers.
c) Bij brief van 6 september 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder klager onder meer geschreven:”Naar aanleiding van uw brief van 05 september 2002 delen wij u mede dat gezien de door u gevoerde telefonische gesprekken in diverse dossiers met onze medewerkers, waarvan notities zijn gemaakt, blijkt dat u in het algemeen niet eens bent met onze werkwijze. Deze gesprekken verliepen niet altijd even prettig en diverse werknemers hebben zich dan ook beklaagd over de wijze waarop deze zijn gevoerd. Als reactie op eerdere gesprekken en faxen hebben wij u getracht de werkwijze van ons kantoor uit te leggen en geadviseerd hoer er gehandeld dient te worden in bepaalde zaken. Wederom ontvingen wij op 18 juni 2002 een fax waaruit blijkt dat u geen vertrouwen meer heeft in ons handelen. Zoals u weet verloopt de ene incassozaak wat soepeler dat de andere. Uit diverse dossiers blijkt tevens dat door uw cliënten klachten zijn ingediend bij het VBO of dat zij hun advocaat c.q. rechtsbijstand verzekering hebben ingeschakeld. Voordat de gang naar de Rechter wordt gemaakt moet er ruimte zijn om eventueel tot een oplossing met de wederpartij te komen. Bij de behandeling van incasso/executie zaken dient er een onderling vertrouwen te zijn tussen de opdrachtgever en ons kantoor. Dit vertrouwen ontbreekt! Wij hopen dat u op korte termijn een ander incassobureau kan vinden die uw zaken op uw wijze kan behandelen.”
d) Bij brief van 6 september 2002 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht om nadere uitleg.
e) Bij brief van 12 september 2002 heeft klager de gerechtsdeurwaarder onder meer geschreven:”Op verzoek van een ander deurwaarderskantoor verzoeken wij u om zo spoedig mogelijk, inzake bovengenoemd dossier, ons schriftelijk te bevestigen of er in die zaak nog stukken zijn welke in de procedure van belang kunnen zijn, en of er al dan niet een uitspraak is of verwacht wordt. Voorts verzoeken wij u ons uit te leggen om welke reden de dagvaarding van 31 mei 2002, waarbij de zaak op 14 juni 2002 zou voorkomen, door u op diezelfde dag is teruggenomen. Tevens verzoeken wij u ons te verklaren om welke reden u bij schrijven van 29 augustus 2002, waarvan wij het afschrift bijvoegen, wel een hele reeks kosten in rekening brengt. Wij kunnen ons hiermee niet verenigen.”
f) Bij brief van 12 september 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder klager onder meer geschreven:”Naar aanleiding van uw fax van heden in bovengenoemde zaak delen wij u mede dat er geen stukken in het dossier die van belang zouden kunnen zijn in de procedure. Zoals u reeds is medegedeeld hebben wij de dagvaarding in deze zaak wel betekend, doch de zaak ter zitting teruggenomen. Er zal opnieuw gedagvaard moeten worden. De bedragen zoals opgenomen in onze nota van 29 augustus j.l. zijn de door ons in deze zaak gemaakte kosten.”
g) Bij brief van 13 september 2002 heeft klager de gerechtsdeurwaarder onder meer geschreven:”Voor het terugnemen van die zaak, nota bene op de dag dat die zou voorkomen, heeft u van ons geen instructies gekregen. Eevenmin heeft u met ons overleg gepleegd. Wij zijn van mening dat wij daardoor, onnodig, en door uw toedoen dan wel nalaten, schade lijden.”
h) Bij brief van 13 september 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder klager onder meer geschreven:”Deze zaak hebben wij ter zitting van 14 juni 2002 teruggenomen hetwelk het gevolg was van het feit dat u het vertrouwen in ons had opgezegd. Een en ander hebben wij u op 14 juni 2002 telefonisch medegedeeld.”
