Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ5829

Datum uitspraak2004-07-22
Datum gepubliceerd2004-07-29
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers53-04 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

De kamer is van oordeel dat de notaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld in de afhandeling van een nalatenschap. Het hof verwerpt het beroep van klager.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER BIJ VERVROEGING Beslissing van 22 juli 2004 in de zaak onder rekestnummer 53/2004 NOT van: [klager] wonende te [woonplaats], APPELLANT, t e g e n [geïntimeerde], notaris te [plaats], GEÏNTIMEERDE. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Ter griffie van het hof is op 13 januari 2004 ingekomen een geschrift van appellant, verder te noemen klager, waarbij hij hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 12 december 2003, verzonden op 15 december 2003, waarbij de klacht tegen geïntimeerde verder te noemen de notaris ongegrond is verklaard. Bij brieven ingekomen op 30 januari 2004 en 13 februari 2004 heeft klager de gronden van zijn hoger beroep nader aangevuld. 1.2.Van de zijde van de notaris is op 1 april 2004 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen. 1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 24 juni 2004. Klager en de notaris zijn beiden verschenen en hebben het woord gevoerd, de notaris onder meer aan de hand van een pleitnotitie. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken. 3. De feiten Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer daaromtrent in haar beslissing van 12 december 2003 heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat. 4. Het standpunt van klager 4.1. Klager verwijt de notaris onzorgvuldig gehandeld te hebben bij de totstandkoming en de afhandeling van het testament van zijn vader [V], hierna te noemen erflater. 4.2. In de eerste plaats heeft de notaris de wensen van erflater, die glashelder waren, in diens testament juridisch zeer slecht geformuleerd of niet opgenomen. Voorts heeft de notaris nagelaten klager voor te lichten over zijn rol als executeur-testamentair, diens taken en mogelijkheden en het bijbehorende salaris. Een medewerker van de notaris, de heer P.R. de Die, heeft klager onjuist voorgelicht over het testament en het daarin voorkomende fideï–commis de residuo. 4.3. Daarnaast heeft de notaris de afhandeling van het testament vertraagd. Een conceptakte van verdeling werd pas ontvangen twee maanden nadat de verdeling in een gesprek bij de notaris was overeengekomen tussen de erfgenamen. Dit ondanks aandringen van klager om vaart te maken bij de afhandeling. 4.4. Ook is sprake geweest van partijdigheid en manipulatie bij het handelen van de notaris. Zo is tussen de erfgenamen een afspraak gemaakt over de verdeling van de fiscale aftrekpost met betrekking tot de begrafeniskosten. De notaris heeft hierna de tweede echtgenote van erflater verzocht om het effect van de aftrekpost nog eens na te rekenen en op papier te zetten. Dit leverde een minder groot belastingvoordeel op. Het advies is door de notaris “als bewijsstuk” opgenomen in de akte van verdeling en als uitgangspunt genomen voor de berekening. Klager is hierdoor benadeeld. Voorts was tussen de erfgenamen afgesproken dat de stand van de nalatenschap per sterfdatum als uitgangspunt bij de verdeling zou worden genomen. Achteraf heeft de notaris met betrekking tot de depositorente zijn eigen regels toegevoegd, in afwijking van deze afspraak. 5. Het standpunt van de notaris 5.1. De notaris bestrijdt dat het testament onduidelijk is. Het testament is tot stand gekomen in opdracht van erflater, na een bespreking met hem. Vervolgens is een ontwerptestament opgesteld en aan erflater gezonden. Tot slot is erflater uitdrukkelijk gevraagd – bij het passeren van het testament – of dit zijn uiterste wil inhield, hetgeen door hem is bevestigd. De stelling van klager dat erflater hem had toegezegd dat bij zijn overlijden ieder van de kinderen een bedrag van NLG 100.000,- zou ontvangen wordt door de weduwe van erflater tegengesproken en kan ook niet uit het testament worden gelezen. 