Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ5739

Datum uitspraak2004-07-28
Datum gepubliceerd2004-07-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200400213/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 26 april 1999 heeft het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (hierna: het dagelijks bestuur) aan [vergunninghouder] een ontheffing verleend op grond van de Keur van het Hoogheemraadschap Amstel en Vecht en de Verordening waterhuishouding Amstel en Vecht, voor het omleggen van de waterkering tussen de Vinkeveense plassen en de polder Baambrugge-Westzijds, het verhogen van de waterstand in het nieuw omdijkte gedeelte van de polder Baambrugge-Westzijds tot het niveau van de Vinkeveense plassen, het stichten van een gemaal met twee pompen, het graven van waterpartijen in de polder Baambrugge-Westzijds en het doorgraven van een gedeelte ringdijkperceel en de bestaande dijk voor uitvaart naar de Vinkeveense plassen.


Uitspraak

200400213/1. Datum uitspraak: 28 juli 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te Amsterdam, tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 december 2003 in het geding tussen: appellant en het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. 1. Procesverloop Bij besluit van 26 april 1999 heeft het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (hierna: het dagelijks bestuur) aan [vergunninghouder] een ontheffing verleend op grond van de Keur van het Hoogheemraadschap Amstel en Vecht en de Verordening waterhuishouding Amstel en Vecht, voor het omleggen van de waterkering tussen de Vinkeveense plassen en de polder Baambrugge-Westzijds, het verhogen van de waterstand in het nieuw omdijkte gedeelte van de polder Baambrugge-Westzijds tot het niveau van de Vinkeveense plassen, het stichten van een gemaal met twee pompen, het graven van waterpartijen in de polder Baambrugge-Westzijds en het doorgraven van een gedeelte ringdijkperceel en de bestaande dijk voor uitvaart naar de Vinkeveense plassen. Bij besluit van 15 juli 2002 heeft het dagelijks bestuur het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 1 december 2003, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 9 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 5 februari 2004. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 2 maart 2004 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2004, waar appellant in persoon, bijgestaan door prof. mr. P. Nicolaï, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. L.A.P.M. Morreau, werkzaam voor het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.    Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. 2.2.    Niet in geschil is dat de bekendmaking van het besluit van 26 april 1999 overeenkomstig artikel 3:41 van de Awb is geschiedt, dat er geen plicht tot mededeling in een huis-aan-huisblad bestond, dat – ondanks dat – het dagelijks bestuur het verlenen van de ontheffing gepubliceerd heeft op 22 april 1999 in het huis-aan-huisblad 'Vecht, Amstel en Rijnstreek' en dat appellant eerst na afloop van de in artikel 6:7 van de Awb genoemde termijn bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 26 april 1999. 2.3.    Appellant voert in hoger beroep aan dat hij pas kennis kreeg van de ontheffing van 26 april 1999 na een speurtocht langs ambtelijke diensten en dat hij pas op 31 mei 2002 per telefaxbericht een afschrift van die ontheffing ontving, waarna hij nog diezelfde dag daartegen bezwaar heeft gemaakt. Appellant voert met een beroep op de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2001, inzake no. 200002282/1 (AB 2001/114) aan dat de rechtbank heeft miskend dat een derdebelanghebbende aan wie geen mededeling is gedaan van het besluit en die daarvan geen kennis heeft kunnen nemen via een blad dat wordt verspreid in het gebied waar hij woonachtig is, nog twee weken na ontvangst van het besluit bezwaar kan maken met een beroep op artikel 6:11 van de Awb. 2.4.    Dit betoog faalt. De omstandigheid dat, zoals door appellant onder verwijzing naar het colofon ervan gesteld, het huis-aan-huisblad “Vecht, Amstel en Rijnstreek” niet bij hem wordt bezorgd kan enige termijnoverschrijding verschoonbaar maken omdat appellant niet op de hoogte zou behoeven te zijn van de precieze datum van bekendmaking van het besluit. Dat maakt in dit geval echter niet de termijnoverschrijding van bijna drie jaar verschoonbaar. Appellant kon immers door de bekendmaking van de aanvraag en informatieavond over het voorontwerp-bestemmingsplan peilverhoging Winkelpolder in de in het woongebied van appellant verspreide blad "De Nieuwe Meerbode" van 25 februari 1998 respectievelijk 4 maart 1998 op de hoogte zijn van de plannen tot het realiseren van een directe vaarverbinding van de Winkelpolder met de Vinkeveense Plassen en daarmee van de aanvraag tot ontheffing. Onder die omstandigheden mocht van hem een actieve houding verwacht worden bij het tijdig verkrijgen van kennis over het verdere verloop van de besluitvorming ter zake. Uit de verklaringen van appellant blijkt echter dat hij pas na 12 mei 2002, toen hij met het resultaat van de inmiddels uitgevoerde werkzaamheden werd geconfronteerd, in actie is gekomen. De enkele ter zitting gedane mededeling van appellant dat het blad "De Nieuwe Meerbode" hem niet bekend is, kan aan het vorenstaande niet afdoen. 2.5.    De rechtbank heeft derhalve terecht en op goede gronden overwogen dat het bezwaarschrift van appellant niet tijdig is ingediend en dat het dagelijks bestuur het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. 2.6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat. w.g. Claessens    w.g. Sparreboom Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2004 195-209.