i) Bij brief van 20 september 2002 heeft klager de gerechtsdeurwaarder aansprakelijk gesteld wegens nalatigheid bij de uitvoering van de gegeven opdrachten en medegedeeld dat klager bereid is de vorderingen aan een ander kantoor uit handen te geven maar dat niet akkoord wordt gegaan met de verrekening als gedaan bij brief van 29 augustus 2002.
j) Bij brief van 24 september 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2. De klacht
2.1 Klager klaagt -samengevat- over het feit dat de gerechtsdeurwaarder nalaat op behoorlijke wijze te antwoorden, niet afrekent wanneer dat aan de orde is en kosten berekent die op de debiteur moeten worden verhaald. Daarnaast klaagt klager over het feit dat de gerechtsdeurwaarder zonder opdracht een zaak die zou dienen bij de rechtbank heeft teruggenomen.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de Kamer niet bevoegd is van de klacht kennis te nemen. De klacht betreft zaken in het incassotraject. Geen enkele zaak is bij de bevoegde rechter aanhangig gemaakt en van tenuitvoerlegging van titels is geen sprake. Subsidiair heeft de gerechtsdeurwaarder de klachten gemotiveerd betwist. Voor zover van belang wordt dit verweer hierna besproken.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Het primaire verweer wordt verworpen. Anders dan de deurwaarder heeft aangevoerd, ziet de in artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet omschreven tuchtrechtelijke norm blijkens de memorie van toelichting ook op niet-ambtshandelingen, waartoe ook incassoactiviteiten kunnen worden gerekend. De Kamer is derhalve bevoegd om de van de klacht kennis te nemen.
4.2 Uit de stukken is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder de brieven van klager telkens heeft beantwoord. Dat klager met de gegeven antwoorden niet tevreden is, doet daaraan niet af. De gerechtsdeurwaarder heeft op verzoek en in opdracht van klager incassowerkzaamheden verricht. Wegens verschil van inzicht in de wijze waarop de werkzaamheden dienden te worden uitgevoerd, heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht aan klager teruggegeven. Voor zover klager de mening is toegedaan dat de gerechtsdeurwaarder hierdoor wanprestatie heeft gepleegd en klager door het handelen van de gerechtsdeurwaarder schade heeft geleden, dient klager dat voor te leggen aan de gewone rechter. Behoudens bijzondere omstandigheden waarvan hier niet is gebleken is het niet aan de Kamer hierover te oordelen. Hetzelfde geldt voor het antwoord op de vraag of de gerechtsdeurwaarder zijn kosten mocht verrekenen met hetgeen de gerechtsdeurwaarder van klager onder zich had. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg hierover uitsluitsel te verkrijgen.
4.3 Dit is anders ten aanzien van de klacht dat de gerechtsdeurwaarder een zaak zonder opdracht van de rol heeft gehaald. Een behoorlijke uitvoering van de verbintenis die de gerechtsdeurwaarder als rolgemachtigde met klager is aangegaan brengt met zich mee dat een zaak niet zonder instructies van de opdrachtgever van de rol mag worden gehaald. De gerechtsdeurwaarder had klager op de consequenties daarvan moeten wijzen. Klager zou dan in de gelegenheid zijn geweest een andere rolgemachtigde te stellen. De Kamer is daarom van oordeel dat de kosten van de dagvaarding ten onrechte in de aan aanklager verzonden rekening van 29 augustus 2002 zijn opgenomen. De klacht is op dit onderdeel derhalve gegrond.
5. Gelet op het feit dat de gerechtsdeurwaarder klager op 14 juni 2002 heeft medegedeeld dat de zaak op die dag om 10.00 uur zou dienen en daarmee klager in staat heeft gesteld de zaak zelf ter hand te nemen, is het feilen van de gerechtsdeurwaarder niet zodanig dat thans oplegging van een maatregel nodig is. Daarom zal worden beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ten aanzien van de gewraakte rolhandeling gegrond;
- verklaart de overige klachten ongegrond;
- laat het opleggen van een maatregel achterwege.
Aldus gegeven door mr. J.S.W. Holtrop (plaatsvervangend) voorzitter, mr. R.G. Kemmers en en J. Smit (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2003 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Coll.:
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.