5.2. Er hebben verschillende besprekingen plaatsgevonden met de erfgenamen van erflater. Hierbij waren de notarieel medewerker – genoemde heer De Die – en de notaris betrokken. In deze gesprekken is over vele facetten van de afwikkeling van de nalatenschap gesproken, waaronder ook over de taak van de executeur, de aangifte voor het recht van successie, te hanteren termijnen enzovoort. 5.4. Klager en de weduwe zijn vervolgens een briefwisseling begonnen waarin verschillende voorstellen over en weer werden gedaan omtrent de afhandeling. Partijen kwamen daar niet uit en de weduwe wendde zich tot de notaris met het verzoek te bemiddelen. Daarop heeft het gesprek van 24 juli 2002 plaatsgevonden en is afgesproken dat de nalatenschap zou worden verdeeld overeenkomstig het ab intestaat erfrecht. Van de weduwe ontving de notaris vervolgens de benodigde stukken, van klager niet. Aan de hand van de verzamelde gegevens heeft de notaris vervolgens de conceptakte van verdeling opgesteld. 5.5. Wat betreft het executeursloon heeft klager, na uitleg over de berekening hiervan, gesteld het “grondig oneens” te zijn, doch het punt te laten rusten en daarop geen beroep te zullen doen. 5.6. Over de vertraging merkt de notaris op dat de laatste informatie hem bereikte op 13 september 2002 en dat het ontwerp van de akte van verdeling daarop op 19 september is verzonden. Daarnaast waren er nog nadere geschilpunten – zoals over de inkomstenbelasting 2001 betreffende erflaters inkomen waarvan de aanslag nog niet was vastgesteld – die mede bepalend waren voor de akte van verdeling. Overigens is de verdelingsakte dertien maanden na het overlijden van erflater gepasseerd, hetgeen een normale termijn is. 5.7. Met betrekking tot de vermeende manipulatie heeft klager de gang van zaken rond de begrafeniskosten en de depositorente aangevoerd. In dit geval kwamen de begrafeniskosten voor rekening van de nalatenschap. Klager wenste bij de verdeling reeds een verrekening van een mogelijk aan de weduwe opkomend inkomstenbelastingvoordeel. De notaris was van mening dat voor een dubbele aftrek van de begrafeniskosten geen ruimte is en hij heeft, tijdens een bespreking aan de weduwe geadviseerd haar belastingadviseur te raadplegen. Bij het opstellen van de verdelingsakte heeft de notaris de afschriften van de depositorekening niet mogen ontvangen. Een door klager samengestelde opgave heeft als grondslag moeten dienen: het daarop voorkomende saldo is in de akte opgenomen. Het deposito liep tot 31 december van het desbetreffende jaar, waardoor de rente hierover nog niet was “gerijpt”. Derhalve was die rente ook niet in het saldo opgenomen. Aangezien er geen rentepercentage bekend was kon ook geen schatting worden gemaakt. De notaris stelt dan ook dat er van manipulatie of partijdigheid geen sprake is geweest en dat hij de belangen van beide partijen heeft behartigd. 6. De beoordeling 6.1. Het hof stelt vooreerst vast dat, in tegenstelling tot hetgeen klager stelt, niet is gebleken dat erflaters testament inconsistenties bevatte. Weliswaar betreft het een ingewikkelde regeling, doch geen onduidelijke regeling. De stelling van klager dat erflater aan zijn kinderen een onmiddellijk uitkeerbare som heeft nagelaten wordt niet door het testament ondersteund en kan de notaris dan ook niet worden tegengeworpen. 6.2. Het hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt. 6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven. 6.4. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing. 7. De beslissing Het hof: - verwerpt het beroep. Deze beslissing is gegeven door mrs. Schipper, Stille, Van Os en in het openbaar uitgesproken op donderdag 22juli 2004. KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE AMSTERDAM BESCHIKKING van 12 december 2003 inzake de klacht nummer K 12/03 van: [klager], wonende te [woonplaats], klager, tegen: [B], notaris te [plaats], beklaagde. 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE De kamer is uitgegaan van de volgende stukken: - klachtbrief met bijlagen van 25 maart 2003, - antwoordbrief met bijlagen van 2 mei 2003, - repliek met bijlagen van 27 mei 2003, - dupliek van 1 juli 2003. De klacht is behandeld ter openbare zitting van 18 november 2003, waar beide partijen zijn verschenen en het woord hebben gevoerd. 2. DE FEITEN Uitgegaan wordt van de volgende feiten: a. De vader van klager is overleden op 2 september 2001. Erflater heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Als erfgenamen heeft hij benoemd zijn tweede echtgenote, mevrouw [V] - verder de weduwe -, en zijn twee zoons, waaronder klager. Klager is benoemd tot executeur-testamentair. De notaris was boedelnotaris. b. Het testament is door de notaris opgemaakt en op 27 november 2000 door hem gepasseerd. Het testament is een aanpassing op een in 1993 verleden testament, in welk testament de erven ieder voor één derde van de nalatenschap zijn benoemd. Aan de weduwe was het vruchtgebruik van de woning met inboedel gelegateerd. De aanpassing houdt in dat bij het einde van het vruchtgebruik anders dan door overlijden van de weduwe, het woonhuis diende te worden verkocht en de daaruit vrijkomende verkoopsom aan de erven diende te worden uitgekeerd in de verhouding 14 % aan de weduwe en 43 % aan ieder van de kinderen. Verder werd een bepaling opgenomen dat na overlijden van de weduwe haar erfdeel aan de kinderen van erflater zou worden uitgekeerd. c. Vanwege verschillen van mening tussen de erven omtrent de afwikkeling van de nalatenschap heeft de weduwe de notaris verzocht te bemiddelen. Op 24 juli 2002 heeft op het kantoor van de notaris een bespreking ter zake plaatsgevonden met de erfgenamen. Tijdens de bespreking is door de erfgenamen besloten geen uitvoering te geven aan het testament en de nalatenschap te verdelen overeenkomstig het ab-intestaat erfrecht. d. Bij brief van 19 september 2002 heeft de notaris aan ieder der deelgenoten de ontwerp verdelingsakte toegezonden. e. Bij brief van 23 oktober 2002 heeft de notaris de erven meegedeeld dat hij niet langer als boedelnotaris kon functioneren en het dossier zou sluiten, een en ander naar aanleiding van de inhoud van de brief van klager aan de notaris van 14 oktober 2002 als reactie op het ontwerp verdelingsakte. f. Vanwege de tussenkomst van de weduwe heeft de notaris de betreffende werkzaamheden voltooid en is tenslotte de akte van verdeling getekend. 3. DE KLACHT De klacht houdt - kort weergegeven - het volgende in. 3.1. Het door de notaris opgestelde testament is onduidelijk en bevat tegenstrijdigheden. De wensen van de erflater zijn door de notaris juridisch slecht geformuleerd en bovendien zijn niet al zijn wensen in het testament opgenomen. De kwaliteit van het testament is onder de maat. 3.2. De notaris is tekort geschoten in het geven van voorlichting omtrent de taken van de executeur-testamentair. 3.3. De notaris heeft de afwikkeling van de nalatenschap in het nadeel van klager vertraagd. Na het gesprek op 24 juli 2002 heeft de notaris ondanks het verzoek van klager om haast te maken pas twee maanden laten bij brief van 19 september een concept akte van verdeling toegezonden. 3.4. De notaris weigert ten onrechte het recht van klager op executeursloon in de akte van verdeling op te nemen althans zijn ongenoegen dat hem geen executeursloon is toegekend. 3.4. De notaris heeft partijdig en manipulatief opgetreden. Ten aanzien van de begrafeniskosten hadden de erfgenamen op 24 juli 2002 op voorstel van de notaris verrekening van het daarover verkregen belastingvoordeel afgesproken. Achter de rug van klager om heeft de notaris de weduwe voorgesteld haar belastingadviseur een nieuwe berekening te laten maken ten nadele van klager. Deze berekening van de adviseur heeft de notaris ten onrechte overgenomen en als bewijsstuk aan de akte toegevoegd. Voorts was op 24 juli 2002 afgesproken om de stand van de nalatenschap per sterfdatum als uitgangspunt bij de verdeling te nemen. In afwijking van deze afspraak heeft de notaris met betrekking tot de rente over de depositorekening achteraf zijn eigen regels toegevoegd. De notaris is in de ogen van klager ernstig te kort geschoten bij de afwikkeling van de nalatenschap. Hij heeft de afwikkeling vertraagd en partijdig gehandeld. Het vertrouwen van klager in het notariaat is ernstig geschaad. 4. HET VERWEER 4.1. De notaris heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer voor zover aan de orde hierna zal worden behandeld. 5. DE BEOORDELING VAN DE KLACHT 5.1. Het eerste klachtonderdeel dat het testament niet duidelijk is en juridisch slecht geformuleerd acht de kamer niet gegrond. Mogelijk vereist het testament vanwege de aanpassingen op een eerder testament aandachtiger lezing, maar niet valt in te zien dat de wensen van erflater door de notaris juridisch onduidelijk dan wel beneden de maat zijn geformuleerd. De stelling van klager dat het de wens was van erflater de zoons per sterfdatum een onmiddellijk uitkeerbare geldsom na te laten, wordt door het testament niet ondersteund. De notaris kan er in elk geval geen enkel verwijt van worden gemaakt dat erflater een en ander niet in het testament heeft laten vastleggen. 5.2. Tegenover de ontkenning van de notaris dat de taken van klager als executeur-testamentair niet met hem zijn besproken, is de desbetreffende stelling van klager onvoldoende aannemelijk geworden. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond. 5.3. Ook is niet gebleken dat de notaris het toesturen van de concept verdelingsakte doelbewust ten nadele van klager heeft vertraagd. Naar zeggen van de notaris heeft hij de laatste - voor de akte relevante - stukken op 13 september 2002 ontvangen. Onder die omstandigheden valt niet in te zien dat de notaris laksheid kan worden verweten. 5.4. Wat het klachtonderdeel ten aanzien van het executeursloon betreft, is op geen enkele wijze gebleken dat de notaris klager daarover onjuist heeft ingelicht of hem toekomend executeursloon heeft onthouden. Nu klager had afgezien van het loon was de notaris niet gehouden het aanvankelijke standpunt van klager op te nemen in de akte. Ook dit onderdeel kan daarom niet slagen. 5.5. Klager is van mening dat de notaris wat de belastingadviezen betreft de afwikkeling van de nalatenschap in zijn nadeel heeft willen beïnvloeden. Het komt de kamer juist voor dat de notaris gezien zijn twijfel over de berekening van voormeld fiscale voordeel, heeft aangeraden – zoals hij heeft verklaard - hierover een belastingadviseur te raadplegen. Aannemelijk is zijn betoog dat hij zulks heeft gedaan tijdens de bijeenkomst op 24 juli 2002. Deze bijeenkomst was langdurig van aard en had de strekking geschilpunten op te lossen. Er is geen grond om aan te nemen dat de notaris daar achteraf met buitensluiting van klager met de weduwe contact over heeft opgenomen. 5.6. Ten aanzien van de rente over de depositorekening heeft de notaris verklaard dat er omtrent de over deze rente gekweekte rente geen afspraken waren gemaakt. Bij de berekening daarvan is hij is uitgegaan van de gegevens die hem ter zake waren verstrekt. Dit uitgangspunt komt de kamer juist voor. Niet valt in te zien dat de notaris in dat opzicht manipulatief dan wel anderszins laakbaar heeft gehandeld. 5.7. Nu ook overigens niet is gebleken dat de notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap onzorgvuldig, vertragend dan wel partijdig is opgetreden, wordt de klacht in al haar onderdelen als ongegrond afgewezen. BESLISSING De kamer van toezicht: - verklaart de klacht ongegrond. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2003 door mr R. Orobio de Castro, voorzitter, mr C.P. Boodt, mr S.G. Ellerbroek, mr A.W.van der Vegt en mr S.J.J. Wiersema, leden, in tegenwoordigheid van mr M.C.E. Steketee, secretaris. mr M.C.E. Steketee, mr R. Orobio de Castro, secretaris. voorzitter. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.